ECLI:NL:GHARL:2019:2275

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
13 maart 2019
Publicatiedatum
13 maart 2019
Zaaknummer
21-005886-18
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag en de afweging van strafdoelen in hoger beroep

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 13 maart 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Midden-Nederland. De verdachte, geboren in 1999, was aangeklaagd voor poging tot doodslag en andere geweldsdelicten tegen een slachtoffer. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en een nieuwe straf opgelegd. De zaak kwam voort uit een incident op 2 juni 2018 in Vinkeveen, waar de verdachte het slachtoffer in zijn auto heeft geduwd, bij de keel heeft gegrepen en heeft geprobeerd te verstikken. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan opzettelijke wederrechtelijke vrijheidsberoving, poging tot doodslag en bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht. De verdachte heeft in verminderde mate toerekeningsvatbaar geacht, wat invloed had op de strafmaat. Het hof heeft een voorwaardelijke gevangenisstraf van 12 maanden opgelegd, met bijzondere voorwaarden zoals een meldplicht en een behandelverplichting. Daarnaast is er een taakstraf van 240 uren opgelegd. De benadeelde partij heeft recht op schadevergoeding, die door het hof is toegewezen. Het hof heeft de ernst van de feiten en de impact op het slachtoffer in overweging genomen bij het bepalen van de straf.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-005886-18
Uitspraak d.d.: 13 maart 2019
TEGENSPRAAK

Verkort arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Midden-Nederland van 26 oktober 2018 met parketnummer 16-659391-18 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1999,
wonende te [woonplaats] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 27 februari 2019 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd. Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsvrouw, mr. D.I.A. Schröder, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere strafoplegging komt en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is -na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg- tenlastegelegd dat:
1:
hij op of omstreeks 2 juni 2018 te Vinkeveen, gemeente De Ronde Venen, en/of Abcoude, althans in Nederland, opzettelijk [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, immers heeft/is hij, verdachte, toen daar opzettelijk wederrechtelijk
- die [slachtoffer] vast gepakt en/of (vervolgens) in zijn, verdachtes auto geduwd en/of
- die [slachtoffer] bij de keel vastgehouden/vastgepakt en/of
- op die [slachtoffer] is gaan zitten en/of
- die [slachtoffer] vast gehouden en/of
- de portieren van zijn auto op slot gedaan en/of (vervolgens) met die auto gaan rijden;
2 primair:
hij op of omstreeks 2 juni 2018 te Vinkeveen, gemeente De Ronde Venen, althans in het arrondissement Midden-Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet
- die [slachtoffer] in zijn, verdachtes, auto heeft geduwd en/of
- die [slachtoffer] meermalen, althans éénmaal bij de keel heeft gegrepen en/of gepakt en/of (vervolgens) in de keel heeft geknepen en/of
- de keel van die [slachtoffer] dicht heeft geknepen en/of gehouden en/of
- zijn, verdachtes hand voor de neus en/of mond van die [slachtoffer] heeft gehouden en/of (vervolgens) de neus en/of mond van die [slachtoffer] dicht heeft gedrukt en/of gehouden, ten gevolge waarvan die [slachtoffer] werd belemmerd om adem te halen, zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
2 subsidiair:
hij op of omstreeks 2 juni 2018 te Vinkeveen, gemeente De Ronde Venen,, althans in het arrondissement Midden-Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet beroven, met dat opzet
- die [slachtoffer] in zijn, verdachtes, auto heeft geduwd en/of
- die [slachtoffer] meermalen, althans éénmaal bij de keel heeft gegrepen en/of gepakt en/of (vervolgens) in de keel heeft geknepen en/of
- de keel van die [slachtoffer] dicht heeft geknepen en/of gehouden en/of
- zijn, verdachtes hand voor de neus en/of mond van die [slachtoffer] heeft gehouden en/of (vervolgens) de neus en/of mond van die [slachtoffer] dicht heeft gedrukt en/of gehouden, ten gevolge waarvan die [slachtoffer] werd belemmerd om adem te halen, zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
