ECLI:NL:GHARL:2019:2510

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
6 maart 2019
Publicatiedatum
21 maart 2019
Zaaknummer
21-001230-16
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor voorbereidingshandelingen voor het teweegbrengen van een ontploffing met gevaar voor goederen of personen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 6 maart 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Gelderland. De verdachte, geboren in Marokko in 1975, werd beschuldigd van het voorbereiden van een ontploffing met gevaar voor goederen en personen. Het hoger beroep was ingesteld door de officier van justitie tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank, die op 22 februari 2016 had geoordeeld. De zaak kwam aan het hof na meerdere zittingen, waarbij het hof kennisnam van de vordering van de advocaat-generaal en de verdediging van de verdachte, vertegenwoordigd door mr. A.A. Franken en mr. A. de Bruijne.

De tenlastelegging betrof het verwerven, vervaardigen en voorhanden hebben van pijpbommen, met de intentie om een ontploffing teweeg te brengen. De verdachte had op 16 juni 2015 een tas met explosieven bij zich, wat leidde tot zijn aanhouding. Tijdens het onderzoek werd vastgesteld dat de tas alle benodigdheden voor het maken van explosieven bevatte. Het hof oordeelde dat de verdachte opzettelijk handelde en dat de pijpbommen bestemd waren voor het begaan van een misdrijf, zoals omschreven in artikel 157 van het Wetboek van Strafrecht.

Het hof vernietigde het vonnis van de rechtbank en kwam tot de conclusie dat de verdachte schuldig was aan de voorbereidingshandelingen voor het teweegbrengen van een ontploffing. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 22 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren. Het hof hield rekening met de overschrijding van de redelijke termijn in hoger beroep en bepaalde dat de tijd in voorarrest in mindering zou worden gebracht op de opgelegde straf.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-001230-16
Uitspraak d.d.: 6 maart 2019
TEGENSPRAAK
Verkort arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Gelderland van 22 februari 2016 met parketnummer 05-720129-15 in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Marokko) op [geboortedag] 1975,
wonende te [woonplaats] .
Het hoger beroep
De officier van justitie heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 20 september 2017, 8 februari 2019, 20 februari 2019 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd. Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadslieden, mr. A.A. Franken en mr. A. de Bruijne, naar voren is gebracht.
Omvang van het hoger beroep
Blijkens de akte rechtsmiddel van 4 maart 2016 en de schriftuur van 18 maart 2016 is het hoger beroep van de officier van justitie enkel gericht tegen de beslissing van de rechtbank ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde.
Verdachte heeft geen hoger beroep ingesteld.
De omvang van het hoger beroep is daarmee beperkt tot het onder 2 tenlastegelegde feit.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof zal het vonnis waarvan beroep -voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen- vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing komt en daarom in zoverre opnieuw rechtdoen.
De tenlastelegging
Aan verdachte is – voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen - tenlastegelegd dat:
2:
hij op of omstreeks 16 juni 2015, althans in de periode van 1 januari 2015 tot en met 16 juni 2015, te Arnhem en/of Doesburg en/of elders in Nederland ter voorbereiding van het misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld, te weten moord, en/of het opzettelijk een ontploffing te weeg brengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen of levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is, opzettelijk voorwerpen en/of stoffen te weten ongeveer 12 (twaalf) zogenaamde pijpbommen (te weten 10 (10) kleinere pijpbommen en 2 (twee)grote pijpbommen) bestemd tot het begaan van dat misdrijf, heeft verworven, vervaardigd, ingevoerd, doorgevoerd, uitgevoerd en/of voorhanden heeft gehad;
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd.
