Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoeker in het principaal hoger beroep,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, gaat het om een echtscheiding tussen twee partijen, de man en de vrouw, die op [trouwdag] 2007 in de gemeente [plaats] zijn gehuwd. De rechtbank Gelderland had op 26 maart 2018 de echtscheiding uitgesproken, maar de inschrijving van deze beschikking in de registers van de burgerlijke stand is niet binnen de vereiste termijn van zes maanden na de dag waarop de beschikking in kracht van gewijsde is gegaan, gedaan. Hierdoor heeft de echtscheidingsbeschikking haar kracht verloren, en zijn partijen nog steeds gehuwd.
De man en de vrouw hebben samen twee kinderen, [kind 1] en [kind 2], en zijn in hoger beroep gekomen met betrekking tot de alimentatieverplichtingen. De man verzoekt de kinderalimentatie te verlagen en de partneralimentatie op nihil vast te stellen, terwijl de vrouw verweer voert en zelf ook in incidenteel hoger beroep komt met verzoeken tot verhoging van de alimentatie. Het hof heeft vastgesteld dat partijen geen verzoek tot inschrijving van de echtscheidingsbeschikking hebben gedaan, waardoor de echtscheiding niet is geëffectueerd. Dit heeft geleid tot de conclusie dat de verzoeken in zowel het principaal als het incidenteel hoger beroep niet ontvankelijk zijn, omdat er geen rechtsgrond meer is voor de behandeling van deze verzoeken.
De beslissing van het hof is dat zowel de man als de vrouw niet-ontvankelijk worden verklaard in hun hoger beroep, en de proceskosten worden gecompenseerd, waarbij elke partij de eigen kosten draagt. De beschikking is op 2 april 2019 uitgesproken in het openbaar.