ECLI:NL:GHARL:2019:2112

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
8 maart 2019
Publicatiedatum
8 maart 2019
Zaaknummer
WAHV 200.217.696
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Strafprocesrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Wijma
  • M. Huizenga
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van administratieve sanctie wegens onbetrouwbare snelheidsmeting

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 8 maart 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Midden-Nederland. De betrokkene, wonende in Duitsland, had hoger beroep ingesteld tegen een administratieve sanctie van € 209,- die hem was opgelegd wegens het overschrijden van de maximumsnelheid op autosnelwegen met 20 km/u. De overtreding zou hebben plaatsgevonden op 9 mei 2016 op de Rijksweg te Woerden. De betrokkene betwistte de snelheidsovertreding en voerde aan dat de meting niet op een betrouwbare manier was uitgevoerd. Het hof oordeelde dat de ambtenaar die de sanctie had opgelegd, de snelheid had vastgesteld met behulp van een boordsnelheidsmeter en een achteruitkijkspiegel, wat volgens het hof niet betrouwbaar was. Het hof concludeerde dat de gegevens waarop de sanctie was gebaseerd niet voldoende betrouwbaar waren, waardoor de sanctiebeschikking niet in stand kon blijven. Het hof vernietigde de beslissing van de kantonrechter en verklaarde het beroep gegrond. Tevens werd de advocaat-generaal veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van de betrokkene, ter hoogte van € 71,80.

Uitspraak

WAHV 200.217.696
8 maart 2019
CJIB 198041168
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
zittingsplaats Leeuwarden
Arrest
op het hoger beroep tegen de beslissing
van de kantonrechter van de rechtbank Midden-Nederland
van 1 mei 2017
betreffende
[betrokkene] (hierna te noemen: betrokkene),
wonende te [A] (Duitsland).

De beslissing van de kantonrechter

De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de beslissing van de officier van justitie ongegrond verklaard.

Het procesverloop

De betrokkene heeft hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de kantonrechter.
De advocaat-generaal heeft een verweerschrift ingediend.
De betrokkene heeft het beroep schriftelijk nader toegelicht.
De advocaat-generaal heeft de gelegenheid gekregen daarop te reageren.
Van die gelegenheid is geen gebruik gemaakt.