De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Overweging met betrekking tot het bewijs
Feiten
Op dinsdag 16 juni 2015 te 15.10 uur kwam bij de Centrale Meldkamer Gelderland Midden de telefonische melding binnen, dat een man met een vuurwapen voor perceel [adres] zou staan. Er werd bij vermeld, dat de man ook een tas met wapens bij zich zou hebben. Direct werden diverse eenheden ter plaatse gezonden en werd verdachte aangehouden. Naast de fiets van verdachte werd een blauw/witte sporttas aangetroffen. De verbalisanten hoorden de verdachte roepen dat hij explosieven bij zich had die op batterijen werkten en dat hij deze al lang had kunnen laten ontploffen. Na zijn aanhouding werd verdachte naar het politiebureau vervoerd. Verbalisanten hoorden verdachte zeggen dat hij veel verstand had van wapens en dat hij bommen maakte. Hij zou vandaag naar het politiebureau in [plaats] geweest zijn om [wijkagent] wat aan te doen. Omdat in het politiebureau niemand open deed, is hij vervolgens naar de [locatie] gegaan.
Ter plaatse werd door personeel van de Explosieven Opruimingsdienst Defensie (EOD) een onderzoek aan de tas ingesteld. Hierbij werd aangegeven dat alle benodigdheden voor het maken van een explosief in de tas werden aangetroffen, zoals kruit, lont, batterijen, elektriciteitsdraad en gloeiampullen. Röntgenopnamen van de staven gaven aan dat deze gevuld waren met een substantie en tien van de staven waren van een lont voorzien.
Op twee staven was een elektriciteitsdraad aangebracht en aan deze draad was een rood blokje gekoppeld.
Na deze analyse werden de staven en het kruit in de tas overgebracht naar een afgelegen terrein, waar de goederen gecontroleerd tot ontploffing werden gebracht. Nadat de EOD eerst twee staven had laten exploderen, werd na deze explosie het plan ter plaatse aangepast daar de explosie groter was dan verwacht. Er werd besloten om de staven in twee groepjes van vijf te verdelen, in plaats van de tien staven tegelijkertijd te laten exploderen. De resten van de staven en het achtergebleven residu in de staven werden door de EOD voor nader onderzoek veiliggesteld
Standpunt van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder 2 tenlastegelegde. Voor verdachte was op grond van algemene ervaringsregels voorzienbaar dat de pijpbommen die hij had gemaakt bij ontploffing veel schade en/of brand konden veroorzaken. Dat is voldoende voor de bewezen verklaring van het ten laste gelegde.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 2 tenlastegelegde. Er is geen bewijs dat de voorwerpen die verdachte bij zich had, waren bestemd om opzettelijk een ontploffing teweeg te brengen en die voorwerpen dienden evenmin ter voorbereiding van dat misdrijf.
Bovendien heeft de rechtbank in haar vonnis terecht overwogen dat uit het door het NFI opgestelde rapport van 9 oktober 2015 blijkt dat geen uitspraak kan worden gedaan over de gevaarzetting van de constructies die verdachte bij zich had, waardoor niet kan worden vastgesteld of een reëel ontploffingsgevaar bestond en dus ook niet of gemeen gevaar voor goederen of (levens)gevaar voor een ander te duchten was. Die overweging van de rechtbank is nog steeds valide en moet ook in hoger beroep tot vrijspraak van dit feit leiden.
Oordeel van het hof

1.Juridisch toetsingskader

Beoordeeld dient te worden of de in de tenlastelegging omschreven voorwerpen (pijpbommen), waarvan verdachte heeft erkend dat hij deze heeft vervaardigd en voorhanden gehad, bestemd zijn tot het begaan van het misdrijf zoals in de tenlastelegging omschreven, te weten artikel 157 van het Wetboek van Strafrecht. Hierbij heeft als maatstaf te gelden de vraag of deze voorwerpen, afzonderlijk dan wel gezamenlijk naar hun uiterlijke verschijningsvorm ten tijde van het handelen dienstig kunnen zijn voor het misdadige doel dat de verdachte met het gebruik van de voorwerpen voor ogen had. Hier heeft tevens te gelden dat voorwerpen, die subjectief bestemd zijn voor het begaan van dergelijke misdrijven, dat karakter niet hoeven te verliezen doordat ze naar hun objectieve aard daartoe niet (allemaal) volstrekt geschikt, adequaat of instrumenteel zijn. Slechts wanneer dat in absolute zin niet redelijkerwijs gedacht kan worden –hetgeen het geval is bij een absoluut ondeugdelijk voorwerp- kan het middel niet als bestemd tot het begaan van het misdrijf aangemerkt worden (en dient vrijspraak te volgen).
