In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 26 februari 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep over een geschil met betrekking tot de besteding van een letselschadevergoeding. De rechthebbende, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. A.A.D. Bloemsma, had in eerste aanleg verzocht om ontslag van haar bewindvoerder en om een uitkering van een deel van de letselschadevergoeding. De kantonrechter had in zijn beschikking van 4 juli 2018 bepaald dat de bewindvoerder de letselschadevergoeding moest aanwenden voor aflossing van een schuld bij het CJIB. De rechthebbende ging hiertegen in hoger beroep, waarbij zij een wijziging van haar verzoek indiende.
Het hof heeft vastgesteld dat de besteding van de letselschadevergoeding een beheershandeling betreft, waarvoor de rechthebbende geen toestemming van de bewindvoerder nodig heeft. Dit is in lijn met artikel 1:438 BW, dat bepaalt dat het beheer over de onder bewind staande goederen toekomt aan de bewindvoerder. Het hof concludeert dat geschillen over beheershandelingen niet rechtstreeks aan de rechter kunnen worden voorgelegd, maar via andere juridische wegen, zoals een rekening en verantwoording of een verzoek om ontslag van de bewindvoerder.
Uiteindelijk heeft het hof de bestreden beschikking vernietigd voor zover deze betrekking had op de besteding van de letselschadevergoeding en heeft het verzoek van de rechthebbende afgewezen. De uitspraak benadrukt de rol van de bewindvoerder in het beheer van de letselschadevergoeding en de juridische mogelijkheden voor rechthebbenden om geschillen aan te vechten.