Beoordeling

1. Aan de betrokkene is als kentekenhouder bij inleidende beschikking een administratieve sanctie van € 209,- opgelegd ter zake van “overschrijding maximumsnelheid op autosnelwegen met 20 km/u (verkeersbord A3 + wegwerkzaamheden)”, welke gedraging zou zijn verricht op 9 mei 2016 om 20:25 uur op de Rijksweg te Woerden met het voertuig met het kenteken [Y-Y000] .
2. De betrokkene betwist stellig dat hij te hard zou hebben gereden. Hij betoogt onder meer dat de wijze waarop de meting is uitgevoerd niet tot een betrouwbaar resultaat kan hebben geleid. Volgens de betrokkene is het onmogelijk om een auto te besturen, terwijl tegelijkertijd de snelheidsmeter wordt afgelezen en de afstand met de achterligger via de achteruitkijkspiegel gelijk wordt gehouden.
3. Een daartoe aangewezen ambtenaar kan op grond van artikel 3, tweede lid, van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv) een administratieve sanctie opleggen voor een gedraging die door deze ambtenaar zelf of op geautomatiseerde wijze is vastgesteld. Dat de gedraging is verricht, moet voldoende blijken uit de beschikbare gegevens. Of van de juistheid van deze gegevens kan worden uitgegaan, is ervan afhankelijk of de betrokkene argumenten heeft aangevoerd die leiden tot twijfel aan de juistheid van (delen van) die gegevens dan wel het dossier daar aanleiding toe geeft.
4. De gegevens waarop de ambtenaar zich bij de oplegging van de sanctie heeft gebaseerd, zijn opgenomen in het zaakoverzicht. Dit zaakoverzicht bevat de informatie die in de inleidende beschikking is vermeld en daarnaast onder meer de volgende gegevens:
“De werkelijke snelheid stelde ik vast m.b.v. de gekalibreerde boordsnelheidsmeter van het dienstvoertuig, door met een gelijkblijvende of vrijwel gelijkblijvende tussenafstand voor de bestuurder uit te blijven rijden.
Afgelezen snelheid boordsnelheidsmeter : 100 km per uur.
Snelheid volgens kalibratietabel : 93 km per uur.
Werkelijke (gecorrigeerde) snelheid : 90 km per uur.
Overschrijding met : 20 km per uur.
Meetafstand : 500 m.
Tussenafstand : 100 m.”
5. De ambtenaar die de sanctie heeft opgelegd, verklaart in een proces-verbaal dat op 23 augustus 2016 is opgemaakt onder meer het volgende:
“Ik zag dat betrokkene achter mij aan reed tijdens een snelheidsbeperking tot 90 km/u, aangegeven met matrixborden. Op dat moment wekte de betrokkene mijn aandacht. Vervolgens zag ik dat de betrokkene achter mij aan reed met een te hoge snelheid de volgende snelheidsbeperking in tot 70 km/u, aangegeven met matrixborden. Ik zag in het stuk met snelheidsbeperking tot 70 km/u, dat rijstrook 1 was afgekruist en dat er een pijlwagen op rijstrook 1 stond. Ik kan mij niet herinneren of er ook personen nabij de pijlwagen liepen.”
6. Het hof leidt uit het voorgaande af dat de ambtenaar, overigens kennelijk zonder aanleiding, met hoge snelheid een situatie van wegwerkzaamheden is ingereden, waarbij hij de aangegeven snelheidsbeperkingen heeft genegeerd en vervolgens aan de hand van zijn boordsnelheidsmeter en met behulp van zijn achteruitkijkspiegel heeft geprobeerd de snelheid vast te stellen van het voertuig van de betrokkene, dat achter hem reed.
7. De advocaat-generaal stelt zich op het standpunt dat de wijze van meten is toegestaan. De Aanwijzing meting snelheidsoverschrijdingen voorziet daarin.
8. De boordsnelheidsmeter is geen snelheidscontrolemeter als bedoeld in de Regeling meetmiddelen politie. Niettemin kan in situaties waarin een snelheidscontrolemeter niet voorhanden is een snelheidsmeting worden uitgevoerd met behulp van een gekalibreerde boordsnelheidsmeter. Voorheen (tot 31 december 2015) werd deze methode in de Aanwijzing snelheidsoverschrijdingen en snelheidsbegrenzers als volgt omschreven:
“De snelheid van het gevolgde voertuig wordt (…) geconstateerd door op (nagenoeg) gelijkblijvende afstand te volgen en vervolgens de overtreding af te leiden van de met het dienstvoertuig gereden snelheid.”
9. Uitgangspunt bij het meten via een boordsnelheidsmeter is dat het voertuig van de ambtenaar het voertuig volgt waarvan de snelheid moet worden vastgesteld, waarbij wordt gezorgd voor een (vrijwel) gelijkblijvende tussenafstand. Bij het volgen van een voertuig kan de ambtenaar de tussenafstand zelf beïnvloeden door de snelheid te verhogen of te verlagen. Dat is niet of nauwelijks mogelijk wanneer, zoals hier, het te meten voertuig achter het dienstvoertuig rijdt. De tussenafstand wordt immers voornamelijk bepaald door het achterliggende voertuig. In redelijkheid moet worden betwijfeld dat de ambtenaar, terwijl hij zijn voertuig moest besturen, zijn snelheidsmeter in het oog moest houden en de afstand tot het achterliggende voertuig via de achteruitkijkspiegel voortdurend moest inschatten en gelijk houden, de snelheid van dat voertuig op betrouwbare wijze heeft kunnen vaststellen. Gelet op de wijze waarop de meting in dit geval heeft plaatsgevonden, kan niet van de juistheid van de gegevens in het zaakoverzicht worden uitgegaan, zodat niet op basis van die gegevens kan worden vastgesteld dat de gedraging is verricht. De sanctiebeschikking kan daarom niet in stand blijven. Dat brengt mee dat de overige bezwaren van de betrokkene geen bespreking meer behoeven.
10. Gelet op het voorgaande wordt beslist als hierna is vermeld.
11. Het hof acht termen aanwezig om een proceskostenvergoeding toe te kennen voor de reiskosten die de betrokkene heeft gemaakt voor het bijwonen van de zitting van de kantonrechter
.Ingevolge artikel 2, eerste lid, onder c, van het Besluit proceskosten bestuursrecht worden reiskosten vergoed overeenkomstig artikel 11, eerste lid, onderdeel d, van het Besluit tarieven in strafzaken 2003, op basis van de reiskosten per openbaar vervoer, laagste klasse. Dit komt neer op een bedrag van € 71,80 ( [A] - Utrecht v.v.).

Beslissing

Het gerechtshof:
vernietigt de beslissing van de kantonrechter;
verklaart het beroep gegrond;
vernietigt de beslissing van de officier van justitie, alsmede de beschikking waarbij onder CJIB-nummer 198041168 de administratieve sanctie is opgelegd;
bepaalt dat hetgeen door de betrokkene op de voet van artikel 11 van de Wahv tot zekerheid is gesteld door de advocaat-generaal aan hem wordt gerestitueerd;
veroordeelt de advocaat-generaal tot het vergoeden van de proceskosten van de betrokkene, ter hoogte van € 71,80.
Dit arrest is gewezen door mr. Wijma, in tegenwoordigheid van mr. Huizenga als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting.