ECLI:NL:GHARL:2019:286

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
15 januari 2019
Publicatiedatum
15 januari 2019
Zaaknummer
200.198.232/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak over de ontvankelijkheid van een vereniging van eigenaren in een vordering tot betaling van contributie door een recreatiewoning eigenaar

In deze tussenuitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, gedateerd 15 januari 2019, staat de ontvankelijkheid van de Vereniging van Eigenaren Bungalowpark '[B]' centraal. De vereniging heeft de eigenaar van een recreatiewoning, [appellant], aangesproken op zijn betalingsverplichtingen met betrekking tot de contributie. [Appellant] heeft verweer gevoerd en stelt dat de vereniging niet-ontvankelijk is in haar vordering, omdat er geen rechtsgeldig bestuursbesluit zou zijn genomen om hem in rechte te betrekken. Het hof heeft de vereniging in de gelegenheid gesteld om de notulen van de bestuursvergadering waarin het besluit tot dagvaarding is genomen, in het geding te brengen. De zaak is eerder behandeld in een comparitie van partijen, die was geschorst vanwege een wrakingsverzoek. Het hof heeft de feiten vastgesteld zoals die door de kantonrechter zijn vastgesteld in een eerder vonnis van 17 mei 2016. De vereniging heeft [appellant] in eerste aanleg veroordeeld tot betaling van achterstallige contributie, maar [appellant] heeft in reconventie schadevergoeding gevorderd wegens ondeugdelijk bestuurlijk beleid. Het hof houdt verdere beslissingen aan in afwachting van de aktewisseling.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.198.232/01
(zaaknummer rechtbank Overijssel 4323025/ CV EXPL 15-5130)
arrest van 15 januari 2019
in de zaak van
[appellant] ,
wonende te [A] ,
appellant in het principaal hoger beroep,
geïntimeerde in het incidenteel hoger beroep,
in eerste aanleg: gedaagde in conventie en eiser in reconventie,
hierna:
[appellant],
advocaat: mr. D.F. Briedé, kantoorhoudend te Almelo,
tegen
Vereniging van Eigenaren Bungalowpark " [B] ",
gevestigd te [A] ,
geïntimeerde in het principaal hoger beroep,
appellante in het incidenteel hoger beroep,
in eerste aanleg: eiseres in conventie en verweerster in reconventie,
hierna:
de vereniging,
advocaat: mr. S. Maakal, kantoorhoudend te Heerenveen.
Het hof verwijst naar zijn tussenarrest van 9 januari 2018 en neemt de inhoud daarvan over.

1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep

1.1
Ter uitvoering van genoemd tussenarrest heeft op 24 mei 2018 een comparitie van partijen plaatsgehad, waarvan de behandeling is geschorst in verband met een wrakingsverzoek. Van die comparitie is een proces-verbaal opgemaakt dat zich bij de stukken bevindt. Nadat het wrakingsverzoek ten aanzien van de voorzitter van die combinatie was gehonoreerd, heeft er op 18 december 2018 opnieuw een comparitie van partijen plaatsgevonden ten overstaan van drie andere raadsheren van het hof.
Het proces-verbaal van die comparitie bevindt zich eveneens bij de stukken.
1.2
Vervolgens hebben partijen arrest gevraagd en heeft het hof arrest bepaald op het comparitiedossier, aangevuld met het proces-verbaal van de comparitie.
1.3
Op 10 januari 2019 is van mr. Maakal een brief ontvangen. Deze wordt aan het proces-verbaal gehecht.

