Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verder te noemen: de moeder,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 26 maart 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep over de beëindiging van het gezag van de ouders over hun kind, geboren in 2002. De Raad voor de Kinderbescherming had eerder verzocht om het gezag van de ouders te beëindigen, omdat het kind ernstig in haar ontwikkeling werd bedreigd. De ouders waren gezamenlijk belast met het gezag, maar er waren zorgen over de opvoedingssituatie en de ontwikkeling van het kind. Het hof heeft vastgesteld dat de aanvaardbare termijn waarbinnen de ouders in staat moesten zijn om de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van het kind weer te dragen, ruimschoots was verstreken. Het kind verblijft sinds 2007 in een pleeggezin en heeft daar een stabiele omgeving gevonden. De ouders, die verstandelijk beperkt zijn, hebben niet de nodige veranderingen in hun situatie kunnen aanbrengen om het gezag te behouden. Het hof heeft de belangen van het kind vooropgesteld en geconcludeerd dat het in het belang van het kind is dat het gezag van de ouders wordt beëindigd. De gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering is benoemd tot voogdes. De beschikking van de rechtbank Overijssel is vernietigd en de beslissing is uitvoerbaar bij voorraad.