ECLI:NL:GHARL:2019:2184

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
13 maart 2019
Publicatiedatum
12 maart 2019
Zaaknummer
21-000012-16
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep in de vuurwerkzaak met betrekking tot illegaal vuurwerk en overtredingen van de Wet milieubeheer

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 13 maart 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte, geboren in 1974, was eerder veroordeeld voor het opzettelijk voorhanden hebben en binnen het grondgebied van Nederland brengen van professioneel vuurwerk, bestemd voor particulier gebruik. Het hof heeft het hoger beroep van de verdachte gedeeltelijk niet-ontvankelijk verklaard, met name voor de cumulatieve tenlasteleggingen die in eerste aanleg waren vrijgesproken. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte betrokken was bij de invoer en opslag van illegaal vuurwerk, waarbij hij verantwoordelijk was voor de naleving van veiligheidsvoorschriften. De verdachte had een leidende rol in de organisatie en was betrokken bij het huren van een loods waar het vuurwerk werd opgeslagen. Het hof heeft de eerdere veroordeling vernietigd en de verdachte opnieuw veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. De uitspraak benadrukt de ernst van de overtredingen en de risico's die verbonden zijn aan het illegaal verhandelen van vuurwerk, vooral gezien de nabijheid van een bedrijventerrein met chemische bedrijven.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-000012-16
Uitspraak d.d.: 13 maart 2019
TEGENSPRAAK

Verkort arrest van de economische kamer

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de economische kamer van de rechtbank Noord-Nederland van 17 december 2015 met parketnummer 19-997508-12 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [1974] ,
wonende te [adres 1] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 27 februari 2019 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot:
- het niet-ontvankelijk verklaren van verdachte ten aanzien van het impliciet cumulatief onder 1A en 1B ten laste gelegde ‘binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht’, waarvan verdachte in eerste aanleg is vrijgesproken;
- veroordeling van verdachte ter zake van het medeplegen van het onder 1A en 1B ten laste gelegde ‘ voorhanden heeft gehad’ en onder 1C ‘binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht en voorhanden heeft gehad’;
- veroordeling van verdachte ter zake van het onder 2 ten laste gelegde;
- oplegging van een gevangenisstraf van 21 maanden, waarvan 7 maanden voorwaardelijk, met aftrek, en met een proeftijd van 3 jaren.
Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman, mr. K. Kok, naar voren is gebracht.

Omvang van het hoger beroep

Namens verdachte is bij akte rechtsmiddel van 28 december 2015 onbeperkt hoger beroep ingesteld.
De economische meervoudige kamer in de rechtbank Noord-Nederland heeft verdachte bij vonnis van 17 december 2015 ter zake van het onder 1A en 1B (telkens) ten laste gelegde onderdeel ‘binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht’ en het onder 1A tenlastegelegde onderdeel ‘heeft opgeslagen’ vrijgesproken. Nu in dit verband sprake is van een impliciet-cumulatieve tenlastelegging staat hoger beroep tegen deze gegeven vrijspraken voor de verdachte niet open. Het hof zal de verdachte daarom in zoverre niet-ontvankelijk verklaren.

Het vonnis waarvan beroep

Verdachte is bij vonnis van de economische kamer van de rechtbank Noord-Nederland, zittingsplaats Assen, van 17 december 2015 ter zake van overtredingen van de Wet milieubeheer, opzettelijk begaan, veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met aftrek van het voorarrest, en met een proeftijd van 3 jaren. Deze strafbare feiten houden - kortweg - in: (1) het medeplegen van het opzettelijk professioneel vuurwerk, bestemd voor particulier gebruik, binnen het grondgebied van Nederland brengen en voorhanden hebben, (2) terwijl voor de opslag van het vuurwerk niet de geldende voorschriften in acht zijn genomen.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen vernietigen omdat het op grond van een andere bewijsconstructie tot (deels) andere bewezenverklaringen komt en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg en voor zover onderworpen aan het hoger beroep - tenlastegelegd dat:
1:
verdachte op nader te noemen data/datum, in na te noemen plaats/gemeenten, samen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, al dan niet opzettelijk professioneel vuurwerk, te weten:
A.