2
meer subsidiair:
hij op of omstreeks 2 juni 2018 te Vinkeveen, gemeente De Ronde Venen,, althans in het arrondissement Midden-Nederland, opzettelijk mishandelend,
- die [slachtoffer] in zijn, verdachtes, auto heeft geduwden/of
- die [slachtoffer] met een knie in een stoel van die auto heeft gedrukt en/of
- die [slachtoffer] meermalen, althans éénmaal bij de keel heeft gegrepen en/of gepakt en/of (vervolgens) in de keel heeft geknepen en/of
- de keel van die [slachtoffer] dicht heeft geknepen en/of gehouden en/of
- zijn, verdachtes hand voor de neus en/of mond van die [slachtoffer] heeft gehouden en/of (vervolgens) de neus en/of mond van die [slachtoffer] dicht heeft gedrukt en/of gehouden, ten gevolge waarvan die [slachtoffer] werd belemmerd om adem te halen, waardoor voornoemde [slachtoffer] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
3:
hij op of omstreeks 2 juni 2018 te Vinkeveen, gemeente De Ronde Venen,, althans in het arrondissement Midden-Nederland, [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer] dreigend de woorden toegevoegd: "jij verdient het niet om te leven, jij moet dood" en/of "wij gaan ons nu doodrijden", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Overweging met betrekking tot het bewijs van het onder 2 ten laste gelegde

De raadsvrouw heeft vrijspraak van het onder 2 primair ten laste gelegde bepleit. Daartoe heeft zij, kort gezegd, aangevoerd dat verdachte geen opzet, ook niet in voorwaardelijke zin, had op het overlijden van aangeefster.
Het hof is van oordeel dat het door verdachte gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het tenlastegelegde wordt weerlegd door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen.
Het hof overweegt daartoe het volgende.
Aangeefster heeft verklaard dat verdachte haar met kracht bij de keel greep en zijn andere hand voor haar mond deed. Zij moest zich concentreren op haar ademhalen, wat heel moeilijk ging. Ze hoorde verdachte zeggen dat ze dood moest. Ze voelde dat verdachte haar bij de keel vast bleef houden, dat verdachte zijn andere hand weer voor haar mond en neus deed en dat de verstikking steeds erger werd. Op een gegeven moment voelde ze dat ze geen adem meer kreeg en dat haar voeten en armen slap werden. Op dat moment werd het haar zwart voor de ogen. Daarna liet verdachte haar los. Aangeefster stapte uit en werd licht in haar hoofd. Ze kreeg het gevoel dat ze moest spugen, kreeg kokhals neigingen en moest hoesten. Ze had ongelofelijke hoofdpijn en voelde alleen maar druk in haar hoofd.
Bij aangeefster is geconstateerd dat haar beide ogen bloeddoorlopen waren. In haar hals had ze links vingerafdrukken en rechts een duimafdruk. Haar strottenhoofd was vermoedelijk gekneusd.
Verdachte heeft onder meer verklaard dat hij aangeefster bij de keel heeft gegrepen en dat hij zag dat aangeefster geen lucht kreeg omdat ze probeerde te gillen, maar dat niet kon.
Het hof stelt op grond van het voorgaande vast dat verdachte aangeefster gedurende enige tijd met kracht bij de keel heeft vastgegrepen en dat hij zijn hand voor haar mond en neus heeft gehouden, waardoor aangeefster geen lucht meer kreeg.
Voorwaardelijk opzet
Het hof stelt voorop dat voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg – zoals hier de dood – aanwezig is indien de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dit gevolg zal intreden.
Voor de vaststelling dat de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan zo’n kans is niet alleen vereist dat de verdachte wetenschap heeft van de aanmerkelijke kans dat het gevolg zal intreden, maar ook dat hij die kans ten tijde van de gedraging bewust heeft aanvaard (op de koop toe heeft genomen).
Het is een feit van algemene bekendheid dat uitoefening van samendrukkend geweld op de hals fataal kan verlopen. Dergelijk handelen leidt tot adembelemmering en door het tevens beknellen van de zich in de hals bevindende aders en slagaders bestaat ook het gevaar van afsluiting van de bloedtoevoer. Beide gevolgen kunnen eenvoudig tot een fatale uitkomst leiden als het geweld enige tijd wordt uitgeoefend.
