ECLI:NL:GHARL:2019:2067

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
7 maart 2019
Publicatiedatum
7 maart 2019
Zaaknummer
200.251.349
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vaststelling van partner- en kinderalimentatie met ambtshalve toetsing van de belangen van het kind

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 7 maart 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep over de vaststelling van partner- en kinderalimentatie. De zaak betreft een verzoek van de man, die in hoger beroep ging tegen een eerdere beschikking van de rechtbank Midden-Nederland. In de beschikking van 23 oktober 2018 was bepaald dat de man een bijdrage van € 250,- per maand moest betalen voor de kosten van opvoeding en verzorging van hun minderjarige kind, en eenzelfde bedrag voor de kosten van levensonderhoud van de vrouw. De man verzocht het hof om deze alimentatiebedragen met terugwerkende kracht op nihil te stellen, omdat de vrouw geen verweer wilde voeren tegen zijn verzoek.

Het hof heeft vastgesteld dat, hoewel de vrouw geen verweer voerde, het verzoek van de man met betrekking tot de kinderalimentatie niet volledig toewijsbaar was. De rechter moet ambtshalve rekening houden met de belangen van het minderjarige kind. Volgens de richtlijnen van de Expertgroep Alimentatienormen heeft een onderhoudsplichtige ouder met een netto besteedbaar inkomen tot € 1.375,- per maand een minimumdraagkracht van € 25,- per maand voor één kind. Het hof oordeelde dat er geen bijzondere omstandigheden waren die de man zouden vrijstellen van deze verplichting.

Daarom heeft het hof de eerdere beschikking vernietigd voor wat betreft de kinderalimentatie en de partneralimentatie. De kinderalimentatie werd vastgesteld op € 25,- per maand, terwijl de partneralimentatie op nihil werd gesteld. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders verzochte werd afgewezen. Deze uitspraak is gedaan door de rechters J.B. de Groot, R. Prakke-Nieuwenhuizen en J.H. Lieber, en is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.251.349
(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland 446733)
beschikking van 7 maart 2019
inzake
[verzoeker],
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker in hoger beroep,
verder te noemen: de man,
advocaat: mr. A.A. van den Berg te Bleiswijk, gemeente Lansingerland,
en
[verweerster],
wonende op een geheim adres,
verweerster in hoger beroep,
verder te noemen: de vrouw,
advocaat: mr. A.M. Beuwer te Utrecht.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikkingen van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, van 15 juni 2018 en 23 oktober 2018, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het beroepschrift, ingekomen op 14 december 2018;
  • een fax van mr. Beuwer van 25 januari 2019, en
  • een fax van mr. Beuwer van 18 februari 2019.

3.De motivering van de beslissing

3.1
In voormelde beschikking van de rechtbank Midden-Nederland van 23 oktober 2018 is de echtscheiding tussen partijen uitgesproken en - voor zover thans van belang - onder meer bepaald dat de man aan de vrouw een bijdrage in de kosten van opvoeding en verzorging van hun minderjarige kind [kind] , geboren op [geboortedatum] 2016 te [plaats] , (verder ook: kinderalimentatie) van € 250,- per maand en een bijdrage in de kosten van levensonderhoud van de vrouw (verder ook: partneralimentatie) van € 250,- per maand zal voldoen.
3.2
De man verzoekt het hof - voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad - voormelde beschikking van 23 oktober 2018 te vernietigen, en opnieuw rechtdoende, te bepalen dat de kinderalimentatie en partneralimentatie met ingang van 23 oktober 2018 op nihil worden gesteld, althans een zodanige beslissing te geven als het hof juist acht.
3.3
Mr. Beuwer heeft het hof op 25 januari 2019 laten weten dat de vrouw geen verweer wenst te voeren tegen het verzoek van de man. Op 18 februari 2019 heeft mr. Beuwer een nader bericht gestuurd. De vrouw is op de hoogte is van het feit dat de volgens de richtlijnen van de expertgroep Alimentatie een minimumbijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van een kind van € 25,- per maand wordt aangehouden, ook indien de alimentatieplichtige een bijstandsuitkering ontvangt. De vrouw wenst desalniettemin geen verweer te voeren vanwege de daarmee gemoeide kosten.
3.4
Het hof is van oordeel dat - hoewel de vrouw geen verweer voert tegen de door de man verzochte nihilstellingen - het verzoek van de man met betrekking tot de kinderalimentatie niet geheel toewijsbaar is. Bij de vaststelling van kinderalimentatie dient de rechter - ambtshalve - acht te slaan op de belangen van een minderjarig kind. De door de man verzochte nihilstelling is niet in overeenstemming met de wettelijke maatstaven. Volgens de richtlijnen van de Expertgroep Alimentatienormen heeft - bijzondere omstandigheden daargelaten - een onderhoudsplichtige ouder bij een netto besteedbaar inkomen tot € 1.375,- per maand een minimumdraagkracht van € 25,- per maand voor één kind en € 50,- voor twee of meer kinderen. Er is niet gebleken van bijzondere omstandigheden die nopen tot het oordeel dat de man niet in staat is om dit minimumbedrag bij te dragen. Daarom zal het hof de bestreden beschikking vernietigen ten aanzien van de kinderalimentatie en de partneralimentatie en de kinderalimentatie op € 25,- per maand bepalen en de partneralimentatie op nihil stellen.

4.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
vernietigt de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, van 23 oktober 2018 ten aanzien van de kinderalimentatie en de partneralimentatie, en in zoverre opnieuw beschikkende:
bepaalt dat de man aan de vrouw met ingang van 23 oktober 2018 als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [kind] € 25,- per maand zal betalen, de toekomstige termijnen telkens bij vooruitbetaling te voldoen;
stelt de bijdrage in de kosten van het levensonderhoud van de vrouw met ingang van 23 oktober 2018 op nihil;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J.B. de Groot, R. Prakke-Nieuwenhuizen en J.H. Lieber, bijgestaan door de griffier, en is op 7 maart 2019 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.