In het onderhavige geval gaat het om de strafbare voorbereiding van artikel 157 van het Wetboek van Strafrecht. Blijkens artikel 46 van het Wetboek van Strafrecht is daarvoor vereist het opzettelijk handelen van de verdachte met betrekking tot onder meer voorwerpen en/of stoffen bestemd tot het begaan van dat misdrijf en ook moet de opzet van de verdachte gericht zijn op het teweegbrengen van een ontploffing. Voor bewezenverklaring van (strafbare voorbereiding) van het in artikel 157 van het Wetboek van Strafrecht omschreven delict is niet vereist dat het opzet van verdachte concreet gericht was op het teweegbrengen van de in artikel 157 van het Wetboek van Strafrecht genoemde gevolgen en daarmee verband houdende gevaarzetting. Vereist is enkel dat die gevaren in het algemeen voorzienbaar zijn (zodat niet van belang is dat de dader zelf dat gevaar wellicht niet heeft voorzien) en dat er sprake is van opzet op de handeling zelf. Bij een strafbare voorbereiding kan de plaats waar en omstandigheden waaronder de ontploffing zal worden teweeggebracht nog ongewis zijn. Het komt dan aan op de vraag of de voorwerpen naar uiterlijke verschijningsvorm bestemd zijn tot het begaan van het misdrijf van artikel 157 van het Wetboek van Strafrecht.

2.Deugdelijk middel?

Ten aanzien van de vraag of er sprake was van voorwerpen die bestemd waren om opzettelijk een ontploffing teweeg te brengen, overweegt het hof het volgende.
De resten van de staven en het achtergebleven residu zijn voor onderzoek overgebracht naar het Nederlands Forensisch Instituut (NFI). In het rapport van het NFI van 9 oktober 2015 wordt daarover, onder meer, het volgende gerelateerd:
6.2.
Explosief materiaal
6.2.1.
Intact
In de twee potjes onderzoeksmateriaal [AAIE9510NL] uit de twee ‘Pall Mall’ potten werd respectievelijk een mengsel van kaliumnitraat, zwavel en koolstof en een niet homogeen mengsel van onder andere nitrocellulose, ammoniumperchloraat, kaliumchloraat, gelatine en silicaatverbindingen aangetroffen.
In de papieren rollen van onderzoeksmateriaal [AAHZ5016NL] werd grijs poeder
aangetroffen. Het grijze poeder betrof een mengsel van kaliumnitraat, zwavel en
koolstof. Een mengsel van koolstof, zwavel en kaliumnitraat is een veel voorkomende pyrotechnische stof, die zwart buskruit wordt genoemd. Nitrocellulose is eveneens een pyrotechnische stof.
Pyrotechnische stof
Een pyrotechnische stof is een stof of (meestal) een mengsel van twee of meer stoffen die samen een (explosief) brandbaar materiaal vormen. Een pyrotechnische stof kan onder de juiste omstandigheden explosief verbranden (deflagratie). De mengsels bestaan in ieder geval uit een component die dient als brandstof (reductor) en een component die dient als zuurstofleverancier (oxidator). Voorbeelden van pyrotechnische stoffen zijn koolstof, zwavel en kaliumnitraat, oftewel zwart buskruit. Een andere pyrotechnische stof is aluminium met kaliumperchloraat: flitskruit. Naast een knal kunnen pyrotechnische stoffen bij ontsteking ook bijvoorbeeld een rook-, vonk- of kleureffect geven. Pyrotechnische stoffen kennen bijvoorbeeld toepassingen in vuurwerk, vuurwapens en gordelspanners.
Een mengsel van nitrocellulose, ammoniumperchloraat, kaliumchloraat en gelatine
kan eveneens als een pyrotechnisch mengsel gezien worden.
(…)
6.3.
Opbouw van explosieve constructies
Minimaal bestaat een deugdelijke explosieve constructie uit een activeringsmechanisme, een energiebron, een ontsteker en een explosieve lading.
Niet elektrische explosieve constructies kunnen hieraan getoetst worden. Een elektrische explosieve constructie bestaat uit een elektrische energiebron, activeringselektronica, een elektrische ontsteker en een explosieve lading.