Gelet op deze ervaringsregels is het hof van oordeel dat er een aanmerkelijke kans bestond dat het slachtoffer door het uit de bewijsmiddelen blijkende handelen van verdachte het leven zou verliezen en dat verdachte van die kans weet heeft gehad.
Het hof is van oordeel dat de gedragingen van verdachte in samenhang bezien met de door hem geuite bewoordingen, naar hun uiterlijke verschijningsvorm kunnen worden aangemerkt als zozeer op de dood gericht te zijn dat het, behoudens aanwijzingen voor het tegendeel, niet anders kan zijn geweest dan dat verdachte de aanmerkelijke kans op dat gevolg ook bewust heeft aanvaard. Van dergelijke aanwijzingen is het hof niet gebleken.
Het hof acht het onder 2 primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1, 2 primair en 3 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1:
hij op
of omstreeks2 juni 2018 te Vinkeveen,
gemeente De Ronde Venen, en/of Abcoude, althans in Nederland,opzettelijk [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en
/ofberoofd gehouden, immers heeft/is hij, verdachte, toen daar opzettelijk wederrechtelijk
- die [slachtoffer] vast gepakt en
/of(vervolgens
)in zijn, verdachtes auto geduwd en
/of
- die [slachtoffer] bij de keel vastgehouden/vastgepakt en/of
- op die [slachtoffer] is gaan zitten en/of
- die [slachtoffer] vast gehouden en/of
- de portieren van zijn auto op slot gedaan en
/of (vervolgens
)met die auto gaan rijden;
2 primair:
hij op
of omstreeks2 juni 2018 te Vinkeveen,
gemeente De Ronde Venen, althans in het arrondissement Midden-Nederland,ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet
- die [slachtoffer] in zijn, verdachtes, auto heeft geduwd en
/of
- die [slachtoffer]
meermalen, althans éénmaalbij de keel heeft gegrepen en
/of gepakt en/of (vervolgens
)in de keel heeft geknepen en
/of
- de keel van die [slachtoffer] dicht heeft geknepen en
/ofgehouden en
/of
- zijn, verdachtes hand voor de neus en
/ofmond van die [slachtoffer] heeft gehouden en
/of (vervolgens)de neus en
/ofmond van die [slachtoffer] dicht heeft gedrukt en
/ofgehouden, ten gevolge waarvan die [slachtoffer] werd belemmerd om adem te halen, zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
3:
hij op
of omstreeks2 juni 2018 te Vinkeveen,
gemeente De Ronde Venen, althans in het arrondissement Midden-Nederland,[slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht,
althans met zware mishandeling,immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer] dreigend de woorden toegevoegd: "jij verdient het niet om te leven, jij moet dood"
en/of "wij gaan ons nu doodrijden", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven en beroofd houden.
Het onder 2 primair bewezen verklaarde levert op:
poging tot doodslag.
Het onder 3 bewezen verklaarde levert op:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.

Strafbaarheid van de verdachte

Het hof overweegt dat uit het psychologisch onderzoek Pro Justitia van 24 juli 2018, opgemaakt door R. Bout, volgt dat verdachte in verminderde mate toerekeningsvatbaar wordt geacht. Op grond hiervan is het hof van oordeel dat het bewezenverklaarde in verminderde mate aan verdachte kan worden toegerekend.
Verdachte is voor het overige strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

De meervoudige kamer in de rechtbank Midden-Nederland heeft verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf van twaalf maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk, met aftrek van de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Aan het voorwaardelijke strafdeel heeft de rechtbank - als bijzondere voorwaarden - een meldplicht, een behandelverplichting, een contactverbod en een locatieverbod gekoppeld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 12 maanden, met een proeftijd van drie jaren, en een taakstraf van 240 uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 120 dagen hechtenis. Aan de voorwaardelijke gevangenisstraf dienen de in eerste aanleg opgelegde bijzondere voorwaarden gekoppeld te worden met daarnaast een cannabisverbod met urinecontroles. Daarnaast heeft de advocaat-generaal gevorderd dat de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar worden verklaard.
De raadsvrouw heeft verzocht geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. Zij heeft daartoe onder meer aangevoerd dat het gelet op de persoonlijke omstandigheden van verdachte niet passend is en contraproductief zal zijn. Daarnaast heeft verdachte oprecht spijt en zet hij zich in om herhaling te voorkomen.
