Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN
[Z](hierna: belanghebbende)
ontvangervan de
Belastingdienst/kantoor Amsterdam(hierna: de Ontvanger)
1.Ontstaan en loop van het geding
2.De vaststaande feiten
€30
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 27 maart 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep over een bezwaarschrift van belanghebbende tegen een rentebeschikking van de Ontvanger van de Belastingdienst. De zaak betreft de aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) voor het jaar 2013, waarbij belanghebbende een belastbaar inkomen van € 110.343 had. De Ontvanger had het bezwaar van belanghebbende tegen de aanslag ongegrond verklaard, waarna belanghebbende in beroep ging bij de rechtbank Noord-Nederland. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, waarna belanghebbende hoger beroep instelde.
Het Hof oordeelde dat het bezwaarschrift van belanghebbende niet uitsluitend gericht was tegen de rentebeschikking, maar ook tegen de hoogte van de aanslag. Het Hof concludeerde dat er geen voor bezwaar vatbare beschikking was met betrekking tot de aanslag, waardoor het verzoek om ambtshalve vermindering niet door de belastingrechter kon worden beoordeeld. Het Hof bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de Ontvanger de invorderingsrente correct had berekend. De teruggaaf waar belanghebbende recht op meende te hebben, was niet van toepassing op de aanslag voor 2013, en het Hof wees het verzoek om teruggaaf van € 12.830 af.
De uitspraak benadrukt de noodzaak voor belanghebbenden om duidelijk te zijn in hun bezwaarschriften en de juiste procedures te volgen bij het indienen van verzoeken om vermindering van belastingaanslagen. Het Hof heeft de proceskosten niet toegewezen, aangezien er geen termen aanwezig waren voor een veroordeling in de proceskosten.