ECLI:NL:GHARL:2019:2036

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
5 maart 2019
Publicatiedatum
5 maart 2019
Zaaknummer
200.232.074/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep over proceskostenveroordeling in arbeidsovereenkomst geschil

In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door [appellante] tegen FeyeCon Development & Implementation B.V. De zaak betreft een arbeidsovereenkomst die is geëindigd met een vaststellingsovereenkomst op 31 oktober 2014. FeyeCon was verplicht om aan [appellante] een bedrag van € 39.600,00 te betalen, vermeerderd met vertragingsrente. Na een deelbetaling van € 20.000,00 op 15 januari 2016 en een betaling van € 22.966,99 op 30 mei 2017, heeft [appellante] in eerste aanleg gevorderd dat FeyeCon het resterende bedrag van € 21.498,63 zou betalen, inclusief rente en proceskosten. De kantonrechter heeft FeyeCon veroordeeld tot betaling van € 7,21, vermeerderd met contractuele rente en proceskosten van € 967,31.

In hoger beroep heeft [appellante] haar vorderingen gewijzigd en verzocht om een volledige proceskostenvergoeding. Het hof heeft de procedure in hoger beroep beoordeeld en geconcludeerd dat de kantonrechter terecht heeft geoordeeld dat de eisvermeerdering van [appellante] niet tijdig was ingediend. Het hof heeft vastgesteld dat de kantonrechter de proceskosten op basis van liquidatietarieven heeft berekend en dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die een volledige proceskostenvergoeding rechtvaardigen. Het hof heeft het bestreden vonnis van de kantonrechter bekrachtigd en [appellante] veroordeeld in de kosten van het hoger beroep, vastgesteld op € 1.978,00 aan griffierecht en € 759,00 voor salaris advocaat.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.232.074/01
(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland, locatie Lelystad, 6019137 / LC EXPL 17-1992)
arrest van 5 maart 2019
in de zaak van
[appellante],
wonende te [A] ,
appellante,
in eerste aanleg: eiseres,
hierna te noemen:
[appellante],
advocaat: mr. N. Bekri, kantoorhoudend te Rotterdam,
tegen
FeyeCon Development & Implementation B.V.,
gevestigd te Weesp,
geïntimeerde,
in eerste aanleg: gedaagde,
hierna te noemen:
FeyeCon,
advocaat: mr. M. Straus, kantoorhoudend te Amsterdam.

1.Het geding in eerste aanleg

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar de inhoud van het bestreden vonnis van 18 oktober 2017, gewezen door de kantonrechter van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Lelystad.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding in hoger beroep van 16 januari 2018,
- de memorie van grieven tevens houdende vermeerdering van eis, met producties,
- de memorie van antwoord,
- de akte overlegging producties van de zijde van FeyeCon.
2.2.
Vervolgens heeft FeyeCon de stukken voor het wijzen van arrest aan het hof
overgelegd en heeft het hof arrest bepaald.

3.De vaststaande feiten

3.1.
[appellante] heeft een arbeidsovereenkomst met FeyeCon gehad. Die
arbeidsovereenkomst is geëindigd met het sluiten van een vaststellingsovereenkomst op 31 oktober 2014. Krachtens deze vaststellingsovereenkomst is FeyeCon gehouden aan [appellante] ter zake de koop en levering van certificaten van aandelen een bedrag van
€ 39.600,00 te voldoen, te vermeerderen met een vertragingsrente van 5% per jaar als dit bedrag niet uiterlijk op 29 januari 2015 is betaald.
3.2.
Op 15 januari 2016 heeft FeyeCon aan [appellante] een deelbetaling ter grootte van € 20.000,00 gedaan.
3.3.
Op 30 mei 2017 heeft FeyeCon aan [appellante] € 22.966,99 betaald.

4.Het geschil en de beslissing in eerste aanleg

4.1.
Bij inleidende dagvaarding van 12 mei 2017 heeft [appellante] - samengevat - gevorderd FeyeCon te veroordelen tot betaling van het na deelbetaling op 15 januari 2016 nog openstaande bedrag inclusief contractuele rente ad € 21.498,63, te vermeerderen met de contractuele rente over dit bedrag, alsook te vermeerderen met de wettelijke rente over de hoofdsom ad € 39.600,00 tot en met 15 januari 2016 en te vermeerderen met de wettelijke rente over € 21.498,63 vanaf 15 januari 2016 althans 12 mei 2017 tot de dag van algehele voldoening. Een en ander met veroordeling van FeyeCon in de kosten van dit geding, het salaris van de gemachtigde daaronder begrepen, te vermeerderen met wettelijke rente.
4.2.
FeyeCon heeft verweer gevoerd.
4.3.
Bij het bestreden vonnis heeft de kantonrechter FeyeCon veroordeeld om aan [appellante] te betalen € 7,21, te vermeerderen met de contractuele rente vanaf 30 mei 2017 tot de voldoening, met veroordeling van FeyeCon in de proceskosten, begroot op
€ 967,31, waarin begrepen € 400,00 aan salaris gemachtigde.

