Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
- het beroepschrift, ingekomen op 14 december 2018;
- een fax van mr. Beuwer van 25 januari 2019, en
- een fax van mr. Beuwer van 18 februari 2019.
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 7 maart 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep over de vaststelling van partner- en kinderalimentatie. De zaak betreft een verzoek van de man, die in hoger beroep ging tegen een eerdere beschikking van de rechtbank Midden-Nederland. In de beschikking van 23 oktober 2018 was bepaald dat de man een bijdrage van € 250,- per maand moest betalen voor de kosten van opvoeding en verzorging van hun minderjarige kind, en eenzelfde bedrag voor de kosten van levensonderhoud van de vrouw. De man verzocht het hof om deze alimentatiebedragen met terugwerkende kracht op nihil te stellen, omdat de vrouw geen verweer wilde voeren tegen zijn verzoek.
Het hof heeft vastgesteld dat, hoewel de vrouw geen verweer voerde, het verzoek van de man met betrekking tot de kinderalimentatie niet volledig toewijsbaar was. De rechter moet ambtshalve rekening houden met de belangen van het minderjarige kind. Volgens de richtlijnen van de Expertgroep Alimentatienormen heeft een onderhoudsplichtige ouder met een netto besteedbaar inkomen tot € 1.375,- per maand een minimumdraagkracht van € 25,- per maand voor één kind. Het hof oordeelde dat er geen bijzondere omstandigheden waren die de man zouden vrijstellen van deze verplichting.
Daarom heeft het hof de eerdere beschikking vernietigd voor wat betreft de kinderalimentatie en de partneralimentatie. De kinderalimentatie werd vastgesteld op € 25,- per maand, terwijl de partneralimentatie op nihil werd gesteld. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders verzochte werd afgewezen. Deze uitspraak is gedaan door de rechters J.B. de Groot, R. Prakke-Nieuwenhuizen en J.H. Lieber, en is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.