ECLI:NL:GHARL:2019:3189

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
9 april 2019
Publicatiedatum
9 april 2019
Zaaknummer
200.246.136
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herhaald verzoek tot ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van kinderen bij grootouders zonder wettelijke basis

In deze zaak gaat het om een herhaald verzoek van de grootouders om de kinderen [kind 1] en [kind 2] bij hen te plaatsen. De grootouders waren eerder niet-ontvankelijk verklaard in hun verzoek tot plaatsing, omdat zij geen belanghebbenden waren. De moeder van de kinderen heeft het gezag over hen en heeft de plaatsing bij de pleegouders geaccepteerd. De grootouders hebben in hoger beroep verzocht om de beschikking van de rechtbank Overijssel van 8 juni 2018 te vernietigen en hun verzoek om plaatsing van de kinderen bij hen alsnog toe te wijzen. Het hof heeft de procedure in hoger beroep behandeld, waarbij de grootouders bijgestaan werden door hun advocaat, mr. I. Mercanoğlu. De GI en de raad voor de kinderbescherming waren ook betrokken in de procedure. Het hof heeft vastgesteld dat er geen wettelijke basis is voor het verzoek van de grootouders en dat zij geen belang hebben bij hun verzoek in de zin van artikel 3:303 BW. Het hof heeft de beschikking van de rechtbank bekrachtigd, met verbetering van gronden. De beslissing is genomen door de rechters J.H. Lieber, M.J. Stolwerk en I.G.M.T. Weijers-van der Marck, en is op 9 april 2019 in het openbaar uitgesproken.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.246.136
(zaaknummer rechtbank Overijssel 211221)
beschikking van 9 april 2019
inzake
[verzoekster]en
[verzoekster],
wonende te [woonplaats] ,
verzoekers in hoger beroep, verder te noemen: de grootouders,
advocaat: mr. I. Mercanoğlu te Almelo,
en
de gecertificeerde instelling
Stichting Jeugdbescherming Overijssel,
gevestigd te Enschede,
verweerster in hoger beroep, verder te noemen: de GI.
Als overige belanghebbenden zijn aangemerkt:
[belanghebbende],
wonende te [woonplaats] ,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. I. Mercanoğlu te Almelo,
de pleegoudersvan de na te noemen kinderen [kind 1] en [kind 2] ,
wonende op een geheim adres,
verder te noemen: de pleegouders.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikkingen van de rechtbank van Overijssel, zittingsplaats Almelo, van 8 juni 2018 uitgesproken onder voormelde zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met producties, ingekomen op 10 september 2018 ;
- het verweerschrift met producties;
- een brief van de GI van 20 december 2018 met producties.
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 6 november 2018 plaatsgevonden. De grootouders zijn in persoon verschenen, bijgestaan door hun advocaat. Namens de raad voor de kinderbescherming (verder: de raad) is [vertegenwoordiger Raad voor de Kinderbescherming] verschenen. Namens de GI is
[vertegenwoordiger GI] verschenen.
2.3
Bij beslissing van de wrakingskamer van dit hof van 12 december 2018 heeft het hof het verzoek tot wraking van raadsheer mr. H. Phaff toegewezen en het verzoek tot wraking van de raadsheren mrs. J.H. Lieber en I.G.M.T. Weijers-van der Marck afgewezen.
2.4
De ten gevolge van deze wraking opnieuw bepaalde mondelinge behandeling heeft vervolgens op 20 maart 2019 plaatsgevonden. De grootouders zijn in persoon verschenen, bijgestaan door hun advocaat. Tevens is de moeder verschenen. Namens de raad voor de kinderbescherming (verder: de raad) is [vertegenwoordiger Raad voor de Kinderbescherming] verschenen. Namens de GI is [vertegenwoordiger GI] verschenen.