5.De motivering van de beslissing in hoger beroep

5.1.
[appellante] heeft in hoger beroep de hoogte van het door haar in eerste aanleg gevorderde bedrag gewijzigd en vermeerderd met de kosten die in beide instanties reeds door haar zijn betaald in verband met griffierechten, betekeningskosten, advocaatkosten en alle overige aan de procedures verbonden kosten, alsmede alle kosten die zij in genoemd verband nog zal moeten voldoen, alle te vermeerderen met de wettelijke rente hierover. Zij heeft
- onder aanvoering van vier grieven - gevorderd het bestreden vonnis (gedeeltelijk) te vernietigen en opnieuw recht doende haar vorderingen alsnog geheel toe te wijzen, vermeerderd met de wettelijke rente en met veroordeling van FeyeCon in de kosten van beide instanties.
5.2.
FeyeCon heeft bij memorie van antwoord verweer gevoerd.
5.3.
Omdat FeyeCon geen bezwaar heeft gemaakt tegen de eisvermeerdering van [appellante] en hiertegen ook anderszins geen bezwaren bestaan, zal het hof in hoger beroep recht doen op de gewijzigde eis.
5.4.
Het toegewezen bedrag van € 7,21 heeft de kantonrechter berekend door bij de door [appellante] gevorderde restanthoofdsom inclusief contractuele rente tot 15 januari 2016 van € 21.498,63 een bedrag van € 1.475,57 (door [appellante] bij akte van uitlating becijferd op € 1.476,34) op te tellen wegens contractuele rente over de periode van 15 januari 2016 tot 30 mei 2017 (totaal € 22.974,20) en dit te verminderen met de betaling door FeyeCon van € 22.966,99. De eveneens door [appellante] gevorderde wettelijke rente over de (restant)hoofdsom is door de kantonrechter afgewezen.
Tegen deze veroordeling noch tegen deze afwijzing is een grief gericht. Daarmee is het geschil tussen partijen inhoudelijk naar behoren afgewikkeld.
5.5.
In hoger beroep ligt slechts ter beoordeling voor of [appellante] conform haar vermeerderde eis aanspraak kan maken op een volledige proceskostenvergoeding door FeyeCon.
5.6.
Daarbij is van belang dat in eerste aanleg de kantonrechter heeft geoordeeld dat voor zover [appellante] in haar laatste akte van 20 september 2017 bedoeld heeft haar eis te vermeerderen met betekeningskosten, advocaatkosten, griffierechten en overige kosten voor een bedrag van € 9.063,03, die vermeerdering van eis niet kan worden toegelaten, omdat een goede procesorde met zich brengt dat een eisvermeerdering tijdig - en derhalve niet eerst bij de laatste akte, waarbij [appellante] zich slechts mocht uitlaten over door FeyeCon overgelegde producties - wordt ingediend. Ten overvloede heeft de kantonrechter overwogen dat bedoelde kosten door [appellante] ook op geen enkele wijze (gedocumenteerd) zijn onderbouwd, zodat ook op die grond niet tot toewijzing daarvan zou zijn gekomen.
5.7.
Grief 1is gericht tegen het oordeel van de kantonrechter dat de eisvermeerdering niet tijdig is ingediend en daarom in strijd is met een goede procesorde.
5.8.
Ingevolge het bepaalde in artikel 130 lid 2 Rv staat tegen een beslissing van de rechter om een verandering of vermeerdering van eis buiten beschouwing te laten geen hogere voorziening open. Deze grief kan reeds daarom geen doel treffen.
Dit laat overigens de bevoegdheid van [appellante] tot wijziging of vermeerdering van eis in hoger beroep onverlet.
5.9.
Met de
grieven 2 en 3klaagt [appellante] dat de kantonrechter - weliswaar ten overvloede - ten onrechte heeft overwogen dat zij bedoelde betekeningskosten, advocaatkosten, griffierechten en overige kosten op geen enkele wijze heeft onderbouwd en dat de kantonrechter ten onrechte heeft overwogen dat de advocaatkosten niet in het petitum van de inleidende dagvaarding worden gevorderd.
5.10.
[appellante] gaat er met deze grieven aan voorbij dat de rechter voor de vergoeding van proceskosten in beginsel een forfaitair tarief hanteert.
