Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoekers in hoger beroep,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 21 maart 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep over de uithuisplaatsing van een minderjarige. De ouders van het kind, die in hoger beroep zijn gegaan, hebben aangegeven dat zij zich refereren aan het oordeel van het hof en geen behoefte hebben aan een nadere mondelinge behandeling. Het hof heeft de zaak op basis van de stukken afgedaan. De raad voor de kinderbescherming heeft een onderzoek ingesteld naar de geschiktheid van de grootmoeder als netwerkpleegouder. Dit onderzoek heeft geleid tot het raadsrapport van 4 januari 2019, waarin de raad concludeert dat de grootmoeder en haar partner onvoldoende geschikt zijn om als netwerkpleeggezin te fungeren. Er zijn contra-indicaties met betrekking tot de partner van de grootmoeder, die in het verleden problemen heeft gehad met de zorg voor zijn eigen kind. Bovendien tonen de grootmoeder en haar partner onvoldoende inzicht in de problematiek van de ouders van de minderjarige.
Het hof heeft vastgesteld dat de belangen van de minderjarige zich verzetten tegen een plaatsing bij de grootmoeder en haar partner. De minderjarige is gehecht aan haar pleegouders en ontwikkelt zich goed in hun zorg. Een verplaatsing zou een negatieve invloed hebben op haar sociale en emotionele ontwikkeling. Het hof heeft daarom de beslissing van de rechtbank om een machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige in een pleegzorgvoorziening te verlenen, bekrachtigd. Het hof benadrukt het belang van goed contact tussen de minderjarige en haar ouders, evenals tussen haar en de grootmoeder en haar partner, en vertrouwt erop dat de gecertificeerde instelling hieraan zal werken.