op of omstreeks 27 november 2012, althans in of omstreeks de periode van 1 september 2012 tot en met 27 november 2012, in de gemeente [gemeente 1] , in elk geval in Nederland:
- 3.500, althans een aantal lawinepijlen "Joker",
- 180, althans een aantal lawinepijlen "Joker 2", artikelnummer R4032,
-13.600, althans een aantal vlinders, "Spain Cracker", artikelnummer FDS0016,
- 138, althans een aantal batterijen, "Atlas", artikelnummer RFC1381,
- 127, althans een aantal batterijen, "Big Whale", artikelnummer RFC1386,
- 116, althans een aantal batterijen, "Leopard", artikelnummer RFC1387,
- 371, althans een aantal batterijen, "All Seasons", artikelnummer RFC13103
(alle) bestemd voor particulier gebruik, voorhanden heeft gehad (aan of nabij de [adres 2] ),
en/of
B.
op of omstreeks 27 november 2012, althans in of omstreeks de periode van 1 september 2012 tot en met 27 november 2012, in de gemeente [gemeente 2] , in elk geval in Nederland:
- 5.460, althans een aantal niet nader aangeduide lawinepijlen (omschreven op pagina 6 (en volgende) van 18 van het NFI-rapport met zaaknummer [nummer] ),
- 6.600, althans een aantal vlinders "Spain Cracker", artikelnummer FDS0016,
- 4.000, althans een aantal vlinders "Big Spanish Cracker", artikelnummer FW62002,
-29.200, althans een aantal vlinders "Vlinder Cracker" artikelnummer P8,
- 1.600, althans een aantal vlinders "Vlinder Cracker" artikelnummer JCO29,
(alle) bestemd voor particulier gebruik, voorhanden heeft gehad (aan of nabij de [adres 3] ),
en/of
C.
op of omstreeks 3 november 2012, te [plaats] , gemeente [gemeente 1] , althans in Nederland:
-168, althans een aantal flowerbeds, "All seasons", artikelnummer RFC 13103,
en/of
-36, althans een aantal flowerbeds, "Leopard", artikelnummer RFC 1387,
(alle) bestemd voor particulier gebruik, binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht en/of voorhanden heeft gehad;
2:
verdachte op of omstreeks 27 november 2012, in de gemeente [gemeente 1] en/of elders in Nederland, samen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, als degene die een inrichting, gelegen aan of nabij de [adres 2] , drijft, waar professioneel vuurwerk al dan niet tezamen met consumentenvuurwerk en/of pyrotechnische artikelen voor theatergebruik wordt opgeslagen en/of bewerkt, al dan niet opzettelijk er niet voor heeft zorggedragen dat de voorschriften die zijn opgenomen in bijlage 2 van het Vuurwerkbesluit werden nageleefd, immers:
was in de bewaarplaats en/of in de bewerkingsruimte niet een automatische sprinklerinstallatie met automatische doormelding naar de centrale meldkamer van de brandweer aanwezig (voorschrift 1.4).
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Overweging met betrekking tot het bewijs

Inleiding
Op 27 maart 2012 is het opsporingsonderzoek Semoetan gestart, waarbij onder meer verdachte [verdachte] en medeverdachte [medeverdachte 1] werden aangemerkt als hoofdverdachten van het handelen in professioneel vuurwerk, bestemd voor particulieren (verder: illegaal vuurwerk). Gedurende dit onderzoek is een groot aantal bijzondere opsporingsmiddelen ingezet, bestaande uit onder meer observaties, observatiecamera’s, taps en een drietal pseudokopen.
Dit onderzoek resulteerde op 3 november 2012 in de onderschepping van een transport afkomstig uit Duitsland door de Koninklijke Marechaussee net over de grens in Nederland bij [plaats] . In de vrachtauto, bestuurd door medeverdachte [medeverdachte 2] , werd ongeveer 7.500 kilogram illegaal vuurwerk aangetroffen.
Uiteindelijk zijn op 27 november 2012 de verdachten aangehouden en hebben er doorzoekingen (tot inbeslagneming) plaatsgevonden. Hierbij werd in een loods aan de [adres 2] in totaal 23.395 kilogram illegaal vuurwerk aangetroffen. In een zeecontainer achter perceel [adres 3] werd eveneens een grote hoeveelheid illegaal vuurwerk aangetroffen, waaronder ruim 5000 lawinepijlen en 40.000 vlinders.
