Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.[Geïntimeerde 1] ,
1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
2.De verdere beoordeling in hoger beroep
€ 500,00
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak, die voor het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden werd behandeld, ging het om een huurovereenkomst met betrekking tot een recreatiewoning. De appellant, vertegenwoordigd door mr. M.J. Jeths, was in hoger beroep gegaan tegen de geïntimeerden, vertegenwoordigd door mr. S.H.J. Buitenkamp. De zaak volgde op een tussenarrest van 25 september 2018, waarin het hof een comparitie van partijen had gelast. Tijdens deze comparitie werd de door de kantonrechter benoemde deskundige, de heer P.J. Peters, gehoord over de staat van de woning en de noodzakelijke onderhoudswerkzaamheden. De deskundige concludeerde dat de woning zonder sloop weer bewoonbaar kon worden gemaakt, wat het hof bevestigde. Het hof oordeelde dat de door de deskundige geadviseerde werkzaamheden niet leidden tot een nieuw bouwwerk en dat de huurovereenkomst kon worden voortgezet. De stelling van de geïntimeerden dat er sprake was van dringend eigen gebruik werd verworpen, omdat er geen structurele wanverhouding tussen exploitatiekosten en huuropbrengsten was aangetoond. Het hof oordeelde dat de onderhoudswerkzaamheden binnen een redelijke termijn konden worden uitgevoerd zonder de huurovereenkomst te beëindigen. De vorderingen van de geïntimeerden tot beëindiging van de huurovereenkomst werden afgewezen, en de geïntimeerden werden veroordeeld tot het uitvoeren van de noodzakelijke onderhoudswerkzaamheden binnen twee maanden na betekening van het arrest, met een dwangsom van € 100 per dag tot een maximum van € 20.000.