ECLI:NL:GHARL:2019:2713

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
26 maart 2019
Publicatiedatum
26 maart 2019
Zaaknummer
200.242.505
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake bewindvoering en opheffing van bewind over goederen van rechthebbende

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 26 maart 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep over de opheffing van het bewind over de goederen van de rechthebbende. De rechthebbende, geboren in 1992, was onder bewind gesteld vanwege verkwisting en problematische schulden. De kantonrechter had op 20 april 2018 het bewind ambtshalve opgeheven, maar de rechthebbende ging hiertegen in hoger beroep. Tijdens de mondelinge behandeling op 29 januari 2019 is de rechthebbende verschenen, bijgestaan door haar advocaat en begeleidster van Stichting Onderdak. De voormalig bewindvoerder heeft verweer gevoerd en verzocht om bekrachtiging van de bestreden beschikking.

Het hof heeft vastgesteld dat de rechthebbende nog steeds niet in staat is haar vermogensrechtelijke belangen behoorlijk waar te nemen. De voormalig bewindvoerder heeft erkend dat het bewind nog nodig is, maar heeft aangegeven niet meer bereid te zijn om de bewindvoering voort te zetten. Het hof heeft geconcludeerd dat de noodzaak van het bewind nog steeds aanwezig is en heeft besloten om een nieuwe bewindvoerder te benoemen, Zorgkode Bewindvoering, die zich bereid heeft verklaard om de taak op zich te nemen. Het hof heeft de beschikking van de kantonrechter deels bekrachtigd en met ingang van heden een nieuw bewind ingesteld over de goederen van de rechthebbende.

De beslissing van het hof houdt in dat de bewindvoerder binnen drie maanden een beschrijving van de aan het bewind onderworpen goederen moet opmaken en dat de bewindvoerder recht heeft op een vergoeding voor zijn werkzaamheden. De overige grieven van de rechthebbende behoeven geen bespreking meer, en het hof heeft de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.242.505
(zaaknummer rechtbank Gelderland 6687976)
beschikking van 26 maart 2019
inzake
[rechthebbende],
wonende te [woonplaats] ,
verzoekster in hoger beroep,
verder te noemen: de rechthebbende,
advocaat: mr. M. van Willigen te Arnhem,
en
Stichting Particulier Administratie Kantoor de Balans,
gevestigd te Emmen,
verweerster in hoger beroep,
verder te noemen: de voormalig bewindvoerder,
advocaat: mr. L. de Groot te Leusden.
Als overige belanghebbenden zijn aangemerkt:
[vader],
wonende te [woonplaats] (gemeente [gemeente 1] ),
verder te noemen: de vader,
[broer],
wonende te [woonplaats] ,
verder te noemen: de broer.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de kantonrechter (rechtbank Gelderland, team bewind en erfrecht, zittingsplaats Zutphen) van 20 april 2018, uitgesproken onder voormeld zaaknummer (hierna: de bestreden beschikking).

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met producties 1 tot en met 5, ingekomen op 17 juli 2018;
- het verweerschrift.
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 29 januari 2019 plaatsgevonden. De rechthebbende is in persoon verschenen, bijgestaan door haar advocaat en begeleidster mevrouw [naam begeleidster] van de Stichting Onderdak. Namens de voormalig bewindvoerder zijn de heer [naam bewindvoerder] en [naam bewindvoerder 2] verschenen, bijgestaan door hun advocaat.

3.De feiten

3.1
De rechthebbende is geboren op [geboortedatum] 1992.
3.2
Bij beschikking van 29 juli 2016 heeft de kantonrechter de goederen die (zullen) toebehoren aan de rechthebbende onder bewind gesteld wegens verkwisting of het hebben van problematische schulden en is Stichting Particulier Administratie Kantoor de Balans benoemd tot bewindvoerder.
3.3
Bij verzoekschrift, ingekomen bij de kantonrechter op 28 februari 2018, heeft de voormalig bewindvoerder verzocht haar te ontslaan als bewindvoerder.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden beschikking heeft de kantonrechter het bewind over de goederen van de rechthebbende opgeheven.
4.2
De rechthebbende is met vier grieven in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking. Deze grieven beogen het geschil in hoger beroep in volle omvang aan de orde te stellen.
De rechthebbende verzoekt het hof om de bestreden beschikking te vernietigen en, opnieuw beschikkende, te bepalen dat de voormalig bewindvoerder wordt ontslagen als bewindvoerder en dat [bewindvoerder 1] als bewindvoerder wordt benoemd.
4.3
De voormalig bewindvoerder voert verweer en zij verzoekt de betreden beschikking te bekrachtigen.