Feit 1A – voorhanden hebben van professioneel vuurwerk aan of nabij de [adres 2]
Door en namens verdachte is in hoger beroep aangevoerd dat verdachte geen beschikkingsmacht had over het vuurwerk en dus ook het vuurwerk niet voorhanden heeft gehad. Verdachte kwam weliswaar wel eens in de loods om vuurwerk op te halen, maar hij was voor de sleutel steeds afhankelijk van een ander. Bovendien handelde verdachte in opdracht van iemand anders. Dit brengt mee dat vrijspraak moet volgen, aldus de raadsman.
De advocaat-generaal heeft gerekwireerd tot veroordeling van verdachte ter zake van het medeplegen van het voorhanden hebben van het vuurwerk. In zijn visie heeft verdachte in opdracht van medeverdachte [medeverdachte 1] de meeste activiteiten verricht.
Het hof is van oordeel dat het door en namens verdachte gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het ten laste gelegde wordt weersproken door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze hieronder zijn weergegeven en later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen. De voor het bewijs gebruikte verklaringen afgelegd tegenover de politie zijn concreet, gedetailleerd en vinden steun in andere bewijsmiddelen. Bovendien zijn de verklaringen relatief kort na het feit, in november en december 2012, afgelegd.
In het bijzonder overweegt het hof daarbij het volgende.
Uit de verklaring van getuige [getuige] , de verhuurder van de loods aan de [adres 2] , afgelegd tegenover de politie volgt dat ergens in september een persoon die zich heeft gelegitimeerd als zijnde ‘ [naam] ’ samen met verdachte bij hem is geweest voor de huur van twee boxen in zijn loods. Op aangeven van verdachte is het huurcontract van de boxen G2 en G8 op naam van deze verder onbekend gebleven persoon ‘ [naam] ’ gesteld. Volgens [getuige] is verdachte de werkelijke huurder van de boxen.
Medeverdachte [medeverdachte 3] heeft op 20 december 2012 tegenover de politie eveneens verklaard dat [verdachte] (het hof begrijpt: verdachte ) een sleutel van de [adres 2] en van box G8 had. [medeverdachte 3] heeft ook verklaard dat hij enkele weken voordat het eerste vuurwerk werd opgeslagen aan de [adres 2] daar samen met [verdachte] is geweest om de locatie te bekijken en de sleutels op te halen. Verder heeft [medeverdachte 3] verklaard dat hij op 27 oktober 2012 samen met [medeverdachte 2] een vrachtwagen heeft gelost in de loods aan de [adres 2] en dat [verdachte] en de verhuurder zich toen ook op het terrein bevonden. Ook heeft hij samen met [verdachte] vuurwerk vanuit de opslag aan de [adres 2] overgebracht naar een blauwe container aan de [adres 3] . Dat was ongeveer 2,5 maand geleden.
Uit de inzet van observatiecamera’s aan de [adres 2] blijkt dat verdachte regelmatig, ook alleen, bij de loods aan de [adres 2] wordt gezien. Dit beeld wordt bevestigd door de observaties van verdachte door verbalisanten, die verdachte onder meer op 15 en 24 oktober 2012 bij de loods hebben gezien, en de bevindingen met betrekking tot de pseudokopen. Hierbij wordt waargenomen dat de bezoeken aan de loods onder meer betrekking hebben op het ophalen van vuurwerk voor klanten, waarbij verdachte de auto van de klant meeneemt naar de loods, de auto vult met het gekochte vuurwerk en weer aflevert aan de klant.
Daarnaast heeft medeverdachte [medeverdachte 2] , die erkend heeft vier transporten te hebben uitgevoerd, verklaard dat hij is benaderd door verdachte en dat het contact ook via verdachte liep. Verdachte had aan hem verteld waar hij het vuurwerk moest ophalen en afleveren en dat was elke keer op hetzelfde adres.
