ECLI:NL:GHARL:2019:2974

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
2 april 2019
Publicatiedatum
2 april 2019
Zaaknummer
200.248.250
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Benoeming van grootouders tot voogd na gezagsbeëindiging van moeder over minderjarige

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 2 april 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep over de gezagsbeëindiging van de moeder over haar minderjarige dochter, [naam kind]. De moeder, die alleen belast was met het gezag, had in eerste aanleg de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland aangevochten, waarin haar gezag was beëindigd en de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering (GI) tot voogd was benoemd. De moeder verzocht het hof om haar gezag te herstellen of, subsidiair, de grootouders als voogd aan te wijzen.

Het hof heeft vastgesteld dat [naam kind] sinds 2012 onder toezicht staat van de GI en sinds 2015 bij de grootouders woont. De moeder heeft in de afgelopen jaren niet de feitelijke verzorging en opvoeding van [naam kind] op zich genomen, en er zijn zorgen over haar opvoedvaardigheden en persoonlijke problemen. Het hof heeft de belangen van [naam kind] vooropgesteld en geconcludeerd dat de moeder niet in staat is om de zorg voor haar dochter op zich te nemen binnen een aanvaardbare termijn. De grootouders zijn in staat gebleken om de nodige zorg en ondersteuning te bieden aan [naam kind].

Het hof heeft de bestreden beschikking vernietigd en de grootouders benoemd tot voogd over [naam kind]. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en de kosten van het geding in hoger beroep zijn gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt. Deze uitspraak benadrukt het belang van stabiliteit en continuïteit in de opvoeding van minderjarigen, vooral in situaties waarin het gezag van een ouder beëindigd moet worden.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.248.250
(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland 459650)
beschikking van 2 april 2019
inzake
[verzoekster],
wonende te [woonplaats] ,
verweerster in het principaal hoger beroep,
verzoekster in het incidenteel hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. C.C. Sneper te Rotterdam,
en
raad voor de kinderbescherming,
gevestigd te Utrecht,
verweerder in hoger beroep,
verder te noemen: de raad.
Als overige belanghebbenden zijn aangemerkt:
de gecertificeerde instelling
William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering,
gevestigd te Amsterdam,
verder te noemen: de GI,
en
[pleegouders], en
[pleegouders],
wonende te Hilversum,
verder te noemen: de grootouders of de pleegouders,
advocaat: mr. J.J. Boekhout te Zeist.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, van 16 juli 2018, uitgesproken onder voormeld zaaknummer. Deze beschikking wordt verder aangeduid als “de bestreden beschikking”.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met producties, ingekomen op 16 oktober 2018;
- het verweerschrift tot referte tevens (voorwaardelijk) incidenteel hoger beroep met een
productie van de grootouders;
- de pleitnota van de raad;
- een journaalbericht van mr. Boekhout van 25 februari 2019 met producties.
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 5 maart 2019 plaatsgevonden. De moeder is in persoon verschenen, bijgestaan door haar advocaat en vergezeld van [vertegenwoordiger van de stichting] van Stichting Diversiteit en Zorg Veghel. Namens de raad is [vertegenwoordiger van de raad] verschenen. Namens de GI is verschenen [vertegenwoordiger van de GI] , waarnemend jeugdbeschermer. Ook de grootouders zijn verschenen, bijgestaan door hun advocaat.