2.De vaststaande feiten

2.1
Het hof gaat in hoger beroep uit van de feiten zoals vastgesteld door de kantonrechter in de rechtsoverwegingen 2.1 tot en met 2.5 van het vonnis van 17 mei 2016, nu tegen die vaststelling geen grieven zijn gericht en ook overigens niet van bezwaren daartegen is gebleken. Aangevuld met hetgeen in dit hoger beroep verder als onweersproken vast staat, gaat het om het volgende.
2.2
[appellant] heeft van Reggestroom Projektrealisatie B.V. een perceel bouwterrein gekocht op het landgoed " [B] " te [A] , [a-straat 1] , bestemd om te worden bebouwd met een recreatieve bungalow.
2.3
In de akte van levering van 19 juli 1999 is onder meer het volgende opgenomen:
“Artikel 6
1. Voor alle op het verkochte rustende verplichtingen, welke voorvloeien uit kwalitatieve verbintenissen en/of kettingbedingen, wordt ten deze verwezen naar de ALGEMENE AKTE met betrekking tot het BUNGALOWPARK “ [B] ”, inhoudende de algemene voorwaarden, de vestiging der kwalitatieve verbintenissen en erfdienstbaarheden, oprichting vereniging van eigenaren, uitgifte in erfpacht en onherroepelijke volmacht, enzovoort (…)
2. Als onverbrekelijk onderdeel van voorschreven koop- en aannemingsovereenkomst zijn op het verkochte mede onvoorwaardelijk van toepassing verklaard de ALGEMENE VOORWAARDEN met betrekking tot het BUNGALOWPARK " [B] ", (...) welke vorenbedoelde voorwaarden bij de Algemene Akte ten behoeve van de verkoper als KWALITATIEVE VERBINTENISSEN zijn gevestigd, zodat de Algemene Voorwaarden van rechtswege overgaan op de koper en diens rechtsopvolgers (…)
3. (…) Als onverbrekelijk onderdeel van voorschreven koop- en aannemingsovereenkomst is koper krachtens het bepaalde in artikel 6 van de Algemene Voorwaarden verplicht om zich als lid van de eigenaarsvereniging aan te melden en om van de eigenaarsvereniging lid te blijven zolang hij eigenaar is van het verkochte. Ten gevolge van het ondertekenen van de onderhavige akte van levering wordt de koper van rechtswege geacht zich als lid van de eigenaarsvereniging te hebben aangemeld, waartegenover de koper verklaarde zich bij deze te verbinden om alle uit het lidmaatschap der eigenaarsvereniging voortvloeiende verplichtingen, waaronder zijn aandeel in de servicekosten en kosten van onderhoud, gebruik en vernieuwing van de gemeenschappelijke toegangswegen en de gemeenschappelijke nutsvoorzieningen en voorts (…) zijn aandeel in de kosten van afvoer van huisvuil, enzovoort stipt te zullen nakomen en naleven.”
2.4
Artikel 6 van de algemene voorwaarden houdt onder meer het volgende in:
“(…) Ook voor het geval een eigenaar om welke reden ook geen lid van de vereniging mocht blijken te zijn dan is (…) de betreffende eigenaar toch op grond van de onderhavige Algemene Voorwaarden jaarlijks aan de eigenaarsvereniging een bedrag wegens servicekosten en kosten van onderhoud, gebruik en vernieuwing, almede kosten van afvoer van huisvuil verschuldigd, dat gelijk is aan de bijdragen en de lidmaatschapskosten, die aan de leden zelf door de vereniging in rekening worden gebracht. (…)”
2.5
In de statuten van de vereniging – een gewone vereniging in de zin van artikel 2:26 e.v. BW en niet een vereniging van eigenaars in de zin van artikel 5:124 e.v. BW – is voor zover van belang opgenomen:
“Artikel 5
1. Het lidmaatschap eindigt:
(…)
c. door ontzetting namens de vereniging, waartoe het bestuur met algemene stemmen kan besluiten hetzij wanneer een lid handelt in strijd met de statuten, reglementen of besluiten van de vereniging, waaronder in ieder geval zijn begrepen de krachtens de onderhavige Algemene Akte vastgelegde (…) Algemene Voorwaarden, hetzij de vereniging op onredelijke wijze behandelt. Terzake van deze ontzetting is het bepaalde in artikel 36 lid 2 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek volledig van toepassing.
(…).
5. Beëindiging van het lidmaatschap – door welke oorzaak dan ook – ontslaat een lid niet van zijn lopende verplichtingen met betrekking tot de aansprakelijkheid der leden voor verbintenissen der vereniging.
6. Bij niet of niet tijdig gehele of gedeeltelijke betaling van de aan het lidmaatschap verbonden financiële verplichtingen komen alle kosten tot verhaal daarvan, zowel de gerechtelijke als buitenrechtelijke, alsmede de wettelijke rente voor rekening van het desbetreffende lid. (…)
Artikel 7
De jaarlijkse contributie en eventuele omslagen worden vastgesteld door de algemene vergadering aan de hand van een door het bestuur opgestelde exploitatiebegroting. (…)
Artikel 11
1. Het bestuur vergadert zo dikwijls de voorzitter of tenminste twee andere leden zulks noodzakelijk achten.
2. De besluitvorming in het bestuur geschiedt bij meerderheid van stemmen.
3. Van het verhandelde in elke bestuursvergadering worden door de secretaris notulen gemaakt die door het bestuur worden vastgesteld en ten blijke daarvan door de voorzitter en secretaris worden ondertekend.
Artikel 12
1.Behoudens de beperkingen volgens de statuten is het bestuur belast met het besturen van de vereniging. (…)
5. De vereniging wordt in- en buiten rechte vertegenwoordigd:
a. Hetzij door het voltallige bestuur;
b. Hetzij door twee gezamenlijk handelende bestuursleden. (…)
Artikel 16 (…)
3. Voorzover de statuten, wet of het huishoudelijk reglement niet anders bepalen, worden alle besluiten van de algemene vergadering genomen met volstrekte meerderheid van de geldig uitgebrachte stemmen. (…)
7. Over zaken wordt mondeling gestemd, tenzij de voorzitter een schriftelijke stemming gewenst acht of één der stemgerechtigden zulks vóór stemming verlangt. Over personen wordt met ongetekende gesloten briefjes gestemd, tenzij de vergadering eenstemmig goedkeurt dat mondeling gestemd wordt. Besluitvorming bij acclamatie is mogelijk, tenzij een stemgerechtigde hoofdelijke stemming verlangt. (…)
Artikel 21 (…)
3. Zolang de bouw van de bungalows en de overige voorzieningen nog niet voltooid is en mede de oplevering daarvan aan de uiteindelijke kopers nog niet heeft plaatsgevonden, dan behoeven alle besluiten van zowel het bestuur als de algemene vergadering de voorafgaande goedkeuring van Reggestroom.”
2.6
Sinds januari 2012 heeft [appellant] geen contributie meer betaald aan de vereniging. Over de periode januari 2012 tot en met mei 2015 is een bedrag van € 3.480,00 door de vereniging bij [appellant] in rekening gebracht, bestaande uit een contributie ter hoogte van € 330,00 (januari 2012 tot en met september 2013), respectievelijk
€ 300,00 (januari 2014 tot en met mei 2015) per vier maanden.
2.7
De voorzitter van het bestuur van de vereniging heeft [appellant] bij brief van
10 april 2013 het volgende medegedeeld:
“Hierbij deel ik u, namens het bestuur van de VvE 'Landgoed [B] ', mede dat uw lidmaatschap van de vereniging met ingang van heden is beëindigd.
Dit besluit is met algemene stemmen door de bestuursvergadering dd 5 april 2013 genomen. Het bestuur van de VvE heeft hiertoe moeten besluiten vanwege het feit dat u als lid van de VvE al geruime tijd in strijd handelt met de statuten, reglementen of besluiten van de vereniging (...): in casu het niet afdragen van uw parklasten sinds l januari 2012. (...)
Wij wijzen u erop dat uw ontzetting uit de vereniging geen opschortende werking heeft op al uw (financiële) verplichtingen die u volgens de Algemene Voorwaarden hebt als eigenaar en bewoner van een woning op 'Landgoed [B] '. Uw (financiële) verplichtingen blijven dus onverminderd van kracht. (...)”