Verdachte heeft erkend dat hij tweemaal de auto van de pseudokoper heen en weer heeft gereden tussen [adres 4] en de [adres 2] , waarbij hij de auto heeft beladen. Ook heeft verdachte erkend dat hij contacten onderhield met [medeverdachte 2] en dat het vuurwerk afkomstig van de transporten naar de [adres 2] werd gebracht en daar werd opgeslagen. Aan de [adres 2] lag volgens verdachte alleen maar illegaal vuurwerk.
Uit het voorgaande volgt dat:
- verdachte betrokken is geweest bij de huur van de loods aan de [adres 2] ;
- verdachte de beschikking heeft gehad over de sleutels van de loods en daarmee zelfstandig toegang had tot de loods;
- verdachte vuurwerk afkomstig uit de loods heeft overgebracht naar ‘zijn’ container aan de [adres 3] ;
- verdachte de bevoorrading van de loods regisseerde;
- verdachte meerdere malen zelfstandig vuurwerk ophaalde uit de loods aan de
[adres 2] , bestemd voor de verkoop;
- verdachte regelmatig, óók alleen, in de loods aan de [adres 2] kwam.
Op grond van deze feiten en omstandigheden stelt het hof vast - anders dan de verdediging heeft betoogd - dat verdachte beschikkingsmacht had over het vuurwerk in de loods en daarmee het vuurwerk in de loods aan de [adres 2] voorhanden heeft gehad.
Het verweer wordt verworpen.
Alternatief scenario
Door de verdediging is als alternatief scenario opgevoerd dat verdachte slechts hand- en spandiensten verrichtte in opdracht voor mister X. Op de vraag wie mister X is wil verdachte geen antwoord geven.
Het hof overweegt dat de stelling van de verdediging dat verdachte heeft gehandeld uit opdracht van een ander enkel berust op de verklaring van verdachte en constateert dat deze stelling onvoldoende concreet en niet nader onderbouwd is. Doordat verdachte zich op de vraag wie zijn opdrachtgever is telkens beroept op zijn zwijgrecht dan wel verschoningsrecht is zijn verklaring op dit onderdeel bovendien niet verifieerbaar. Tenslotte ziet het hof in het dossier geen aanknopingspunten die het door de verdediging opgevoerde scenario ondersteunen. Gelet hierop, ook in het licht van het hiervoor genoemde bewijs, acht het hof verdachtes verklaring op dit onderdeel niet geloofwaardig en wordt het geschetste scenario als onaannemelijk ter zijde gesteld.
Het voorgaande brengt met zich mee dat niet aannemelijk is geworden dat verdachte in opdracht van een ander heeft gehandeld. Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat het verdachte het onder 1A ten laste gelegde heeft begaan, voor zover hieronder is bewezenverklaard.
Feit 1C – binnen het grondgebied van Nederland brengen en voorhanden hebben van professioneel vuurwerk te [plaats]
Door en namens verdachte is aangevoerd dat verdachte geen rol bij de uitvoering heeft gehad en slechts handelingen heeft verricht die kunnen worden getypeerd als medeplichtigheid. Verdachte handelde (telkens) in opdracht van zijn opdrachtgever, mister X. Dit brengt mee dat niet kan worden bewezen dat verdachte zich als medepleger schuldig heeft gemaakt aan het invoeren en/of voorhanden hebben van het vuurwerk in [plaats] , aldus de raadsman.
De advocaat-generaal heeft gerekwireerd tot veroordeling van verdachte ter zake van het medeplegen van het binnen het grondgebied van Nederland brengen en voorhanden hebben van het vuurwerk.
Het hof is van oordeel dat het door en namens verdachte gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het ten laste gelegde wordt weersproken door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen.
Het hof overweegt daarbij in het bijzonder het volgende.
Alternatief scenario
Zoals hiervoor is overwogen acht het hof het door de verdediging geschetste alternatieve scenario niet aannemelijk geworden. De verklaring van verdachte voor zover deze ziet op de suggestie dat hij slechts wat hand- en spandiensten verrichtte in opdracht van een ander wordt ongeloofwaardig geacht.
Medeplegen
Vooropgesteld wordt dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking.