3.De feiten

3.1
Uit de moeder is geboren [naam kind] (verder: [naam kind] ) op [geboortedatum] 2009 te [geboorteplaats] . De moeder is alleen belast met het gezag over [naam kind] . De vader van [naam kind] is [vader] (verder: de vader). Hij heeft [naam kind] niet erkend.
3.2
[naam kind] staat sinds 9 september 2012 onder toezicht van de GI en is sinds 9 september 2015 uithuisgeplaatst met een machtiging. Bij beschikking van 14 augustus 2017 is de ondertoezichtstelling van [naam kind] verlengd tot 9 september 2018. Ook de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind] in een voorziening voor pleegzorg is bij beschikking van
14 augustus 2017 verlengd tot 9 september 2018.
3.3
[naam kind] is sinds september 2015 met een machtiging geplaatst bij de grootouders. Daarvoor verbleef [naam kind] al op vrijwillige basis bij de grootouders.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank, op verzoek van de raad, het gezag van de moeder over [naam kind] beëindigd en de GI tot voogd benoemd.
4.2
De moeder is met twee grieven in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking. Deze grieven beogen het geschil in hoger beroep in volle omvang aan de orde te stellen. De moeder verzoekt het hof de bestreden beschikking te vernietigen en haar per direct in het gezag te herstellen dan wel subsidiair de grootouders met de voogdij over [naam kind] te belasten dan wel een beslissing te nemen die het hof juist acht.
4.3
De grootouders voeren verweer en stellen (voorwaardelijk) incidenteel hoger beroep in. De grootouders verzoeken het hof de bestreden beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, te vernietigen. Zij refereren zich aan het oordeel van het hof ten aanzien van de verzoeken van de moeder in hoger beroep. De grootouders verzoeken het hof in het (voorwaardelijk) incidenteel hoger beroep te bepalen dat zij worden belast met de voogdij over [naam kind] .

