ECLI:NL:GHARL:2019:3136

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
9 april 2019
Publicatiedatum
9 april 2019
Zaaknummer
200.252.990
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid van hoger beroep en herstelexploot in civiele procedure

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 9 april 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep. De zaak betreft een geschil tussen de besloten vennootschap Lingemeer Holding B.V. en de gemeente Buren. Lingemeer had de gemeente gedagvaard in hoger beroep, maar het hof constateerde dat de aanhangigheid van het geding in hoger beroep was vervallen. Dit was het gevolg van het niet tijdig indienen van het exploot van dagvaarding, zoals vereist door artikel 125 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Het hof oordeelde dat het herstelexploot, dat op 16 november 2018 was uitgebracht, buiten de termijn van twee weken na de roldatum van 30 oktober 2018 viel. Hierdoor was Lingemeer niet-ontvankelijk in haar hoger beroep van het vonnis van de rechtbank Gelderland van 20 september 2017.

Het hof heeft vervolgens Lingemeer veroordeeld in de kosten van het hoger beroep, die zijn vastgesteld op € 1.978,-- voor verschotten en € 537,-- voor salaris van de advocaat. Het arrest is uitvoerbaar bij voorraad verklaard voor zover het de proceskostenveroordeling betreft. De uitspraak is gedaan door de rechters H. Wammes, C.J.H.G. Bronzwaer en S.B. Boorsma, en is in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.252.990
(zaaknummer rechtbank Gelderland C/05/309252)
arrest van 9 april 2019
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Lingemeer Holding B.V.,
gevestigd te Buren,
appellante,
in eerste aanleg: eiseres,
hierna: Lingemeer,
advocaat: mr. R.Ph.E.M. Cratsborn,
tegen:
de publiekrechtelijke rechtspersoon
gemeente Buren,
zetelend te Maurik, gemeente Buren,
geïntimeerde,
in eerste aanleg: gedaagde,
hierna: de gemeente,
advocaat: mr. M. Stokdijk.

1.Het geding in eerste aanleg

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar de inhoud van de vonnissen van
22 februari 2017 en 20 september 2017 die de rechtbank Gelderland heeft gewezen.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding in hoger beroep van 19 december 2017, waarbij Lingemeer de gemeente heeft gedagvaard te verschijnen bij het hof op de roldatum 30 oktober 2018,
- de hersteldagvaarding in hoger beroep van 16 november 2018, waarbij Lingemeer de gemeente heeft gedagvaard te verschijnen bij het hof op de roldatum 22 januari 2019,
- het aanbrengen van de zaak op de rol van het hof van 22 januari 2019 door Lingemeer,
- de akte van de gemeente,
- de akte van Lingemeer.
2.2
Vervolgens heeft het hof arrest bepaald (op het griffiedossier).

3.De ontvankelijkheid van het hoger beroep

3.1
Artikel 125 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv) bepaalt onder meer:
1. Het geding is aanhangig vanaf de dag van dagvaarding.
2. Het exploot van dagvaarding wordt door de eiser ter griffie ingediend uiterlijk op de laatste dag waarop de griffie is geopend, voorafgaande aan de in de dagvaarding vermelde roldatum.
(…)
5. De aanhangigheid van het geding vervalt indien het exploot van dagvaarding niet uiterlijk op het in het tweede lid vermelde tijdstip ter griffie is ingediend, tenzij binnen twee weken na de in de dagvaarding vermelde roldatum een geldig herstelexploot is uitgebracht.
3.2
Het bepaalde in artikel 125 Rv is op grond van artikel 353 lid 1 Rv van overeenkomstige toepassing in hoger beroep.
3.3 Het hof constateert dat de aanhangigheid van het geding in hoger beroep is vervallen. Het exploot van dagvaarding van 19 december 2017 is namelijk niet uiterlijk op de laatste dag waarop de griffie is geopend, voorafgaande aan de in de dagvaarding vermelde roldatum van 30 oktober 2018, ingediend, terwijl niet binnen twee weken na die roldatum een geldig herstelexploot is uitgebracht. Het herstelexploot is immers buiten die termijn van twee weken uitgebracht op 16 november 2018.
3.4
Gelet op het vorenstaande zal het hof Lingemeer niet-ontvankelijk in het hoger beroep van genoemd vonnis van 20 september 2017 verklaren. Het hof komt niet toe aan inhoudelijke behandeling van de zaak.
3.5
Gezien de daartoe strekkende conclusie van de gemeente zal het hof Lingemeer, als de in het ongelijk te stellen partij, in de kosten van het hoger beroep veroordelen. De kosten voor de procedure in hoger beroep aan de zijde van de gemeente zullen worden vastgesteld op:
- verschotten (griffierecht) € 1.978,--
- salaris advocaat € 537,-- (1/2 punt x tarief II).
3.6
Gezien de daartoe strekkende conclusie van de gemeente zal het hof het arrest uitvoerbaar bij voorraad verklaren voor zover het de hierin vermelde proceskosten-veroordeling betreft.

4.4. De beslissing

Het hof, recht doende:
verklaart Lingemeer niet-ontvankelijk in haar hoger beroep van het tussen partijen gewezen vonnis van de rechtbank Gelderland van 20 september 2017;
veroordeelt Lingemeer in de kosten van het hoger beroep, tot aan deze uitspraak aan de zijde van de gemeente vastgesteld op € 1.978,-- voor verschotten en op € 537,-- voor salaris overeenkomstig het liquidatietarief;
verklaart dit arrest voor zover het de hierin vermelde proceskostenveroordeling betreft uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. H. Wammes, C.J.H.G. Bronzwaer en S.B. Boorsma en is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 9 april 2019.