Ook indien het tenlastegelegde medeplegen in de kern niet bestaat uit een gezamenlijke uitvoering tijdens het begaan van het strafbare feit, maar uit gedragingen die doorgaans met medeplichtigheid in verband plegen te worden gebracht (zoals het verstrekken van inlichtingen, op de uitkijk staan, helpen bij de vlucht), kan sprake zijn van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking. De materiële en/of intellectuele bijdrage van de verdachte aan het strafbare feit zal dan van voldoende gewicht moeten zijn.
Bij de beoordeling of daaraan is voldaan, kan rekening worden gehouden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip.
Uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting leidt het hof met betrekking tot de betrokkenheid van verdachte bij het tenlastegelegde het volgende af.
Uit de verklaring van verdachte volgt dat hij betrokken is geweest bij de invoer van illegaal vuurwerk op 3 november 2012. Hij heeft [medeverdachte 2] gevraagd of hij wilde rijden. Hij heeft [medeverdachte 2] geld en een telefoon gegeven. Het geld was voor het transport door de chauffeur en het huren van de vrachtwagen. Verdachte heeft [medeverdachte 2] verteld dat de vrachten naar de [adres 2] moesten.
Medeverdachte [medeverdachte 2] bevestigt de verklaring van verdachte. Hij heeft erkend dat hij in totaal vier keer vuurwerk heeft vervoerd van Duitsland naar Nederland. Hij heeft verklaard dat hij hiervoor is benaderd door verdachte en dat het contact - onder meer over het transport en het geld - ook via verdachte liep. Verdachte had aan hem verteld waar hij het vuurwerk moest afleveren en dat was elke keer op hetzelfde adres. Het geld voor de huur/borg van de vrachtauto kreeg hij van verdachte. Ook kreeg hij een telefoon mee van verdachte.
Verder volgt uit de tapverslagen dat er op 3 november 2012 telefonisch contact plaatsvindt tussen onder meer verdachte en medeverdachte [medeverdachte 3] , welk contact betrekking heeft op het transport. Uit de latere gesprekken die dag blijkt dat verdachte vermoedt dat [medeverdachte 2] bij de grens is aangehouden.
Uit de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 3] blijkt dat hij op 3 november 2012 op verzoek van verdachte heeft gezocht naar [medeverdachte 2] .
Op grond van het voorgaande is het hof van oordeel dat de voor medeplegen vereiste voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en medeverdachte [medeverdachte 2] is komen vast te staan. Verdachte heeft als opdrachtgever intensief met [medeverdachte 2] samengewerkt. Verdachte heeft [medeverdachte 2] gevraagd om het transport uit te voeren en heeft hem daartoe geïnstrueerd. Daarnaast heeft verdachte [medeverdachte 2] bij de voorbereiding van het transport gefaciliteerd door hem te voorzien van geld en een telefoon. Ook op de dag van het transport controleerde verdachte de situatie door medeverdachte [medeverdachte 3] op pad te sturen. De bijdrage van verdachte aan het ten laste gelegde is naar het oordeel van het hof van zodanig gewicht dat deze kan worden aangemerkt als medeplegen. Daarmee acht het hof het ten laste gelegde medeplegen bewezen.
Het verweer wordt verworpen.
Feit 2 – drijven inrichting
Door de verdediging is wederom gewezen op verdachtes beperkte betrokkenheid bij de loods, waarbij is aangevoerd dat verdachte niet over een sleutel heeft beschikt, dat onbekend is wat zijn rol was bij de huur van de loods en dat hij nooit aanwezig is geweest op de momenten dat vuurwerk werd gelost.
Het hof is van oordeel dat dit verweer strekkende tot vrijspraak van het ten laste gelegde wordt weersproken door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen, zoals hiervoor onder 1A is overwogen.
In het bijzonder wordt daarbij overwogen dat ingevolge artikel 1.1.1 van de Wet milieubeheer onder inrichting wordt verstaan: ‘elke door de mens bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, ondernomen bedrijvigheid die binnen een zekere begrenzing pleegt te worden verricht’. Drijven houdt in het feitelijk exploiteren, een bepaalde betrokkenheid bij de exploitatie hebben of een bepaalde mate van zeggenschap hebben over de exploitatie. Deze zeggenschap kan direct of indirect zijn.
