In deze zaak, die voor het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden is behandeld, gaat het om een geschil tussen [Appellant] en [Geïntimeerde] over de totstandkoming van een geldleningsovereenkomst van € 10.000,-. Het hof heeft op 2 april 2019 arrest gewezen, waarbij het de verklaringen van getuigen heeft gewogen en de bewijswaardering heeft uitgevoerd. Het hof heeft vastgesteld dat [Geïntimeerde] voldoende bewijs heeft geleverd dat de geldleningsovereenkomst tot stand is gekomen. Dit blijkt uit getuigenverklaringen en bankafschriften die de opname van bedragen door [Geïntimeerde] bevestigen. [Appellant] heeft de stelling van [Geïntimeerde] betwist, maar het hof oordeelt dat de verklaringen van de getuigen, die geen directe betrokkenheid bij de partijen hebben, geloofwaardig zijn. Het hof heeft de grieven van [Appellant] verworpen en het vonnis van de kantonrechter bekrachtigd, waarbij [Appellant] is veroordeeld tot terugbetaling van het geleende bedrag en in de kosten van het hoger beroep.