Elektrische explosieve constructies kunnen hieraan getoetst worden
6.3.1
Onderzoeksmateriaal dat mogelijk een explosieve constructie of onderdeel van een explosieve constructie betreft
De buizen, waar onderzoeksmateriaal [AAHZ5021NL] de restanten van zijn,
bevatten allemaal residuen van een explosieve stof of reactieproducten van een
explosieve stof, namelijk flitspoeder en/of zwart buskruit. Er zijn echter geen
indicaties verkregen van de origineel aanwezige hoeveelheid kruit.
In het papier van onderzoeksmateriaal [AAHZ5016NL] zit ook een pyrotechnische
lading. Wat de functie precies is, is niet duidelijk. Mogelijk kan het opgevulde papier met poeder fungeren als een soort lont. Op de foto’s en röntgenopnamen van de intacte buizen is in vrijwel alle buizen een gat te zien. In sommige van deze buizen is ook een lont waar te nemen.
(…)
De wekker [AAIE9511NL] is overduidelijk gemanipuleerd. Waarschijnlijk is geprobeerd om met de koperdraad van de wijzer contact te maken met het koperdraad van de schroef, waardoor er een elektrisch stroompje door de rode elektrische draad naar een ander onderdeel. De gemanipuleerde wekker [AAIE9511NL] is conceptueel deugdelijk als activeringsmechanisme.
De batterij met onderdelen [AAIE9S12NL], vormt geen volledig circuit, de batterij geeft stroom en het lampje geeft licht, de elektrische draden geven weerstand.
Het gloeilampje [AAZ5017NL], is een (kerst-) lampje waarvan de bovenkant van het glas is verwijderd. Kerstlampjes waarvan de bovenkant van het glas is verwijderd, worden vaak gebruikt als ontsteker voor explosieve constructies met een pyrotechnische lading
6.4
Werking en uitwerking
Slechts de buizen met lont van onderzoeksmateriaal [AAHZ5021NL] zijn volledige explosieve constructies, echter de hoeveelheid lading in deze buizen is niet bekend.
De werking loopt daarom uiteen van een klein plofje waarbij de buis niet hoeft te
scheuren tot een knal. Als zwart buskruit was gebruikt in de buizen zal de uitwerking gering zijn, de kans op verscherving van de metalen delen is gering, wel is er het gevaar dat daar waar de zwakste schakel is, waarschijnlijk tussen de buis en de einddop, één van deze delen gelanceerd wordt.
Als het niet homogene mengsel van nitrocellulose, ammoniumperchloraat, kaliumchloraat, gelatine en silicaatverbindingen in één van deze buizen tot ontploffing wordt gebracht, zal de (met een vergelijkbare hoeveelheid kruit) de uitwerking waarschijnlijk groter zijn, of dit tot verscherving van de metalen delen is niet te voorspellen.
6.5
Gevaarzetting
De oorspronkelijke samenstelling (mengverhoudingen, deeltjesgrootte van de poeders, hoeveelheid) van de originele lading van de oorspronkelijk aangetroffen buizen is op basis van dit onderzoek niet vast te stellen. Daarom kan geen uitspraak worden gedaan over de gevaarzetting van de oorspronkelijke constructies. Over het algemeen geldt dat metalen buizen, gevuld met een pyrotechnisch mengsel op basis van flitspoeder en/of zwart buskruit, bij ontsteking zullen ontploffen. Hierbij scheurt de buis open, ontstaat hitte en een drukgolf (knal). Dit kan in principe gevaar op zwaar lichamelijk tot dodelijk letsel, opleveren voor personen in de directe omgeving. Vanwege de hierboven genoemde beperkingen kan echter niet worden bepaald of dit voor deze buizen het geval is

7.Conclusie

Op basis van de onderzoeksresultaten wordt het volgende geconcludeerd:
1. De oorspronkelijke constructies, waarvan onderzoeksmateriaal [AAHZ5021NL] de restanten zijn, betroffen explosieve constructies. De poeders [AAHZ5016NL en AAHZ5018NL] betreffen explosieve stoffen, namelijk respectievelijk zogenaamd zwart kruit en een mengsel op basis van nitrocellulose, ammoniumperchloraat en kaliumchloraat.
