Uitspraak
[appellant],
1.de stille maatschap [geïntimeerde2] en [geïntimeerde3] ,
2. [geïntimeerde2] ,
[geïntimeerde2],
3. [geïntimeerde3] ,
[geïntimeerde3],
[geïntimeerden] c.s.,
1.1. Het verdere verloop van de procedure in hoger beroep
2.De vaststaande feiten
€ 416.240,- betaald. Dat zijn (ongeveer) zes termijnen. Deze vooruitbetaling hield verband met het feit dat [geïntimeerde2] in verband met de bouwkosten een subsidie wilde aanvragen.
Afrekening onderbouw volgens kostenoverzicht 15-10-2014." De factuur verwijst naar een afrekening van 15 oktober 2014 die sluit op het gefactureerde bedrag. Deze afrekening is op haar beurt gebaseerd op een overzicht "
Meer- en minderwerk onderbouw". In de afrekening is rekening gehouden met het door [geïntimeerden] c.s. betaalde bedrag van € 416.240,-.
Verder heeft Horenberg B.V. op 30 oktober 2014 bedragen van € 28.846,40 vanwege de beëindiging van het werk en van € 2.860,85 vanwege rente in rekening gebracht. Op
27 februari 2014 had zij een bedrag van € 5.114,91 aan tekenkosten gefactureerd.
3.De vordering, het verweer en de beslissingen in eerste aanleg
Betreffende de vordering in reconventie overwoog de kantonrechter dat deze vordering, gelet op het karakter ervan, ter verificatie diende te worden aangemeld.
4.4. De ontvankelijkheid van [appellant]
NJ 1974, 76).
Hoewel [appellant] in eerste aanleg geen partij was, is hij - als cessionaris van de afgewezen vordering - dan ook ontvankelijk in zijn appel.
5.5. De bespreking van de grieven
€ 416.240,- ten tijde van de bouw nog niet was ‘opgesoupeerd’ en dat om dat te kunnen bepalen de stand van het bouwwerk dient te worden opgenomen, waarbij niet in de begroting opgenomen werkzaamheden dienen te worden begroot naar het prijspeil van oktober 2014, uitgaande van een redelijke prijs. Bij de bespreking van de grieven van [appellant] zal het hof dan ook van dit oordeel uitgaan.
grief 1komt [appellant] allereerst op tegen het oordeel van de kantonrechter dat [geïntimeerden] c.s. meer hebben betaald dan de totale bouwkosten ten tijde van het stilleggen van de bouw door Horenberg B.V. beliepen. Volgens [appellant] heeft de deskundige, en in diens voetspoor de kantonrechter, ten onrechte geen rekening gehouden met 575 uren die gemoeid waren met het aanbrengen van dichte box-vloeren in plaats van de geoffreerde ligboxen met zandvloeren. De deskundige heeft wel de extra materiaalkosten die gemoeid zijn met deze wijziging geaccepteerd, maar heeft de extra uren buiten beschouwing gelaten, aldus [appellant] .
“
Onverklaarbare stijging uren. Ook niet onderbouwd in specificatie. Bij de antwoorden op de door ons gestelde vragen worden de extra bewerkingen aan de roostervloeren omschreven, echter zijn hier reeds uren voor gerekend bij het boren van de gaten, in deze begroting onder punt 22.01.”
In zijn reactie op de opmerkingen van Horenberg B.V. op het concept-rapport heeft de deskundige op pagina 14 het volgende opgemerkt:
“
Dhr. [appellant] :Hoofdzakelijk ontbreken de uren van de kantoormensen en extra uren voor het roosterplaten leggen. Deze heeft hij niet kunnen inschatten en/of berekenen?Ik zie dat daar ook geen waarde voor wordt gerekend?
Nu [appellant] zijn stellingen onvoldoende heeft onderbouwd, komt het hof niet toe aan het door hem gedane bewijsaanbod.
grief 2tegen de afwijzing van deze vordering op. Het hof stelt vast dat de grief zich niet richt tegen het oordeel van de kantonrechter dat [geïntimeerden] c.s. de door hen gestelde afspraak hebben bewezen. Daarmee staat vast dat partijen hebben afgesproken dat [geïntimeerden] c.s. de factuur voor het tekenwerk niet zouden hoeve te betalen zodra tussen hen een aannemingsovereenkomst tot stand zou komen. Dat tussen partijen een aannemingsovereenkomst tot stand is gekomen, staat niet ter discussie. Gelet op de door partijen gemaakte afspraak, is de factuur dan ook niet verschuldigd. Dat de aannemingsovereenkomst betreffende de bovenbouw niet is uitgevoerd, betekent niet, en zeker niet zonder meer, dat de afspraak over de verschuldigdheid van de factuur is komen te vervallen, zoals [appellant] lijkt te veronderstellen. Bovendien heeft Horenberg B.V. zelf, zonder dat sprake was van een betalingsachterstand - vgl. het oordeel over grief 1 - de bouw stilgelegd, zodat het feit dat Horenberg B.V. de bouw niet heeft afgerond niet aan [geïntimeerden] c.s., maar aan Horenberg B.V. is te wijten. Ook om die reden kunnen [geïntimeerden] c.s. Horenberg (B.V.) houden aan de afspraak dat geen tekenkosten verschuldigd zijn. De grief faalt.