Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
- het beroepschrift met producties, ingekomen op 27 september 2018;
- het verweerschrift, en
- een brief van de bijzondere curator van 12 december 2018.
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 28 maart 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep over de vervangende toestemming tot erkenning van het vaderschap van de vader over het kind, geboren in 2015. De moeder, die alleen het gezag over het kind uitoefent, heeft hoger beroep ingesteld tegen de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, waarin de rechtbank toestemming verleende aan de vader om het kind te erkennen. De moeder betoogde dat haar procesbelang was geschaad door de voeging van deze zaak met een andere procedure, waarin de raad voor de kinderbescherming als verzoeker optrad. Ze vreesde dat de erkenning negatieve gevolgen zou hebben voor haar relatie met het kind, vooral gezien de gewelddadige achtergrond van de vader en zijn problematische gedrag. Het hof oordeelde dat de procesbelangen van de moeder niet geschaad waren en dat de erkenning in het belang van het kind was. Het hof bekrachtigde de beschikking van de rechtbank en wees het verzoek van de moeder af. De beslissing werd genomen met inachtneming van de adviezen van de raad en de bijzondere curator, die beiden de erkenning in het belang van het kind achtten. Het hof benadrukte dat erkenning niet automatisch leidt tot omgang tussen de vader en het kind, en dat de moeder geen informatieverplichting jegens de vader heeft.