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan ernstige strafbare feiten die op het slachtoffer een grote impact hebben gehad. Dit blijkt ook uit de verklaringen die aangeefster op de zittingen van de rechtbank en het hof heeft afgelegd. Naast de pijn en de shock van de dagen na de bewuste avond, zoals aangeefster het heeft beschreven, ondervindt zij nu nog steeds de gevolgen van wat er is gebeurd. Zo is zij nog steeds angstig en heeft zij slaapproblemen. Het hof overweegt dat bij dit soort feiten in beginsel zonder meer een onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend is.
Het hof overweegt echter ook dat bij het bepalen van de strafmaat verschillende belangen een rol spelen, waarbij enerzijds recht moet worden gedaan aan de ernst van het feit en de gevolgen daarvan voor het slachtoffer, en anderzijds rekening moet worden gehouden met onder andere de persoon van de verdachte en het belang dat de maatschappij heeft bij een afdoening die voorkomt dat verdachte opnieuw de fout in gaat.
Het hof overweegt in dit verband dat uit het psychologisch onderzoek Pro Justitia van 24 juli 2018 volgt dat verdachte in de aanloop naar het ten laste gelegde twee belangrijke en slepende gebeurtenissen heeft meegemaakt, te weten de scheiding van zijn ouders en relatieproblemen met aangeefster. Hierdoor ontwikkelde verdachte een depressie, die gekenmerkt werd door een sombere stemming, piekeren, slaapproblemen, een lage zelfwaardering en vermoeidheid. Op de dag van het ten laste gelegde kwamen de negatieve gevoelens tot uiting. Zoals hiervoor overwogen is het hof op grond van deze rapportage van oordeel dat het bewezenverklaarde in verminderde mate aan verdachte kan worden toegerekend.
Daarnaast heeft het hof gelet op het verslag van 11 februari 2019, van W. Goenee, klinisch psycholoog bij Inforsa. Uit dit verslag komt naar voren dat verdachte op 8 augustus 2018 is begonnen met therapie, die wekelijks plaatsvindt. Daarbij wordt gewerkt aan de depressie en het lage zelfbeeld van verdachte, het leren omgaan en uiten van gevoelens en agressie regulatie therapie. Ook is er aandacht voor de spanningen die veroorzaakt worden door de thuissituatie van verdachte en is er aandacht voor het middelengebruik van verdachte, waarbij opgemerkt wordt dat verdachte, op een uitglijder na, sinds 1 januari 2019 gestopt is met cannabisgebruik. Daarnaast is besproken hoe het delict heeft kunnen plaatsvinden en wat er nodig is om dit in de toekomst te kunnen voorkomen.
Ter zitting van het hof heeft W. Goenee een toelichting gegeven op dit verslag en op de behandeling van verdachte. Zij heeft verklaard, zakelijk weergegeven, dat verdachte zich openstelt, dat hij veel spijt heeft van wat er is gebeurd en dat hij haar heeft gevraagd hoe het kan dat hij dit gedaan heeft. Door een eventuele detentie zou de depressie weer terug kunnen komen en de motivatie van verdachte om zijn behandeling voort te zetten en zich daarvoor in te zetten zou daar onder kunnen lijden. Mede daarom acht zij een detentie onwenselijk.
Verdachte heeft ter zitting van het hof verklaard dat hij spijt heeft, dat hij beseft dat het voor het slachtoffer verschrikkelijk is geweest en dat hij begrijpt zij nu nog steeds last kan hebben van wat er is gebeurd. Hij denkt dat wat hij thuis heeft meegemaakt heeft bijgedragen aan het delict, maar vindt het moeilijk om de vraag te beantwoorden waarom hij het heeft gedaan.
Het hof concludeert uit het voorgaande dat verdachte oprecht spijt heeft van zijn handelen en dat hij inzicht probeert te krijgen in de vraag waarom hij het heeft gedaan. Het hof acht dit van belang, ook omdat in samenhang hiermee naar voren is gekomen dat verdachte actief werkt aan zijn problemen, onder meer om er voor te zorgen dat hij niet opnieuw de fout in gaat.