Zoals hiervoor is vastgesteld was verdachte als opdrachtgever verantwoordelijk voor het importeren en vervolgens voorhanden hebben van grote hoeveelheden illegaal vuurwerk ten behoeve van de handel. Ook feitelijk was verdachte regelmatig (alleen) in de door hem gehuurde loods aanwezig en beschikte hij over een sleutel. Dit brengt mee dat het hof van oordeel is dat verdachte als drijver van de inrichting kan worden aangemerkt, hetgeen meebrengt dat hij verantwoordelijk was voor de (veiligheids)voorschriften die van toepassing waren op de inrichting.
Het hof acht het onder 2 ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen.
Het verweer wordt verworpen.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel - ook in onderdelen - slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1A, 1B, 1C en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1:
verdachte op nader te noemen data/datum, in na te noemen plaats/gemeenten, opzettelijk professioneel vuurwerk, te weten:
A.
in de periode van 1 september 2012 tot en met 27 november 2012, in de gemeente [gemeente 1] :
- 3.500 lawinepijlen "Joker",
- 180 lawinepijlen "Joker 2", artikelnummer R4032,
- 13.600 vlinders, "Spain Cracker", artikelnummer FDS0016,
- 138 batterijen, "Atlas", artikelnummer RFC1381,
- 127 batterijen, "Big Whale", artikelnummer RFC1386,
- 116 batterijen, "Leopard", artikelnummer RFC1387,
- 371 batterijen, "All Seasons", artikelnummer RFC13103
alle bestemd voor particulier gebruik, voorhanden heeft gehad aan of nabij de [adres 2] ,
en
B.
in de periode van 1 september 2012 tot en met 27 november 2012, in de gemeente [gemeente 2] :
- 5.460 niet nader aangeduide lawinepijlen,
- 6.600 vlinders "Spain Cracker", artikelnummer FDS0016,
- 4.000 vlinders "Big Spanish Cracker", artikelnummer FW62002,
-29.200 vlinders "Vlinder Cracker" artikelnummer P8,
- 1.600 vlinders "Vlinder Cracker" artikelnummer JCO29,
alle bestemd voor particulier gebruik, voorhanden heeft gehad aan of nabij de [adres 3] ,
en
verdachte op nader te noemen datum, in na te noemen plaats/gemeente, samen en in vereniging met een of meer anderen, opzettelijk professioneel vuurwerk, te weten:
C.
op 3 november 2012, te [plaats] , gemeente [gemeente 1] :
-168 flowerbeds, "All seasons", artikelnummer RFC 13103,
en
-36 flowerbeds, "Leopard", artikelnummer RFC 1387,
alle bestemd voor particulier gebruik, binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht en voorhanden heeft gehad;
2:
verdachte op 27 november 2012, in de gemeente [gemeente 1] , als degene die een inrichting, gelegen aan of nabij de [adres 2] , drijft, waar professioneel vuurwerk al dan niet tezamen met consumentenvuurwerk wordt opgeslagen, opzettelijk er niet voor heeft zorggedragen dat de voorschriften die zijn opgenomen in bijlage 2 van het Vuurwerkbesluit werden nageleefd, immers:
was in de bewaarplaats niet een automatische sprinklerinstallatie met automatische doormelding naar de centrale meldkamer van de brandweer aanwezig.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het onder 1A en 1B bewezen verklaarde levert telkens op:
overtreding van een voorschrift gesteld krachtens artikel 9.2.2.1 van de Wet milieubeheer, opzettelijk begaan.
Het onder 1C bewezen verklaarde levert op:
medeplegen van overtreding van een voorschrift gesteld krachtens artikel 9.2.2.1 van de Wet milieubeheer, opzettelijk begaan.
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
overtreding van een voorschrift gesteld krachtens artikel 9.2.2.1 van de Wet milieubeheer, opzettelijk begaan.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich - kort gezegd - schuldig gemaakt het invoeren en voorhanden hebben van een grote hoeveelheid illegaal vuurwerk, bestaande uit lawinepijlen, vlinders en flowerbeds, met als doel dit vuurwerk te verhandelen. Dergelijk zwaar vuurwerk is, juist omdat het niet geschikt is voor particulier gebruik en een deel van het vuurwerk massa-explosief is, zeer gevaarlijk. Voor de opslag gelden daarom veel extra veiligheidsvoorschriften. Voorschriften die door verdachte niet in acht zijn genomen.