3.Het geschil en de beslissing in eerste aanleg

3.1
De vereniging heeft in eerste aanleg (in conventie) kort samengevat gevorderd
[appellant] te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 4.256,58, wegens achterstallige contributie tot en met 31 augustus 2015, wettelijke rente (tot en met
4 juni 2015 berekend op € 164,32) en incassokosten (€ 612,26) te vermeerderen met de wettelijke rente over € 3.480,00 vanaf 5 juni 2015. Tevens heeft zij veroordeling van [appellant] gevorderd tot betaling van de contributie vanaf 1 september 2015 berekend op
€ 300,00 per vier maanden.
3.2
[appellant] heeft in eerste aanleg (in reconventie) kort samengevat gevorderd de vereniging te veroordelen tot betaling van een schadevergoeding ten bedrage van
€ 25.000,00 vanwege waardevermindering van zijn bungalow als gevolg van ondeugdelijk bestuurlijk beleid van de vereniging.
3.3
De kantonrechter heeft de vordering van [appellant] afgewezen en hem veroordeeld tot betaling aan de vereniging van een bedrag van € 4.256,58, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 3.480,00 vanaf 5 juni 2015 tot de dag van algehele voldoening, alsmede tot betaling van een bedrag van € 300,00 wegens resterende contributie over het jaar 2015, met veroordeling van [appellant] in de kosten van het geding in conventie en in reconventie. Het meer of anders door de vereniging gevorderde is afgewezen.