5.De motivering van de beslissing

5.1
Het hoger beroep dient er mede toe omissies in eerste aanleg begaan, te herstellen. Nu de rechthebbende in hoger beroep in de gelegenheid is gesteld te worden gehoord, heeft zij geen belang meer bij bespreking van haar vierde grief, inhoudende dat de kantonrechter haar ten onrechte niet heeft gehoord.
5.2
Op grond van artikel 1:431 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de kantonrechter, indien een meerderjarige als gevolg van
a. zijn lichamelijke of geestelijke toestand, dan wel
b. verkwisting of het hebben van problematische schulden,
tijdelijk of duurzaam niet in staat is ten volle zijn vermogensrechtelijke belangen behoorlijk waar te nemen, een bewind instellen over één of meer van de goederen die hem als rechthebbende toebehoren of zullen toebehoren.
5.3
Ingevolge artikel 1:449 lid 2 BW kan de kantonrechter, indien de noodzaak daartoe niet meer bestaat of voortzetting van het bewind niet zinvol is gebleken, het bewind opheffen op verzoek van de bewindvoerder of van degene die gerechtigd is onderbewindstelling te verzoeken als bedoeld in artikel 432, eerste en tweede lid, dan wel ambtshalve.
5.4
De kantonrechter heeft bij zijn beslissing – waarin hij het bewind over de goederen en gelden die (zullen) toebehoren aan de rechthebbende ambtshalve heeft opgeheven – overwogen dat voortzetting van het bewind niet zinvol is, omdat er geen inkomsten meer zijn en er geen contact meer is met de rechthebbende.
5.5
Het hof oordeelt op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting dat aan de gronden voor opheffing van het bewind ten tijde van de bestreden beschikking was voldaan gelet op de onwerkbare situatie die was ontstaan door de opstelling van de rechthebbende jegens de bewindvoerder
Het hof overweegt verder dat het hoger beroep niet uitsluitend strekt tot een beoordeling van de juistheid van de in eerste aanleg gegeven beslissing, maar – binnen de grenzen van de rechtsstrijd in hoger beroep – tot een nieuwe behandeling en beslissing van de zaak. Daarbij dient het hof te oordelen naar de toestand zoals die zich voordoet ten tijde van zijn beslissing op basis van de nu van belang zijnde feiten en omstandigheden (ex nunc).
5.6
Voor het hof staat vast dat de rechthebbende nog altijd niet in staat is ten volle haar vermogensrechtelijke belangen behoorlijk waar te nemen vanwege haar lichamelijke of geestelijke toestand. Het hof ziet in de beslissing van de kantonrechter geen indicatie voor het gebrek aan noodzaak van het bewind en ook de voormalig bewindvoerder heeft dit – zowel in eerste aanleg als in hoger beroep – niet ter discussie gesteld. De ambtshalve opheffing van het bewind was immers enkel gelegen in de vastgelopen samenwerking met de voormalig bewindvoerder omdat de rechthebbende maandenlang niet bereikbaar was. De rechthebbende heeft ter zitting van het hof benadrukt een bewindvoerder nodig te hebben voor haar financiën en het in kaart brengen van haar schulden. De rechthebbende en haar begeleidster van Stichting Onderdak hebben geen zicht op de schulden. De voormalig bewindvoerder erkent dat het bewind nog nodig is, maar stelt als voorwaarde dat de rechthebbende bereikbaar is en haar medewerking hieraan verleent.
Voor het hof staat verder vast dat de voormalig bewindvoerder niet meer bereid is de bewindvoering op zich te nemen vanwege beschadiging in het vertrouwen.
5.7
Ter zitting van het hof is aannemelijk geworden dat de situatie van de rechthebbende zich, dankzij de inzet en begeleiding van Stichting Onderdak, in de periode na de opheffing van het bewind heeft gestabiliseerd en dat de rechthebbende de afgelopen periode geen nieuwe schulden heeft laten ontstaan dan wel dat er anderszins sprake is geweest van financieel onverantwoord gedrag. De rechthebbende heeft inmiddels weer een uitkering en zij wordt begeleid door Stichting Onderdak. Haar begeleidster zorgt ervoor dat de vaste lasten worden betaald en ondersteunt de rechthebbende met het op orde houden van de financiële administratie. Ook wordt er afgelost op de schulden van de rechthebbende. De rechthebbende heeft aangegeven dat de situatie waarin zij hulp krijgt met haar financiën haar rust geeft en dat zij graag wil dat een bewindvoerder dit oppakt.
5.8
Het hof constateert dat de rechthebbende zich door de (onverwachte) opheffing van het bewind meer bewust is geworden van het belang van haar bereikbaarheid en de waarde van het bewind. Op grond hiervan en hetgeen verder ter zitting is besproken in combinatie met de bereidverklaring van [bewindvoerder 1] te [plaats] , gemeente [gemeente 2] , zal het hof de rechthebbende het voordeel van de twijfel geven om te laten zien dat zij bereid en in staat is om met de voorgestelde bewindvoerder te werken aan rust en stabiliteit in haar financiële situatie en oplossingen voor haar schulden. Het hof weegt bij zijn beoordeling mee dat de handelwijze van de rechthebbende, waardoor eerder een onwerkbare situatie is ontstaan wegens het ontbreken van vertrouwen tussen haar en de voormalig bewindvoerder, kennelijk geen reden is geweest voor de voormalig bewindvoerder om opheffing van het bewind te vragen en voor de voorgestelde bewindvoerder om de taak als bewindvoerder niet op zich te nemen.
Het hof zal conform het verzoek van de rechthebbende een onafhankelijke bewindvoerder benoemen. Voorts is niet gebleken van gegronde redenen die zich tegen zodanige benoeming verzetten.
5.9
Zoals hiervoor is overwogen concludeert het hof dat voldoende is gebleken dat de noodzaak van het bewind ten behoeve van de rechthebbende nog immer aanwezig is. De in hoger beroep gestelde en gebleken feiten en omstandigheden rechtvaardigen het handhaven van het bewind over de goederen en gelden van de rechthebbende. Opheffing van het bewind dient geen redelijk doel. Nu ter zitting is komen vast te staan dat het bewind in de periode van 15 mei 2018 tot heden feitelijk niet als zodanig is uitgevoerd, ziet het hof uit praktische overwegingen echter aanleiding om de opheffing voor die periode te bekrachtigen en daarmee de juridische situatie aan te laten sluiten bij de feitelijke situatie. Met ingang van heden zal het hof vervolgens een nieuw bewind instellen over alle goederen die betrokkene toebehoren of zullen toebehoren, zoals in hoger beroep ook is verzocht. Het hof zal daarbij [bewindvoerder 1] , handelend onder de naam Zorgkode Bewindvoering tot bewindvoerder benoemen, die zich daartoe middels een schriftelijke verklaring bereid heeft verklaard. Het hof zal bepalen dat de bewindvoerder binnen drie maanden na heden een beschrijving van de aan het bewind onderworpen goederen dient op te maken en een afschrift daarvan dient in te leveren ter griffie van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen (team bewind en erfrecht). Het hof zal de vergoeding van de bewindvoerder vaststellen conform artikel 3 lid 2 sub b van de Regeling beloning curatoren, bewindvoerders en mentoren en zal ook vaststellen dat de bewindvoerder gerechtigd is om een bedrag van € 519,40 exclusief btw in rekening te brengen als vergoeding voor aanvangswerkzaamheden, zoals vermeld in artikel 3 lid 5 sub a van de Regeling beloning curatoren, bewindvoerders en mentoren.
5.1
Gelet op het vorenstaande behoeven de overige grieven van de rechthebbende geen bespreking meer.

