Beoordeling
1. Aan de betrokkene is als kentekenhouder bij inleidende beschikking een administratieve sanctie van € 209,- opgelegd ter zake van “overschrijding maximumsnelheid op autosnelwegen met 20 km/u (verkeersbord A3 + wegwerkzaamheden)”, welke gedraging zou zijn verricht op 9 mei 2016 om 20:25 uur op de Rijksweg te Woerden met het voertuig met het kenteken [Y-Y000] .
2. De betrokkene betwist stellig dat hij te hard zou hebben gereden. Hij betoogt onder meer dat de wijze waarop de meting is uitgevoerd niet tot een betrouwbaar resultaat kan hebben geleid. Volgens de betrokkene is het onmogelijk om een auto te besturen, terwijl tegelijkertijd de snelheidsmeter wordt afgelezen en de afstand met de achterligger via de achteruitkijkspiegel gelijk wordt gehouden.
3. Een daartoe aangewezen ambtenaar kan op grond van artikel 3, tweede lid, van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv) een administratieve sanctie opleggen voor een gedraging die door deze ambtenaar zelf of op geautomatiseerde wijze is vastgesteld. Dat de gedraging is verricht, moet voldoende blijken uit de beschikbare gegevens. Of van de juistheid van deze gegevens kan worden uitgegaan, is ervan afhankelijk of de betrokkene argumenten heeft aangevoerd die leiden tot twijfel aan de juistheid van (delen van) die gegevens dan wel het dossier daar aanleiding toe geeft.
4. De gegevens waarop de ambtenaar zich bij de oplegging van de sanctie heeft gebaseerd, zijn opgenomen in het zaakoverzicht. Dit zaakoverzicht bevat de informatie die in de inleidende beschikking is vermeld en daarnaast onder meer de volgende gegevens:
“De werkelijke snelheid stelde ik vast m.b.v. de gekalibreerde boordsnelheidsmeter van het dienstvoertuig, door met een gelijkblijvende of vrijwel gelijkblijvende tussenafstand voor de bestuurder uit te blijven rijden.
Afgelezen snelheid boordsnelheidsmeter : 100 km per uur.
Snelheid volgens kalibratietabel : 93 km per uur.
Werkelijke (gecorrigeerde) snelheid : 90 km per uur.
Overschrijding met : 20 km per uur.
Meetafstand : 500 m.
Tussenafstand : 100 m.”
5. De ambtenaar die de sanctie heeft opgelegd, verklaart in een proces-verbaal dat op 23 augustus 2016 is opgemaakt onder meer het volgende:
“Ik zag dat betrokkene achter mij aan reed tijdens een snelheidsbeperking tot 90 km/u, aangegeven met matrixborden. Op dat moment wekte de betrokkene mijn aandacht. Vervolgens zag ik dat de betrokkene achter mij aan reed met een te hoge snelheid de volgende snelheidsbeperking in tot 70 km/u, aangegeven met matrixborden. Ik zag in het stuk met snelheidsbeperking tot 70 km/u, dat rijstrook 1 was afgekruist en dat er een pijlwagen op rijstrook 1 stond. Ik kan mij niet herinneren of er ook personen nabij de pijlwagen liepen.”
6. Het hof leidt uit het voorgaande af dat de ambtenaar, overigens kennelijk zonder aanleiding, met hoge snelheid een situatie van wegwerkzaamheden is ingereden, waarbij hij de aangegeven snelheidsbeperkingen heeft genegeerd en vervolgens aan de hand van zijn boordsnelheidsmeter en met behulp van zijn achteruitkijkspiegel heeft geprobeerd de snelheid vast te stellen van het voertuig van de betrokkene, dat achter hem reed.
7. De advocaat-generaal stelt zich op het standpunt dat de wijze van meten is toegestaan. De Aanwijzing meting snelheidsoverschrijdingen voorziet daarin.
8. De boordsnelheidsmeter is geen snelheidscontrolemeter als bedoeld in de Regeling meetmiddelen politie. Niettemin kan in situaties waarin een snelheidscontrolemeter niet voorhanden is een snelheidsmeting worden uitgevoerd met behulp van een gekalibreerde boordsnelheidsmeter. Voorheen (tot 31 december 2015) werd deze methode in de Aanwijzing snelheidsoverschrijdingen en snelheidsbegrenzers als volgt omschreven:
“De snelheid van het gevolgde voertuig wordt (…) geconstateerd door op (nagenoeg) gelijkblijvende afstand te volgen en vervolgens de overtreding af te leiden van de met het dienstvoertuig gereden snelheid.”
9. Uitgangspunt bij het meten via een boordsnelheidsmeter is dat het voertuig van de ambtenaar het voertuig volgt waarvan de snelheid moet worden vastgesteld, waarbij wordt gezorgd voor een (vrijwel) gelijkblijvende tussenafstand. Bij het volgen van een voertuig kan de ambtenaar de tussenafstand zelf beïnvloeden door de snelheid te verhogen of te verlagen. Dat is niet of nauwelijks mogelijk wanneer, zoals hier, het te meten voertuig achter het dienstvoertuig rijdt. De tussenafstand wordt immers voornamelijk bepaald door het achterliggende voertuig. In redelijkheid moet worden betwijfeld dat de ambtenaar, terwijl hij zijn voertuig moest besturen, zijn snelheidsmeter in het oog moest houden en de afstand tot het achterliggende voertuig via de achteruitkijkspiegel voortdurend moest inschatten en gelijk houden, de snelheid van dat voertuig op betrouwbare wijze heeft kunnen vaststellen. Gelet op de wijze waarop de meting in dit geval heeft plaatsgevonden, kan niet van de juistheid van de gegevens in het zaakoverzicht worden uitgegaan, zodat niet op basis van die gegevens kan worden vastgesteld dat de gedraging is verricht. De sanctiebeschikking kan daarom niet in stand blijven. Dat brengt mee dat de overige bezwaren van de betrokkene geen bespreking meer behoeven.
10. Gelet op het voorgaande wordt beslist als hierna is vermeld.
11. Het hof acht termen aanwezig om een proceskostenvergoeding toe te kennen voor de reiskosten die de betrokkene heeft gemaakt voor het bijwonen van de zitting van de kantonrechter
.Ingevolge artikel 2, eerste lid, onder c, van het Besluit proceskosten bestuursrecht worden reiskosten vergoed overeenkomstig artikel 11, eerste lid, onderdeel d, van het Besluit tarieven in strafzaken 2003, op basis van de reiskosten per openbaar vervoer, laagste klasse. Dit komt neer op een bedrag van € 71,80 ( [A] - Utrecht v.v.).