4.De beoordeling van de grieven en de vorderingen

4.1
[appellant] heeft zijn (reconventionele) vordering bij memorie van grieven gewijzigd en vordert in het (principaal) hoger beroep om het vonnis van de kantonrechter te Zwolle van 17 mei 2016 te vernietigen en opnieuw rechtdoende:
in (oorspronkelijk) conventie:
1. De vereniging niet-ontvankelijk te verklaren in haar vorderingen althans haar deze te ontzeggen met veroordeling in de kosten zowel in eerste als in tweede aanleg;
in (oorspronkelijk) reconventie:
2. Te verklaren voor recht dat het besluit tot ontzetting uit de vereniging en/of het besluit hem in rechte te betrekken is/zijn genomen in strijd is met de wet, de statuten en/of reglementen van de vereniging en/of met de redelijkheid en billijkheid als bedoeld in artikel 2:8 lid 1 BW;
3. Te verklaren voor recht dat het maatschappelijk onbetamelijk (en dus onrechtmatig) van de vereniging is en/of in strijd met de redelijkheid en billijkheid en/of de te betrachten zorg om [appellant] niet uit te nodigen voor hoor en wederhoor alvorens te besluiten hem uit het lidmaatschap te ontzetten en/of een procedure tegen hem te beginnen;
4. Te verklaren voor recht dat het maatschappelijk onbetamelijk (en dus onrechtmatig)
van de vereniging is en/of in strijd met de redelijkheid en billijkheid en/of in strijd met de betrachten zorg om niet te reageren op inhoudelijke klachten van [appellant] omtrent de wijze waarop de contributie is berekend en wordt doorbelast;
5. Te verklaren voor recht dat het maatschappelijk onbetamelijk (en dus onrechtmatig) van de vereniging en/of in strijd met de redelijkheid en billijkheid en/of de te betrachten zorg is wanneer de vereniging niet aandringt op de realisatie van het beoogde aantal woningen en de bijbehorende en beloofde faciliteiten;
6. Te verklaren voor recht dat het maatschappelijk onbetamelijk (en dus onrechtmatig) van de vereniging is en/of in strijd met de redelijkheid en billijkheid en/of de te betrachten zorg om bij de contributie wisselende afschrijvingstermijnen te hanteren en/of om de kosten niet te verdelen over het totaal aantal te bouwen bungalows en in plaats daarvan de volledige parkkosten af te wentelen op de gebouwde bungalows;
7. De vereniging te veroordelen in de kosten in reconventie in eerste en tweede aanleg.
4.2
De vereniging vordert in het incidenteel hoger beroep om bij arrest, uitvoerbaar bij voorraad, het vonnis van de kantonrechter te vernietigen - slechts op die onderdelen die hieronder nader worden benoemd - en, opnieuw recht doende en zo nodig onder aanvulling of wijziging van de rechtsgronden:
[appellant] in aanvulling op de bedragen tot betaling waarvan hij in eerste aanleg in conventie reeds is veroordeeld, tevens te veroordelen tot betaling van de (achterstallige) contributie(s) en omslagen over de jaren 2016 en 2017, waarbij het telkens gaat om een bedrag van € 900,- per jaar en derhalve (aanvullend) om een totaalbedrag van € 1.800,-, te voldoen binnen 14 dagen na de datum van het in dezen te wijzen arrest;
[appellant] voorts te veroordelen tot betaling van de toekomstige contributies en jaarlijkse omslagen, voor zover die hun grondslag vinden in door de Vereniging vastgestelde begrotingen en overeenstemmen met het niveau van de tot op heden vastgestelde begrotingen (welke kosten voor [appellant] voorzienbaar zijn/ waren);
en het vonnis in conventie voor het overige uitdrukkelijk in stand te laten c.q. te bekrachtigen.
4.3
[appellant] heeft in het principaal appel tien grieven geformuleerd, terwijl de vereniging in het incidenteel appel drie grieven heeft opgeworpen. De grieven leggen het geschil in volle omvang aan het hof voor en lenen zich voor een gezamenlijke, thematische bespreking.
Ontvankelijkheid
4.4
Het meest verstrekkende verweer dat [appellant] tegen de vordering van de vereniging heeft gevoerd houdt in dat de vereniging niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in haar vordering omdat niet is gebleken dat er een rechtsgeldig besluit is genomen om [appellant] in rechte te betrekken. [appellant] stelt zich op het standpunt dat de algemene vergadering op grond van artikel 16 lid 7 van de algemene bepalingen [het hof begrijpt dat bedoeld is: van de statuten] dient te stemmen over personen, dat goedkeuring van de projectontwikkelaar ontbreekt en dat slechts is gebleken van een voornemen, maar niet van een daadwerkelijk besluit tot dagvaarden.