6.De slotsom

Op grond van het vorenstaande, zal het hof de bestreden beschikking deels bekrachtigen en met ingang van heden vernietigen en beslissen als volgt.

7.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
bekrachtigt de beschikking van de kantonrechter (rechtbank Gelderland, team bewind en erfrecht, zittingsplaats Zutphen) van 20 april 2018 tot en met heden en vernietigt vanaf heden en in zoverre opnieuw beschikkende:
stelt de goederen die toebehoren of zullen toebehoren aan [rechthebbende] , geboren te [plaats] ( [land] ) op [geboortedatum] 1992, onder bewind;
benoemt met ingang van heden tot bewindvoerder [bewindvoerder 1] , handelend onder de naam Zorgkode Bewindvoering, [postbus] te [postcode] [plaats] , gemeente [gemeente 3] ;
bepaalt dat de bewindvoerder binnen drie maanden na heden een beschrijving van de aan het bewind onderworpen goederen dient op te maken en een afschrift daarvan dient in te leveren ter griffie van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen (team bewind en erfrecht);
stelt vast dat de bewindvoerder gerechtigd is om maandelijks voor de werkzaamheden een vergoeding in rekening te brengen, zoals vermeld in artikel 3 lid 2 sub b van de Regeling beloning curatoren, bewindvoerders en mentoren;
stelt vast dat de bewindvoerder gerechtigd is om een bedrag van € 519,40 exclusief btw in rekening te brengen als vergoeding voor aanvangswerkzaamheden zoals vermeld in artikel 3 lid 5 sub a van de Regeling beloning curatoren, bewindvoerders en mentoren;
verzoekt de griffier krachtens het bepaalde in artikel 1:391 van het Burgerlijk Wetboek een afschrift van deze uitspraak toe te zenden aan de griffier van de rechtbank Gelderland in verband met aantekening in het Curatele- en Bewindregister;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. R. Feunekes, R. Krijger en C.M. Schönhagen, bijgestaan door mr. L.J.G. Scheffer-Overbeek als griffier, en is op 26 maart 2019 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.