3.De feiten

3.1
De moeder en [naam vader] , de vader, zijn de ouders van:
- [kind 1] (hierna: [kind 1] ), geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] );
- [kind 2] (hierna: [kind 2] ), geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
hierna ook gezamenlijk te noemen “de kinderen”. De moeder en de vader oefenden tot in 2017 gezamenlijk het gezag over [kind 1] en [kind 2] uit. De moeder heeft nu alleen het gezag. Uit de moeder is voorts op [geboortedatum] [kind 3] geboren. [kind 3] heeft zijn hoofdverblijfplaats bij de moeder.
3.2
[kind 1] en [kind 2] zijn op 15 december 2015 onder toezicht gesteld van de GI en op 23 februari 2016 uit huis geplaatst bij de pleegouders (machtiging uithuisplaatsing beschikking kinderrechter in de rechtbank Overijssel van 22 februari 2016). De ondertoezichtstelling en de machtiging uithuisplaatsing zijn telkens verlengd, voor het laatst tot 15 december 2019.
3.3
Bij beschikking van 21 augustus 2018 heeft het hof een omgangsregeling tussen de grootouders en [kind 1] en [kind 2] vastgesteld.
3.4
De moeder en de grootouders hebben bij verzoekschrift, ingekomen bij de rechtbank op 5 december 2017, verzocht om bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad te bepalen:
1) dat [kind 1] en [kind 2] bij de grootouders worden geplaatst, in die zin dat zij voortaan hoofdverblijfplaats bij de grootouders hebben;
2) te bepalen dat de Raad voor de Kinderbescherming een onderzoek doet naar het perspectief van de kinderen en de rechtbank adviseert over de meest wenselijke verblijfplaats van de kinderen.
3.5
Bij de bestreden beschikking van 8 juni 2018 heeft de rechtbank de grootouders niet-ontvankelijk verklaard in hun verzoek omdat zij geen belanghebbenden zijn en het verzoek van de moeder afgewezen omdat zij de plaatsing van de kinderen bij de pleegouders accepteert.

4.De omvang van het geschil

4.1
De grootouders zijn met één grief in hoger beroep gekomen van de beschikking van
8 juni 2018. Zij verzoeken de bestreden beschikking te vernietigen en het verzoek van de grootouders om [kind 1] en [kind 2] bij hen te plaatsen alsnog toe te wijzen
4.2
De GI voert verweer en verzoekt de grootouders niet ontvankelijk te verklaren in hun hoger beroep, dan wel het verzoek van de grootouders te verwerpen.

5.De motivering van de beslissing

5.1
Bij beschikking van 28 november 2017 heeft dit hof de grootouders niet-ontvankelijk verklaard in hun verzoek tot plaatsing van de kinderen bij hen middels een netwerkplaatsing nu een wettelijke basis voor dit verzoek ontbreekt. Zij doen nu opnieuw ditzelfde verzoek. De door grootouders gestelde wijziging van omstandigheden laat onverlet dat zij niet kunnen worden ontvangen in hun verzoek in verband met het ontbreken van een wettelijke basis daarvoor. Het hof is dan ook - ambtshalve - van oordeel dat verzoekers geen belang (in de zin van artikel 3:303 BW) hebben ditzelfde verzoek opnieuw te doen. Deze procedure is dan ook zinloos. Verzoekers noodzaken de GI en de raad nodeloos kosten te maken en kostbare tijd te verspillen.
5.2
Uit de omstandigheid dat tussen de kinderen en de grootouders gezinsleven (“family life”) in de zin van artikel 8 EVRM zou bestaan vloeit niet voort dat de grootouders een verzoek als het onderhavige kunnen doen. De grootouders hebben verder gesteld dat zowel de raad, de GI en Jarabee ernstig hebben gefaald en nog steeds falen en dat uit het Verdrag van de Rechten van het Kind dan voortvloeit dat de grootouders toegang hebben tot de rechter om ten aanzien van de kinderen verzoeken te doen. Het hof volgt de grootouders daarin niet, temeer nu ter bescherming van de belangen van het kind andere juridische middelen ter beschikking staan.
Het hof zal gelet op het vorenstaande de bestreden beschikking bekrachtigen zij het met verbetering van gronden.

6.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
bekrachtigt de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, van 8 juni 2018.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J.H. Lieber, M.J. Stolwerk en I.G.M.T. Weijers-van der Marck, bijgestaan door F.E. Knoppert als griffier, en is op 9 april 2019 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.