2. Op basis van de onderzoeksmaterialen kan niet (meer) worden vastgesteld wat de gevaarzetting was van de oorspronkelijke constructies, waarvan [AAHZ5021NL] de restanten zijn.
3. Gezien de opbouw en de vermoedelijke werking en uitwerking van de oorspronkelijke constructies, waarvan [AAHZ5021NL] de restanten zijn, zijn deze aan te merken als ‘voorwerpen bestemd voor het treffen van personen of zaken door middel van ontploffing’, zoals vermeld in de Wet wapens en munitie, artikel 2, lid 1, categorie II, sub 7°.”
Op grond van de hierboven weergegeven bevindingen van het NFI is het hof van oordeel dat de pijpbommen in potentie een geschikte constructie waren om een explosie en/of brand te veroorzaken. De pijpbommen kunnen dus niet in absolute zin als een ondeugdelijk middel worden aangemerkt. De omstandigheid dat de oorspronkelijke samenstelling (mengverhoudingen, deeltjesgrootte van de poeders, hoeveelheid) van de originele lading van de oorspronkelijk aangetroffen buizen op basis van het onderzoek niet meer vast te stellen was, waardoor het NFI geen uitspraak kon doen over de concrete gevaarzetting van de constructies, doet daar niet aan af. Het hof acht daarbij, anders dan de verdediging, het gemeen gevaar voor goederen en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel wel degelijk aangetoond, mede gelet op de waarnemingen van de EOD ten aanzien van de grootte van de ontstane explosie bij de gecontroleerde ontploffing van de eerste twee pijpbommen. Het hof is om die reden van oordeel dat sprake is van voorwerpen die naar uiterlijke verschijningsvorm bestemd zijn tot het begaan van het misdrijf van artikel 157 van het Wetboek van Strafrecht.

3.Opzet van verdachte

Ten aanzien van de vraag of de opzet van de verdachte gericht was op het teweegbrengen van een ontploffing, overweegt het hof het volgende.
Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij de pijpbommen thuis heeft vervaardigd.
Hij zegt niet precies te weten hoeveel kruit hij in de buisjes heeft gedaan. Hij heeft aan de zijkant telkens een gaatje geboord en daar stak hij het lontje door.
Getuige [getuige 1] heeft in haar aangifte van 16 juni 2015 verklaard dat verdachte bommen maakte. Zij heeft dit een keer gezien in zijn woning aan de [adres] . Dit was ergens voor de kerst 2014. Zij zag dat verdachte een bom aan het maken was en met batterijen aan het werk was. Tijdens het verhoor op 30 juni 2015 heeft [getuige 1] verklaard dat zij wel eens een zelfgemaakte bom van verdachte heeft gezien, die hij liet afgaan met Oud en Nieuw. Het was een ijzeren staaf gevuld met kruit en batterijen.
Getuige [getuige 2] heeft tijdens het verhoor op 16 juni 2015 verklaard dat zij meerdere keren bommen bij de verdachte heeft gezien. Zij zag die bommen voor het eerst in december 2014. Zij zag dat verdachte bezig was om de topjes van lucifers er af te halen, lontjes maakte van wol, een ijzeren buis plat maakte met een bankschroef en vervolgens het poeder van de lucifers in de buis stopte. Verdachte zei tegen haar dat hij deze wilde gebruiken voor overvallen en het opblazen van pinautomaten. Op 15 juni 2015 had [getuige 2] met verdachte contact op Facebook. Verdachte werd boos en zei tegen aangeefster: “ [getuige 2] , je moet morgen vroeg in de ochtend daar weg zijn”. Op de vraag ‘waarom”, antwoordde verdachte: “Ik ga morgen daar heen en het wordt oorlog”
Toen de getuige zei dat zij niet weg zou gaan, antwoordde verdachte: “Dan ga jij ook dood”.