5.De motivering van de beslissing

5.1
Op grond van artikel 1:266 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechter het gezag van een ouder beëindigen indien
a. een minderjarige zodanig opgroeit dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en de ouder niet de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding in staat is te dragen binnen een voor de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, of
b. de ouder het gezag misbruikt.
5.2
Gelet op het bepaalde in de artikelen 3 en 20 van het Verdrag inzake de rechten van het kind overweegt het hof dat bij het nemen van een beslissing tot beëindiging van het gezag van de ouders de belangen van het kind voorop staan. Het kind dat niet verblijft in het eigen gezin heeft recht op zekerheid, continuïteit en ongestoorde hechting in de alternatieve leefsituatie en duidelijkheid over zijn opvoedingsperspectief.
5.3
Het blijk geven van duurzame bereidheid van de ouder om het kind in het pleeggezin waar het verblijft te laten opgroeien dient in de beoordeling te worden betrokken, maar staat - gelet op het belang van het kind bij stabiliteit en continuïteit in zijn opvoedingssituatie - niet (zonder meer) in de weg aan beëindiging van het gezag.
5.4
Het hof is met de rechtbank van oordeel dat het gezag van de moeder over [naam kind] dient te worden beëindigd en overweegt hiertoe als volgt.
Vaststaat dat [naam kind] een kwetsbaar meisje is met forse kindeigen problemen. Zij is gediagnosticeerd met zwakbegaafdheid en een achterstand in haar sociaal-emotionele, cognitieve en motorische ontwikkeling. [naam kind] heeft in haar eerste levensjaren veel ingrijpende gebeurtenissen meegemaakt, waardoor zij moeite heeft met hechten en emotionele problemen laat zien. Zij raakt snel in conflict met anderen en dan gaat zij huilen, slaan, spugen en schreeuwen.
Ook bij de moeder is sprake van persoonlijke problemen die tot neerslachtigheid en somberheid kunnen leiden. Daarnaast heeft de moeder beperkte opvoedvaardigheden. De moeder voert al jaren niet meer de feitelijke verzorging en opvoeding uit over [naam kind] . Het opvoedperspectief van [naam kind] ligt bij de grootouders.
Het hof is van oordeel dat aannemelijk is geworden dat de moeder niet in staat is om de verzorging en opvoeding van [naam kind] op zich te nemen binnen een voor [naam kind] aanvaardbare termijn. Het hof acht het in het belang van [naam kind] dat de juridische situatie thans in overeenstemming wordt gebracht met de feitelijke situatie.
Het is in het belang van [naam kind] dat er rust, duidelijkheid en zekerheid komt over haar perspectief. Voor [naam kind] is het belangrijk dat zij weet dat haar grootouders haar de dagelijkse zorg blijven bieden. Van belang is dat de juiste hulp wordt gestart, gecontinueerd en volledig wordt afgerond. [naam kind] (en de grootouders) hebben nog altijd hulp nodig om het problematische gedrag van [naam kind] te laten afnemen, haar de gelegenheid te bieden om haar ingrijpende levensgebeurtenissen een plekje te geven en om de hechting met de grootouders te optimaliseren. Het belang van [naam kind] bij rust, duidelijkheid en zekerheid dient te prevaleren boven het belang van de moeder bij continuering van het ouderlijk gezag.
Het hof acht het positief dat de grootouders de moeder in het leven van [naam kind] betrekken. De moeder en [naam kind] hebben goed contact en [naam kind] logeert in de vakanties bij de moeder. De moeder heeft een belangrijke rol in het leven van [naam kind] en dat dient zo te blijven.
5.5
De stelling van de moeder dat [naam kind] niet wordt bedreigd in haar ontwikkeling en dat er om die reden niet tot gezagsbeëindiging kan worden over gegaan, gaat gezien het bovenstaande niet op. Dat het thans zo goed met [naam kind] gaat, is vooral te danken aan de inspanningen van de grootouders. De grootouders zijn in staat om [naam kind] te kunnen geven wat zij nodig heeft. De grootouders zoeken zelf hulp en aanvaarden deze. [naam kind] is gehecht aan de grootouders. Deze positieve ontwikkeling in het leven van [naam kind] maakt echter niet dat zij weer bij de moeder kan gaan wonen. De moeder stelt overigens in haar beroepschrift ook dat het in het belang is van [naam kind] dat zij bij de grootouders opgroeit. Het primaire verzoek van de moeder dient te worden afgewezen.
5.5
Het hof acht het in het belang van [naam kind] dat de grootouders worden benoemd tot voogd. [naam kind] woont sinds april 2015 bij de grootouders en zij heeft hier een positieve ontwikkeling doorgemaakt. Gebleken is dat de GI de afgelopen acht maanden, sinds zij tot voogd is benoemd, niet of nauwelijks van zich heeft laten horen richting de grootouders. De grootouders hebben verklaard dat zij verschillende malen om contact of hulp hebben gevraagd, maar dat zij geen reactie kregen van de GI. De grootouders hebben voorts verklaard dat de aanwezigheid van de GI als voogd de afgelopen maanden vooral belemmerend en vertragend heeft gewerkt onder andere in het opstarten van hulpverlening voor [naam kind] . De grootouders hebben in de maanden dat er geen contact was met de GI enkele malen zelf hulp moeten zoeken en in het belang van [naam kind] beslissingen moeten nemen. Zo hebben zij hulp voor [naam kind] bij Carehouse gevraagd en geregeld dat [naam kind] naar een andere school kon gaan in verband met pesterijen op haar oude school. De grootouders hebben de belangen van [naam kind] goed behartigd en zijn ook steeds in overleg met de moeder geweest. Daar komt bij dat uit de door de moeder overgelegde brochure over pleegoudervoogdij blijkt dat de grootouders begeleiding zullen blijven ontvangen van de pleegzorgaanbieder.
De eerdere zorgen over de relatie tussen de moeder en de grootouders zijn naar het oordeel van het hof voldoende weggenomen, nu ter zitting is gebleken dat de relatie rustiger en stabieler is. De moeder is verhuisd naar [woonplaats] en dat heeft een positieve uitwerking gehad op de relatie met de grootouders. Zij zijn thans beter in staat samen te overleggen en de communicatie verloopt soepeler. Het hof heeft ter mondelinge behandeling eveneens de indruk gekregen dat de grootouders, ook al kunnen zij soms een verschil van mening hebben met de moeder, prima in staat zijn de belangen van [naam kind] voorop te zetten. Het subsidiaire verzoek van de moeder en het (voorwaardelijke) verzoek van de grootouders in het incidenteel hoger beroep zal derhalve in het belang van [naam kind] worden toegewezen.

6.De slotsom

Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen dient het hof de bestreden beschikking zowel in het principaal als in het incidenteel hoger beroep te vernietigen ten aanzien van de benoeming van de voogd over [naam kind] en te beslissen als volgt.

7.De beslissing

Het hof, beschikkende in het principaal en in het incidenteel hoger beroep:
vernietigt de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, van 16 juli 2018 ten aanzien van de benoeming van de voogd over [naam kind] en opnieuw beschikkende:
benoemt tot voogd over [naam kind] de grootouders;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, van 16 juli 2018 voor het overige;
compenseert de kosten van het geding in hoger beroep in die zin, dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mrs. R. Feunekes, J.H. Lieber en M.J. Stolwerk, bijgestaan door mr. M. Ligtenberg-Vastenholt als griffier, en is op 2 april 2019 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.