ECLI:NL:GHARL:2019:2688

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
26 maart 2019
Publicatiedatum
26 maart 2019
Zaaknummer
21-004061-14
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van medeplegen van gewapende overval en opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 26 maart 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Midden-Nederland. De verdachte was eerder veroordeeld voor het medeplegen van een gewapende overval op een shoarmazaak en voor het opzettelijk aanwezig hebben van hennep. Het hof heeft de zaak onderzocht naar aanleiding van de terechtzitting van 12 maart 2019 en de eerdere zittingen in eerste aanleg. De advocaat-generaal had gevorderd tot een gevangenisstraf van 24 maanden voor de overval, maar het hof kwam tot een andere bewijsbeslissing.

Het hof oordeelde dat de vingerafdruk van de verdachte op de weggenomen kassalade niet als bewijs kon dienen voor zijn betrokkenheid bij de overval. Er was geen duidelijkheid over het moment en de wijze waarop dit spoor was ontstaan. De verdachte had verklaard dat zijn vingerafdruk op de kassalade mogelijk was ontstaan toen hij in een tas keek die na de overval in zijn woning was aangetroffen. Het hof concludeerde dat er onvoldoende wettig bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte bij de overval, en sprak hem vrij van de tenlastelegging in de zaak met parketnummer 16-659123-13.

In de tweede zaak, met parketnummer 16-652053-14, werd de verdachte wel schuldig bevonden aan het opzettelijk aanwezig hebben van hennep. Het hof oordeelde dat de verdachte strafbaar was, maar legde geen straf of maatregel op, gezien de geringe hoeveelheid hennep en het tijdsverloop sinds de feiten. Het hof vernietigde het eerdere vonnis en deed opnieuw recht, waarbij het de verdachte in de ene zaak vrijsprak en in de andere zaak schuldig verklaarde zonder strafoplegging.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-004061-14
Uitspraak d.d.: 26 maart 2019
TEGENSPRAAK

Verkort arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Midden-Nederland van 1 juli 2014 in de in eerste aanleg gevoegde strafzaken,
parketnummers 16-659123-13 en 16-652053-14, tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1982,
wonende te [adres 1] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 12 maart 2019 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, die strekt tot veroordeling van verdachte voor het in de zaak met parketnummer 16-659123-13 tenlastegelegde tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, met aftrek van voorarrest, en schuldigverklaring zonder oplegging van straf of maatregel voor het in de zaak met parketnummer 16-652053-14 tenlastegelegde. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd. Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman, mr. M.P.T. Peters, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De rechtbank heeft verdachte voor het in de zaak met parketnummer 16-659123-13 tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden, met aftrek van voorarrest, en schuldigverklaring zonder oplegging van straf of maatregel voor het in de zaak met parketnummer 16-652053-14 tenlastegelegde.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing komt en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
- in de zaak met parketnummer 16-659123-13:hij op of omstreeks 27 januari 2013 in de gemeente [gemeente] , tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een kassalade (met daarin een geldbedrag van ongeveer 500,- euro en/of een leeg parfumflesje), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [V.O.F.] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) van voormeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte en/of zijn mededader(s) meermalen, in ieder geval éénmaal,
- een vuurwapen, in ieder geval een soortgelijk voorwerp, heeft gepakt en/of
- dat vuurwapen zichtbaar voor die [slachtoffer 2] heeft vastgehouden en/of
- dat vuurwapen, in ieder geval dat soortgelijke voorwerp, op/in de richting van de romp, in ieder geval in de richting van het lichaam, van die [slachtoffer 2] heeft gehouden en/of
- ( vervolgens) dat vuurwapen, in ieder geval dat soortgelijke voorwerp, heeft doorgeladen, terwijl hij, verdachte, dat vuurwapen, in ieder geval dat soortgelijke voorwerp, gericht hield in de richting van de romp, in ieder geval in de richting van het lichaam, van die [slachtoffer 2] en/of
- ( daarbij/daarna) die [slachtoffer 2] de volgende woorden heeft toegevoegd: "Geld" en/of "Kassa" en/of "Meer geld" en/of "Nog meer geld, jouw zak" en/of "Telefoon", althans (telkens) woorden van gelijke aard of strekking,
terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) zijn/hun gezicht en/of hoofd had(den) gecamoufleerd/bedekt door het dragen van (een) capuchon(s)/(bivak)muts(en) over/op het hoofd;
- in de gevoegde zaak met parketnummer 16-652053-14:hij op of omstreeks 27 januari 2013 te [gemeente] opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan de [adres 2] ) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 14 gram hennep en/of ongeveer 8 planten, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Ontvankelijkheid openbaar ministerie in de vervolging