Van de telefoon van [getuige 2] werd de tekst van de berichten letterlijk overgenomen en verwerkt. De gesprekken tussen aangeefster [getuige 2] en verdachte beginnen op 15 juni 2015 te 17.21 uur en het laatste gesprek is op 16 juni 2015 te 10.28 uur. Tijdens deze gesprekken worden meerdere bedreigingen geuit door verdachte in de richting van de familie [familienaam] . Verdachte geeft onder meer aan:
- dat hij heel gevaarlijk is
- dat zijn zoon dood gaat
- dat hij niet bang is voor de dood
- wie daar is gaat dood, of mijn zoon morgen vroeg bij bushalte achterlaten, ik zweer op allah, bel de politie
- de 16e gaat het gebeuren
- dat [getuige 2] morgen weg moet gaan, dat de anderen en ook [betrokkene 2] morgen dood gaan
- dat het morgen oorlog is
- dat haar ouders ook dood gaan
Tijdens de behandeling in hoger beroep heeft de advocaat-generaal een aantal stukken aan het dossier toegevoegd. Hierbij bevindt zich onder meer een proces-verbaal, gedateerd 28 maart 2018, met betrekking tot de tijdslijn in de verschillende onderzoeken die betrekking hebben op verdachte. Hieruit blijkt dat op 12 februari 2016 door de Belgische autoriteiten informatie werd verstrekt over een chatsessie tussen de gebruikers van twee mobiele telefoonnummers, te weten, [betrokkene 1] ( [whatsapp-account] ) en [betrokkene 2] . ( [whatsapp-account] .). Het telefoonnummer [telefoonnummer] is te koppelen aan [betrokkene 3] . De gesprekken die in de maand mei 2015 gevoerd zijn, bevatten - onder meer- de volgende passages (A= [betrokkene 2] , G= [betrokkene 1] ):
A: k heb alles klaar liggen
G: wat is je plan
A: zoveel mogelijk honden
G: popo
A: ja
G: in holland?
A: Better En is onze cade[a]u krachtig genoeg
Heel kr[a]chtig
Ik kan nog tientallen bijmaken en ver[s]chillend maken
G: op de eerste foto van wat was het gemaakt
A: Buis en dan die dag nog naar shaam?
G: maar akhi de cadeau die je zal maken zal tog werken?
A: zeker
Heeft mij paar jaar gekost om te leren maken
Isis
G: gaat het met een ontsteker worden?
A: telefoon
En klock
Wij pakken bla[u]wen in kantoor. K w[e]et waar…is maar een hond bla[u]w aanwezig. Dus silaah afpakken…dan gaat lucht in (…)
G: hoe bedooel je met silaah
A: wapens
Zij gaan les leren…wij laten zien wat 2 wolven van dawla allemaal kunnen (…) een heel apart hazwa. Dus jantoor van blaw binne en cadeo laten gaan
(…)
Eerst hun slachten
Filmen wapens pakken
Dan kado gaat lucht in (…)
zij moeten voelen wat de dood is (…)
binnen stromen vast binden slachten
wapens afpakken
aansteken en ontploffen
Verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat hij ‘ [betrokkene 2] ’ is en dat hij degene is geweest die deze gesprekken met ‘ [betrokkene 1] ’ heeft gevoerd.
Uit de voorgaande bewijsmiddelen leidt het hof af dat verdachte over een langere periode (in elk geval vanaf december 2014) bezig is geweest met het ontwikkelen van pijpbommen. De verklaring van verdachte, dat alles wat hij heeft gedaan –kort gezegd het gedurende een periode van bijna een jaar voorhanden hebben van, en bezig zijn met, explosieve en brandbare stoffen die geschikt waren om explosieven/pijpbommen van te maken en dat hij de pijpbommen alleen bij zich had, uitsluitend moet worden gezien als een ‘bijzondere manier’ van aandacht vragen voor de wat hem betreft trieste situatie rond de omgang met zijn zoontje en niets meer dan dat, acht het hof op geen enkele wijze aannemelijk geworden en zelfs volstrekt ongeloofwaardig.
Op grond van de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen is naar het oordeel van het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte deze pijpbommen vervaardigd heeft en voorhanden had met het doel om een ontploffing te veroorzaken waardoor –kort gezegd- gevaar voor goederen en levensgevaar dan wel gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor personen kon ontstaan.