In het bijzonder is hierbij van belang dat de opslag aan de [adres 2] zich op nog geen 100 meter afstand van een bedrijventerrein, waar ook chemische bedrijven gevestigd zijn, bevond. Onder het aangetroffen vuurwerk bevond zich ruim 1200 kilogram van de gevarenklasse 1.1.G (massa-explosief). Het vuurwerk in de zeecontainer aan de [adres 3] was gelegen achter de woning van een vriend en zijn gezin, die daarvan geen weet had. Dit maakt het gedrag van verdachte extra risicovol.
Ook het afsteken van dit vuurwerk brengt enorme risico’s met zich, zowel voor de degene die het vuurwerk afsteekt als voor de eventuele omstanders. Dit vuurwerk is bestemd voor gebruik door professionals en bij gebruik moet het publiek op afstand staan. Ieder jaar opnieuw zijn er rond de jaarwisseling berichten over mensen, die de rest van hun leven een vinger, hand of oog moeten missen.
Het hof neemt het verdachte zeer kwalijk dat hij blijkbaar slechts uit financieel gewin onverantwoorde risico’s heeft genomen en de gezondheid van mens en dier in gevaar heeft gebracht. De hiervoor geschetste gevaren heeft hij daarbij kennelijk op de koop toe genomen.
Hierbij wordt in het nadeel van verdachte overwogen dat het hof - anders dan de rechtbank en de advocaat-generaal - verdachte ziet als de (enige) hoofddader. Hiermee is verdachtes aandeel, en daarmee ook zijn verantwoordelijkheid, veruit het grootste. In opdracht van verdachte werd het vuurwerk naar Nederland vervoerd en opgeslagen. De feitelijke uitvoeringshandelingen, zoals het invoeren, werden verricht door anderen, maar dit gebeurde in opdracht van verdachte, die zijn hulpkrachten ook informeerde en faciliteerde.
Verder weegt het hof mee dat uit het verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 1 februari 2019 blijkt dat verdachte eerder in aanraking is geweest met justitie wegens onder meer geweldsdelicten, maar dat op het strafblad van verdachte geen veroordelingen voor soortgelijke feiten staan vermeld.
Ter zitting in hoger beroep is door en namens verdachte gepleit voor oplegging van een taakstraf en een lange voorwaardelijke gevangenisstraf. Hierbij zijn onder andere verdachtes persoonlijke omstandigheden belicht. Terugkeer van verdachte in detentie zou het gezin van verdachte en zijn bedrijf hard treffen.
Hetgeen is aangevoerd ten spijt is het hof van oordeel dat gelet op de aard en ernst van de feiten en verdachtes leidinggevende rol daarin niet kan worden volstaan met een andere straf dan een forse (deels) onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
Alles afwegend acht het hof oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren, in beginsel passend en geboden.
Het hof zal deze straf matigen als gevolg van overschrijdingen van de redelijke termijn. Na de inverzekeringstelling van verdachte op 27 november 2012 is op 17 december 2015 vonnis gewezen. Vervolgens heeft het door verdachte op 28 december 2015 ingestelde hoger beroep geresulteerd in dit arrest van 13 maart 2019. Dit betekent dat de redelijke termijn telkens met ruim een jaar is overschreden. Deze geconstateerde overschrijdingen hebben tot gevolg dat aan verdachte een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren, wordt opgelegd. Daarvan wordt afgetrokken de tijd die door verdachte in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 47, 57 en 63 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 1.2.2 en 3.2.1 van het Vuurwerkbesluit, artikel 9.2.2.1 van de Wet milieubeheer en de artikelen 1a, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de partiële vrijspraken ter zake van het onder 1A en 1B (cumulatief) ten laste gelegde, slechts voor zover hiervoor overwogen.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1A, 1B, 1C en 2 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1A, 1B, 1C en 2 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
24 (vierentwintig) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
6 (zes) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Aldus gewezen door
mr. W.M. van Schuijlenburg, voorzitter,
mr. O. Anjewierden en mr. E. de Witt, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. J. Brink, griffier,
en op 13 maart 2019 ter openbare terechtzitting uitgesproken.