Uitspraak
[appellant],
[geïntimeerde],
1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
2.De vaststaande feiten
“Gastenverblijf / schuur”vermeld waar eerder enkel
“Gastenverblijf”werd vermeld en als antwoord op vraag m staat vermeld:
“Interne verbouwing buitenverblijf / schuur”waar eerste
“Interne verbouwing”werd vermeld.
3.Het geschil en de beslissing in eerste aanleg
4.De beoordeling van de grieven en de vordering
€ 11.283,92 aan schadevergoeding wegens een tekortkoming in de nakoming, althans onrechtmatig handelen wegens onjuiste en/of misleidende mededelingen door of namens [geïntimeerde] , alsmede [geïntimeerde] te veroordelen tot betaling van de buitengerechtelijke kosten van
€ 8.289,38, alle bedragen te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 25 mei 2016, met veroordeling van [geïntimeerde] in de kosten van het geding waaronder de nakosten.
“als woonhuis”(rov. 2.3), kan de omstandigheid dat het bijgebouw niet permanent kan worden bewoond en dat daarin geen B&B kan worden gevestigd, niet tot het oordeel leiden dat de verkochte onroerende zaak niet geschikt is voor het overeengekomen normaal gebruik als woonhuis. Het niet permanent kunnen bewonen van het bijgebouw en het niet kunnen vestigen van een B&B daarin staan een normaal gebruik als woonhuis van het hoofdgebouw immers niet in de weg.
“(…) werd bij het betreden van het buitenverblijf door mij een penetrante lucht bemerkt. Onmiddellijk maakte mevrouw [H] de opmerking dat het stonk naar een teerachtige lucht. (…)”. Verder heeft [G] verklaard dat ook bij de tweede bezichtiging de teerlucht in het buitenverblijf aan de orde kwam. Mevrouw [H] heeft verklaard
“(…) Toen ik daar op 14 januari naar binnen stapte zei ik: het stinkt hier naar teer en dat lijkt me niet gezond.”. De zoon van de heer [appellant] heeft verder verklaard:
“(…) naar mijn mening stonk het erg sterk naar teer met een schoonmaak geur. (…)”. Uit deze verklaringen volgt dat deze personen reeds bij de bezichtiging(en) binnen een teerlucht roken. Daarop had de mededeling van de makelaar echter geen betrekking. Ook in deze lezing rechtvaardigt die mededeling dus geen beroep op dwaling op grond van de stelling dat die opmerking onjuist zou zijn.