De artikelen 237 e.v. Rv regelen de kostenveroordeling van de (grotendeels) in het ongelijk gestelde partij in civiele procedures. De hoogte van de proceskosten wordt via zogenoemde liquidatietarieven bepaald aan de hand van het aantal proceshandelingen in relatie tot het belang van de zaak tegen bedragen die los staan van door een partij werkelijk gemaakte kosten (forfaitaire bedragen). Volgens vaste jurisprudentie (HR 15 september 2017, ECLI:NL:HR:2017:2360) bevatten genoemde artikelen, behoudens wettelijke uitzonderingsgevallen - die zich hier niet voordoen - en behoudens bijzondere omstandigheden, een zowel limitatieve als exclusieve regeling van de kosten waarin de partij die bij vonnis (grotendeels) in het ongelijk wordt gesteld, kan worden veroordeeld. Een volledige vergoedingsplicht, zoals door [appellante] gevorderd, is alleen in ‘buitengewone omstandigheden’ denkbaar. Daarbij dient te worden gedacht aan misbruik van procesrecht en onrechtmatig handelen. Ook de eisen van goed werkgeverschap kunnen onder bijzondere omstandigheden tot een dergelijke verplichting leiden (zie overwegingen 3.5.1 en 3.5.2 in ECLI:NL:HR:2017:1187).
Dergelijke buitengewone omstandigheden zijn het hof echter onvoldoende gebleken. Het enkele betoog van [appellante] dat zij tevergeefs geprobeerd heeft FeyeCon tot betaling te bewegen en zij, vanwege het uitblijven van betaling, genoodzaakt was FeyeCon te betrekken in een juridische procedure en alle daarmee gemoeide kosten derhalve voor rekening van FeyeCon dienen te komen, is daartoe onvoldoende.
De kantonrechter heeft ook hier dus een liquidatietarief kunnen toepassen. Tegen de wijze waarop hij dit heeft gedaan, zijn als zodanig geen grieven gericht.
5.11.
Daarbij komt dat FeyeCon bij het bestreden vonnis reeds is veroordeeld in de door de deurwaarder aan [appellante] in rekening gebrachte kosten voor het betekenen van de inleidende dagvaarding, daarin becijferd op € 97,31, en in het door [appellante] verschuldigde griffierecht ten bedrage van € 470,00. Voor zover [appellante] doelt op de kosten van betekening in verband met het ten behoeve van haar gelegde (derden)beslag ten laste van FeyeCon, heeft te gelden dat beslagkosten niet behoren tot de kosten als bedoeld in artikel 237 Rv. Zij kunnen op de voet van artikel 706 Rv voor vergoeding in aanmerking komen. De in verband daarmee gemaakte kosten - zoals die van betekening, maar ook de advocaatkosten - dienen te worden berekend aan de hand van de beslag- en betekeningsexploten die de deurwaarder in verband met de beslaglegging heeft uitgebracht. Die stukken moeten daartoe worden overgelegd opdat de rechter ze kan begroten. De door [appellante] overgelegde brief van de deurwaarder van 18 mei 2017 (productie 2 bij memorie van grieven) met verzoek tot betaling is daartoe niet afdoende.
5.12.
Daarmee falen de grieven 2 en 3. Gelet daarop, heeft [appellante] geen belang meer bij bespreking van
grief 4, waarin zij een (volledige) proceskostenveroordeling van FeyeCon ter zake de procedure in hoger beroep bepleit.

6.De slotsom

6.1.
Slotsom is dat het bestreden vonnis zal worden bekrachtigd.
6.2.
Als de in het ongelijk te stellen partij zal het hof [appellante] veroordelen in de kosten van het hoger beroep. Deze kosten worden aan de zijde van FeyeCon vastgesteld op
€ 1.978,00 aan griffierecht en € 759,00 voor salaris advocaat volgens het liquidatietarief (1 punt, tarief I in hoger beroep à € 759,00 per punt).

7.De beslissing

Het hof, recht doende in hoger beroep:
bekrachtigt het bestreden vonnis van de kantonrechter van de rechtbank Midden-Nederland,
locatie Lelystad, van 18 oktober 2017;
veroordeelt [appellante] in de kosten van het hoger beroep, tot aan deze uitspraak aan de zijde van FeyeCon vastgesteld op € 1.978,00 aan griffierecht en € 759,00 voor salaris van de advocaat volgens het liquidatietarief;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit arrest is gewezen door mrs. M.A.M. Vaessen, O.G.H. Milar en P.P.M. Rousseau en is bij afwezigheid van de voorzitter ondertekend door de rolraadsheer en is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 5 maart 2019.