4.5
De vereniging heeft aangevoerd dat een besluit tot dagvaarding valt onder de reikwijdte van de algemene taken die in artikel 12 lid 1 van de statuten aan het bestuur zijn opgedragen en dat in redelijkheid van die bevoegdheid gebruik is gemaakt. Instemming van de algemene ledenvergadering is daarvoor niet vereist, aldus de vereniging.
4.6
Het hof overweegt als volgt. Het bestuur is, behoudens de beperkingen volgens de statuten, belast met het besturen van de vereniging (artikel 12 lid 1 van de statuten). Het is derhalve aan het bestuur om een beslissing te nemen over het nemen van incassomaatregelen of het aanhangig maken van een gerechtelijke procedure. Artikel 12 lid 5 van de statuten houdt in dat de verenging in- en buiten rechte wordt vertegenwoordigd door hetzij het voltallige bestuur, hetzij twee gezamenlijk handelende bestuursleden. Anders dan [appellant] betoogt, volgt uit artikel 16 lid 7 van de statuten niet dat het bestuur daartoe goedkeuring van de algemene ledenvergadering behoeft. Genoemd artikellid schept geen bevoegdheid voor de algemene ledenvergadering op dit punt, maar ziet op de
wijzevan besluitvorming door de algemene vergadering ingeval er gestemd moet worden over zaken (vergelijk bijvoorbeeld artikel 7 van de statuten) of over de verkiezing of het ontslag van personen (vergelijk bijvoorbeeld artikel 10 lid 1 en artikel 13 lid 4 van de statuten). Dat het bestuur op grond van enige andere bepaling gehouden zou zijn de (voorafgaande) goedkeuring van de algemene ledenvergadering te vragen voor een besluit tot dagvaarding is door [appellant] niet gesteld en ook overigens niet gebleken.
4.7
Het hof verwerpt ook het betoog van [appellant] dat het bestuur op grond van artikel 21 lid 3 van de statuten goedkeuring van Regestroom behoefde. De vereniging heeft er op gewezen dat op 1 maart 2013 in de vergadering van het bestuur, van welk bestuur
[C] destijds namens Reggestroom deel uitmaakte, is vastgesteld dat het park voltooid was. Dat betekent dat artikel 21 lid 3 van de statuten na die datum was uitgewerkt. De omstandigheid dat Reggestroom niet 129 recreatiebungalows heeft gerealiseerd maar slechts 95, doet daaraan niet af. In de algemene akte, waarnaar in de leveringsakte van [appellant] is verwezen, staat immers omschreven dat Reggestroom in principe zal overgaan tot de bouw van 129 bungalows, maar dat Reggestroom te allen tijde bevoegd en gerechtigd is om het totale aantal te realiseren bungalows te wijzigen.
4.8
De beslissing om [appellant] in rechte te betrekken kon dus door het bestuur worden genomen. De vraag is echter of het bestuur ook werkelijk een besluit tot dagvaarding van [appellant] heeft genomen. Ter gelegenheid van de comparitie van partijen op
18 december 2018 heeft de vereniging bij monde van [D] , voormalig penningmeester van het bestuur, verklaard dat het besluit om [appellant] te dagvaarden unaniem door het bestuur is genomen. Op welke datum dat besluit genomen is, kon de vereniging niet aangeven. Nu [appellant] gemotiveerd heeft betwist dat er aan het aanhangig maken van deze procedure een rechtsgeldig bestuursbesluit ten grondslag heeft gelegen en de vereniging de notulen van de bestuursvergadering waarin dat besluit zou zijn genomen tot op heden niet in het geding heeft gebracht, is vooralsnog niet komen vast te staan dat de vereniging ontvankelijk is in haar vordering. [D] heeft ter gelegenheid van de comparitie gesteld dat er notulen van de betreffende bestuursvergadering bestaan en in het geding gebracht kunnen worden. Het hof zal de vereniging in de gelegenheid stellen die notulen alsnog bij akte in het geding te brengen. [appellant] mag desgewenst bij antwoordakte op de inhoud van die akte reageren.
4.9
In afwachting van de aktewisseling zal het hof iedere verdere beslissing aanhouden.

5.De beslissing

Het gerechtshof, alvorens nader te beslissen:
verwijst de zaak naar de roldatum
12 februari 2019voor akte overleggen productie aan de zijde van de vereniging;
bepaalt dat [appellant] vervolgens desgewenst een antwoordakte kan nemen;
houdt verder iedere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mr. M.M.A. Wind, mr. B.J.H. Hofstee en mr. P. Roorda en is door de rolraadsheer, in tegenwoordigheid van de griffier, in het openbaar uitgesproken op
15 januari 2019.