In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 13 maart 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Overijssel. De verdachte was eerder veroordeeld voor het medeplegen van schuldheling van een (motor)scooter en kreeg een gevangenisstraf van zes weken opgelegd. De advocaat-generaal had in hoger beroep gevorderd om het vonnis van de politierechter te vernietigen, de verdachte vrij te spreken van de primair ten laste gelegde gekwalificeerde diefstal en de subsidiair ten laste gelegde opzet- dan wel schuldheling te bevestigen, met een veroordeling tot een gevangenisstraf van twee maanden. Het hof heeft echter, na het onderzoek ter terechtzitting, geconcludeerd dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte schuldig te verklaren voor de ten laste gelegde feiten. De verdachte had de (motor)scooter aangeraakt, maar dit was niet voldoende om te bewijzen dat hij deze had verkregen in de zin van heling. Het hof heeft vastgesteld dat er geen bewijs was dat de verdachte een bijdrage had geleverd aan enig crimineel handelen met betrekking tot de weggenomen (motor)scooter. Daarom heeft het hof het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte vrijgesproken van zowel de primair als de subsidiair ten laste gelegde feiten.