De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat sprake is van zodanig ernstige, onherstelbare vormverzuimen in het onderzoek naar verdachtes betrokkenheid bij de overval op 27 januari 2013, dat tot niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie in de vervolging moet worden overgegaan.
Uit vaste rechtspraak van de Hoge Raad volgt dat niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie op grond van artikel 359a Sv slechts aan de orde kan zijn bij ernstige inbreuken op de beginselen van een behoorlijke procesorde, waardoor doelbewust of met grove veronachtzaming van de belangen van de verdachte aan diens recht op een eerlijke behandeling van zijn zaak is tekortgedaan.
De door de raadsman aangevoerde omstandigheden kunnen niet als inbreuken in voormelde zin worden beschouwd. Het openbaar ministerie is ontvankelijk in de vervolging.

Vrijspraak

Naar het oordeel van het hof ontbreekt wettig bewijs waaruit betrokkenheid van verdachte bij de tenlastegelegde overval kan volgen. Anders dan door de advocaat-generaal is betoogd, kan de aanwezigheid van één identificeerbare vingerafdruk van verdachte op de weggenomen kassalade niet als wettig bewijs voor de betrokkenheid van verdachte bij de overval worden aangemerkt. Volgens de advocaat-generaal zou er sprake zijn van een greepspoor van verdachte, zoals ook door de politie zou zijn aangegeven. Het hof deelt die conclusie niet. Er is sprake van een tweede vingerspoor, maar daarvan is niet vastgesteld dat het een van verdachte afkomstig spoor is.
Los daarvan constateert het hof dat volgens de verklaring van aangever de kassalade door de dader is aangepakt met de linkerhand, terwijl het wel te identificeren spoor van de rechter wijsvinger van verdachte afkomstig is. Op het moment van het aanpakken van de kassalade door de dader van de overval kan dit vingerspoor derhalve niet zijn ontstaan.
Verdachte heeft zelf verklaard dat het vingerspoor moet zijn ontstaan toen hij in de tas heeft gekeken die zich na de overval in zijn woning bevond, waarbij hij met zijn hand in de tas is geweest. In het dossier bevindt zich overigens geen bewijs waaruit kan blijken op welk moment en op welke wijze dit vingerspoor zou moeten zijn ontstaan. Voornoemde verklaring van verdachte zou gelet op de overige stukken in het dossier kunnen kloppen, nu de overvallers na de overval door een getuige met een tas zijn gesignaleerd en medeverdachten van de overval (waarvan één van hen onherroepelijk is veroordeeld voor die overval) kort voor de aanhouding door de politie in de woning van verdachte zijn geweest. Bovendien heeft verdachte volgens een getuige in zijn bijzijn direct na terugkomst van het politiebureau geconstateerd dat de tas zich in de woning bevond. Over deze tas en de wijze waarop deze in zijn woning is gekomen heeft verdachte bij de politie direct een verklaring afgelegd.
Ten slotte heeft het hof ter zitting zelf waargenomen dat de oogkleur van verdachte een andere is dan die door aangever van de overvaller is beschreven.
Nu er ook overigens geen wettig bewijs voorhanden is, behoort verdachte van dit feit te worden vrijgesproken. Dat verdachte niet consistent zou hebben verklaard over een aantal zaken kan, anders dan de advocaat-generaal lijkt te betogen, naar het oordeel van het hof niet als bewijs worden aangemerkt.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het in de zaak met parketnummer 16-652053-14 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 27 januari 2013 te [gemeente] opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan de [adres 2] ) een hoeveelheid van in totaal ongeveer 14 gram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het in de zaak met parketnummer 16-652053-14 bewezen verklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

Naar het oordeel van het hof kan er, gelet op het tijdsverloop, de geringe hoeveelheid aangetroffen hennep en de toepasselijkheid van artikel 63 Sr worden volstaan met een schuldigverklaring zonder oplegging van straf of maatregel.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet en de artikelen 9a en 63 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 16-659123-13 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 16-652053-14 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaak met parketnummer 16-652053-14 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Bepaalt dat ter zake van het in de zaak met parketnummer 16-652053-14 bewezen verklaarde geen straf of maatregel wordt opgelegd.
Aldus gewezen door
mr. K. Lahuis, voorzitter,
mr. J. Hielkema en mr. J.A.A.M. van Veen, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. J.C. Huizenga, griffier,
en op 26 maart 2019 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. Van Veen is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.