Daarbij komt dat Stichting [F] na haar benoeming als bewindvoerder van de rechthebbende een aantal zaken heeft geconstateerd over de wijze van de uitvoering van het bewind door [verzoeker] , die bij het hof vragen oproept over de wijze waarop [verzoeker] zijn taak als bewindvoerder heeft uitgevoerd. Zo heeft [verzoeker] in 2015 het bedrijf [I] de opdracht verstrekt te bemiddelen bij de uitbetaling uit de consignatiekas van het Ministerie van Financiën van een aan de rechthebbende toekomende erfenis van € 10.270,83. [verzoeker] heeft voornoemd bedrijf 10% van het te innen bedrag betaald als vergoeding voor de bemiddeling. Stichting [F] heeft geconstateerd dat het aan de rechthebbende uit de consignatiekas toekomende bedrag hoger was dan € 10.270,83. Het meerdere heeft Stichting [F] kosteloos bij het Ministerie van Financiën opgevraagd middels een gestandaardiseerde procedure. In de onderhavige procedure heeft [verzoeker] verklaard dat hij niet wist dat het bedrag van € 10.270,83 niet de volledige erfenis was en dat hij er ook niet mee bekend was dat een bijdrage uit de consignatiekas ook kosteloos, zonder inschakeling van een commercieel bemiddelingsbureau, bij het Ministerie van Financiën kan worden opgevraagd. Voor Stichting [F] is tot op heden onduidelijk gebleven op welke wijze het door [verzoeker] opgevraagde deel van de erfenis concreet is besteed.
Verder heeft Stichting [F] geconstateerd dat de rechthebbende de afgelopen jaren over voldoende financiële middelen beschikte, althans had kunnen beschikken om (een deel van) haar schulden af te betalen dan wel betalingsregelingen te treffen. Op dit moment staat er echter nog een aanzienlijk bedrag aan schulden open.
Daarnaast is gebleken dat het Centraal Administratie Kantoor (CAK) gedurende een aantal jaren is uitgegaan van een te hoog inkomen van de rechthebbende, waardoor de eigen bijdrage van de rechthebbende ten onrechte te hoog is vastgesteld. Het CAK heeft aan Stichting [F] toegezegd dat - ondanks dat de termijn voor bezwaar inmiddels al ruimschoots is verstreken - in dit geval de eigen bijdrage alsnog zal worden herberekend. Volgens Stichting [F] kan dit voor de rechthebbende leiden tot een teruggaaf door het CAK van een bedrag van ongeveer € 5.000,-, waarmee de thans nog openstaande schuld aan het CAK ter hoogte van genoemd bedrag kan worden verrekend.
Het hof acht hetgeen [verzoeker] ter zitting heeft verklaard over voornoemde kwesties niet overtuigend. Dat [verzoeker] ondanks de recente constateringen van Stichting [F] blijft volhouden dat hij niet inziet waarom hij de samenwerking met de rechthebbende niet kan voortzetten, maakt het alleen nog maar begrijpelijker dat het vertrouwen van de rechthebbende in [verzoeker] blijvend beschadigd is. Daarbij komt dat ter zitting naar voren is gekomen dat de rechthebbende tevreden is over de huidige samenwerking, communicatie en verstandhouding met Stichting [F] . Zowel de rechthebbende als Stichting [F] hebben vertrouwen in een behoorlijk verloop van het bewind.