Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoekster in hoger beroep,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 26 maart 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep over de opheffing van het bewind over de goederen van de rechthebbende. De rechthebbende, geboren in 1992, was onder bewind gesteld vanwege verkwisting en problematische schulden. De kantonrechter had op 20 april 2018 het bewind ambtshalve opgeheven, maar de rechthebbende ging hiertegen in hoger beroep. Tijdens de mondelinge behandeling op 29 januari 2019 is de rechthebbende verschenen, bijgestaan door haar advocaat en begeleidster van Stichting Onderdak. De voormalig bewindvoerder heeft verweer gevoerd en verzocht om bekrachtiging van de bestreden beschikking.
Het hof heeft vastgesteld dat de rechthebbende nog steeds niet in staat is haar vermogensrechtelijke belangen behoorlijk waar te nemen. De voormalig bewindvoerder heeft erkend dat het bewind nog nodig is, maar heeft aangegeven niet meer bereid te zijn om de bewindvoering voort te zetten. Het hof heeft geconcludeerd dat de noodzaak van het bewind nog steeds aanwezig is en heeft besloten om een nieuwe bewindvoerder te benoemen, Zorgkode Bewindvoering, die zich bereid heeft verklaard om de taak op zich te nemen. Het hof heeft de beschikking van de kantonrechter deels bekrachtigd en met ingang van heden een nieuw bewind ingesteld over de goederen van de rechthebbende.
De beslissing van het hof houdt in dat de bewindvoerder binnen drie maanden een beschrijving van de aan het bewind onderworpen goederen moet opmaken en dat de bewindvoerder recht heeft op een vergoeding voor zijn werkzaamheden. De overige grieven van de rechthebbende behoeven geen bespreking meer, en het hof heeft de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard.