Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoekster in het principaal hoger beroep,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 28 februari 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep over de vaststelling van partneralimentatie en kinderalimentatie. De vrouw, verzoekster in het principaal hoger beroep, had grieven ingediend tegen de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland van 24 januari 2018, waarin de echtscheiding was uitgesproken en de kinderalimentatie was vastgesteld op € 270,- per maand. De vrouw verzocht het hof om de kinderalimentatie te verhogen naar € 444,- per maand zonder omgang en € 339,75 per maand met omgang, en om partneralimentatie vast te stellen op € 1.101,- per maand. De man, verweerder in het principaal hoger beroep, voerde verweer en stelde dat de vrouw geen aanvullende behoefte had en dat de rechtbank de behoefte van de vrouw terecht had vastgesteld op € 2.006,- netto per maand.
Het hof heeft de grieven van de vrouw besproken en vastgesteld dat partijen overeenstemming hadden bereikt over de kinderalimentatie, waardoor de bestreden beschikking op dat punt werd vernietigd en de kinderalimentatie werd vastgesteld op € 409,25 per maand. Wat betreft de partneralimentatie oordeelde het hof dat de vrouw onvoldoende had aangetoond dat zij behoeftig was. De vrouw had slechts twee loonstroken overgelegd en onvoldoende inzicht gegeven in haar financiële situatie. Het hof concludeerde dat de vrouw niet in haar eigen levensonderhoud kon voorzien en wees haar verzoek om partneralimentatie af. De man had verweer gevoerd tegen de verzoeken van de vrouw en het hof oordeelde dat er geen juridische grondslag was voor het verzoek van de vrouw om de volledige hypotheekrente door de man te laten betalen. De beschikking van de rechtbank werd gedeeltelijk vernietigd en voor het overige bekrachtigd.