In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 8 januari 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep over een verzoek tot wijziging van de kinderalimentatie. De vrouw, verzoekster in hoger beroep, heeft de man, verweerder, aangesproken op zijn verplichtingen met betrekking tot de kosten van verzorging en opvoeding van hun minderjarige kinderen. De procedure in eerste aanleg vond plaats bij de rechtbank Midden-Nederland, waar eerder een beschikking was gegeven over de alimentatieverplichtingen van de man. De vrouw heeft in hoger beroep drie grieven ingediend, die betrekking hebben op de draagkracht van zowel de man als de vrouw. De man heeft verweer gevoerd en verzocht om de eerdere beschikking in stand te laten.
Het hof heeft vastgesteld dat de man in het verleden een alimentatiebijdrage van € 200,- per kind per maand diende te betalen, welke bijdrage door wettelijke indexering is verhoogd. De vrouw heeft verzocht om een hogere bijdrage, met argumenten over de gewijzigde omstandigheden, waaronder de zorg voor de kinderen en de financiële situatie van beide ouders. Het hof heeft de draagkracht van beide ouders beoordeeld en geconcludeerd dat de gezamenlijke behoefte van de kinderen € 472,- per maand bedraagt. De man is in staat om een bijdrage te leveren, maar de vrouw heeft ook een beperkte draagkracht.
Uiteindelijk heeft het hof de alimentatie voor de kinderen vastgesteld op € 79,- per kind per maand voor januari 2018, € 120,- per kind voor februari 2018, en € 114,- per kind per maand van maart tot september 2018. Voor de periode na september 2018 is de bijdrage voor de minderjarige [de minderjarige1] vastgesteld op € 168,- per maand en voor [de minderjarige2] op € 120,- per maand. De proceskosten zijn gecompenseerd, waarbij elke partij zijn eigen kosten draagt. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.