Bewezenverklaring
Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
2:
hij
op of omstreeks 16 juni 2015, althansin de periode van 1 januari 2015 tot en met 16 juni 2015, te Arnhem en/of Doesburg
en/of elders in Nederlandter voorbereiding van het misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenis van acht jaren of meer is gesteld, te weten
moord, en/ofhet opzettelijk een ontploffing te weeg brengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen of levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is, opzettelijk voorwerpen en/of stoffen te weten ongeveer 12 (twaalf) zogenaamde pijpbommen (te weten 10 (10) kleinere pijpbommen en 2 (twee)grote pijpbommen) bestemd tot het begaan van dat misdrijf, heeft
verworven, vervaardigd,
ingevoerd, doorgevoerd, uitgevoerden/
ofvoorhanden heeft gehad;
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezen verklaarde levert op:
voorbereiding van: opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is.
en
voorbereiding van: opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.
Oplegging van straf en/of maatregel
De advocaat-generaal heeft een gevangenisstraf gevorderd voor de duur van 27 maanden waarvan 10 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren met aftrek van voorarrest en met oplegging van bijzondere voorwaarden. Hierbij heeft de advocaat-generaal naar zijn zeggen rekening gehouden met de schending van de redelijke termijn in hoger beroep. De advocaat-generaal heeft verzocht deze bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
De verdediging heeft verzocht om, indien het hof tot een bewezenverklaring komt, een straf op te leggen die gelijk is aan het reeds door verdachte ondergane voorarrest.
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft meerdere pijpbommen vervaardigd en voorhanden gehad, met het doel die op enig moment te gebruiken voor het plegen van strafbare feiten en tot ontploffing te brengen. Het hof neemt het verdachte zeer kwalijk dat hij een dergelijk ernstig misdrijf heeft willen plegen. Verdachte heeft door zo te handelen een gevaarlijke situatie in het leven geroepen en het interesseerde hem kennelijk niet dat daarbij personen en goederen in (levens)gevaar zouden kunnen komen Dergelijk handelen van verdachte veroorzaakt gevoelens van angst en onveiligheid en brengt grote onrust in de maatschappij teweeg.
Alles afwegende is het hof van oordeel dat oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren in beginsel passend en geboden is. Gelet op het feit dat er in hoger beroep sprake is van overschrijding van de redelijke termijn in de zin van artikel 6 EVRM van een jaar, zal het hof in plaats van die door het hof overwogen straf een gevangenisstraf voor de duur van 22 maanden opleggen. Het hof verstaat dat verdachte voor het door de rechtbank bewezenverklaarde en in hoger beroep niet meer aan de orde zijnde feit 1 een gevangenisstraf is opgelegd voor de duur van 5 maanden. Het hof zal met deze straf rekening houden op de wijze zoals bedoeld in artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht.
Het hof komt tot oplegging van een gevangenisstraf van 22 maanden waarvan 10 maanden voorwaardelijk met een proeftijd voor de duur van drie jaren. Oplegging van bijzondere voorwaarden, zoals gevorderd door de advocaat-generaal, acht het hof niet opportuun.
Geen dadelijke uitvoerbaarheid
Uit artikel 14e, eerste lid, Wetboek van Strafrecht volgt dat de rechter bij zijn uitspraak, ambtshalve of op vordering van het openbaar ministerie, kan bevelen dat de op grond van artikel 14c gestelde voorwaarden en het op grond van artikel 14d uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn, indien er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Nu in de onderhavige zaak echter niet is gebleken dat er ernstige en concrete aanwijzingen zijn voor een zodanige kans op herhaling, ziet het hof geen grond om de algemene voorwaarden dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 46, 57, 63 en 157 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep -voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen- en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
22 (tweeëntwintig) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
10 (tien) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
3 (drie) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Aldus gewezen door
mr. A.J. Smit, voorzitter,
mr. H. Heins en mr. K.J.C. Geeve, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. C.M.M. van der Waerden, griffier,
en op 6 maart 2019 ter openbare terechtzitting uitgesproken.