Alles afwegende, in het bijzonder in aanmerking genomen hetgeen omtrent de persoon van verdachte is gebleken, is het hof van oordeel dat oplegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf en een taakstraf, beide van de hierna aan te geven duur, passend en geboden is.
Het hof zal, onder meer gelet op de ernst van de feiten, een voorwaardelijke gevangenisstraf van langere duur opleggen. Het hof zal daarbij als bijzondere voorwaarden een meldplicht en een verplichting tot ambulante behandeling opleggen, zoals geadviseerd door de reclassering in de rapportage van 11 oktober 2018. Ook zal het hof een contactverbod met aangeefster en een locatieverbod ten aanzien van de woning van aangeefster opleggen. Een cannabisverbod met urinecontroles, zoals gevorderd door de advocaat-generaal, acht het hof niet noodzakelijk. Daarbij heeft het hof onder meer gelet op de omstandigheid dat verdachte reeds onder begeleiding van de psycholoog werkt aan het stoppen met cannabisgebruik. Tot slot overweegt het hof dat het niet de dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden zal bevelen. Naar het oordeel van het hof is niet gebleken dat is voldaan aan de aan een dergelijk bevel in artikel 14e van het Wetboek van Strafrecht gestelde voorwaarden.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 2.880,79. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 2.631,58. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
De vordering van de benadeelde partij is door de verdediging niet betwist. Verdachte heeft ter zitting van het hof verklaard dat hij de vordering terecht vindt.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1, 2 primair, 3 bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 45, 57, 282, 285 en 287 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 primair en 3 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 2 primair en 3 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
12 (twaalf) maanden.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
3 (drie) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van 3 (drie) jaren ten behoeve van het vaststellen van zijn/haar identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarde(n) niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde verplicht is zich te melden bij de Reclassering Amsterdam zodra hij daarvoor uitgenodigd wordt en dat hij zich blijft melden, zo vaak en zo lang de reclassering dat noodzakelijk acht.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde zich onder behandeling zal stellen van de polikliniek van Inforsa of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat het de veroordeelde gedurende de volledige proeftijd verboden is contact te leggen of te doen leggen met [slachtoffer] (geboren [geboortedag] 1998), zolang de reclassering dit noodzakelijk acht.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat het de veroordeelde gedurende de volledige proeftijd verboden is zich te bevinden binnen een straal van 50 meter van de woning van aangeefster [slachtoffer] , huidig adres [adres] , zolang de reclassering dit noodzakelijk acht.
Geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
240 (tweehonderdveertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
120 (honderdtwintig) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Heft op het geschorste bevel voorlopige hechtenis.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer] ter zake van het onder 1, 2 primair, 3 bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 2.880,79 (tweeduizend achthonderdtachtig euro en negenenzeventig cent) bestaande uit € 680,79 (zeshonderdtachtig euro en negenenzeventig cent) materiële schade en € 2.200,- (tweeduizend tweehonderd euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer] , ter zake van het onder 1, 2 primair, 3 bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 2.880,79 (tweeduizend achthonderdtachtig euro en negenenzeventig cent) bestaande uit € 680,79 (zeshonderdtachtig euro en negenenzeventig cent) materiële schade en € 2.200,- (tweeduizend tweehonderd euro) immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
38 (achtendertig) dagen hechtenis, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële en de immateriële schade op 2 juni 2018.
Aldus gewezen door
mr. A. van Waarden, voorzitter,
mr. I.P.H.M. Severeijns en mr. C.P.J. Scheele, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. T. Faber, griffier,
en op 13 maart 2019 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. C.P.J. Scheele is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
Proces-verbaal van het in dezelfde zaak voorgevallene ter openbare terechtzitting van het gerechtshof van 13 maart 2019.
Tegenwoordig:
mr. J.P. Bordes, voorzitter,
mr. A.C.L. van Holland, advocaat-generaal,
mr. N.D. Mavus-ten Elshof, griffier.
De voorzitter doet de zaak uitroepen.
De verdachte is niet in de zaal van de terechtzitting aanwezig.
De voorzitter spreekt het arrest uit.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, dat door de voorzitter en de griffier is vastgesteld en ondertekend.