Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.[appellant 2] ,
[appellant 3],
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De vaststaande feiten
4.Het geschil en de beslissing in eerste aanleg
5.De motivering van de beslissing in hoger beroep
Daarbij wordt vooropgesteld dat aan het karakter van een kort geding procedure inherent is dat een beoordeling wordt gegeven van de voorlopige merites van de zaak en dat daarbij een afweging wordt gemaakt van de belangen van partijen. De ingrijpendheid van de gevolgen bij het treffen, respectievelijk het uitblijven van de gevraagde voorziening, voor elk van de partijen speelt in dat kader een rol.
commissies of zo” gebruikte. Bovendien staat vast dat dit intimiderende gedrag na het starten van de procedure tot vaststelling van de maximaal redelijke huurprijs bij de Huurcommissie en één dag nadat [appellant 1] het beheer van de woning had overgenomen, werd vertoond. Daardoor valt redelijkerwijs een verband te leggen met de procedure voor de Huurcommissie en een (bepalende) rol van [appellant 1] bij dit intimiderende gedrag. Voor het aannemen van verband tussen de diverse intimidaties is voorts reden nu in een volgende intimidatie is gezegd:
“Bel de politie maar, je kankermoeder, je gaat zien”, waarmee een relatie werd gelegd met de aangifte die [appellanten] naar aanleiding van de eerdere intimidatie bij de politie had gedaan. Daarbij kan in het midden worden gelaten of het steeds om dezelfde persoon gaat die feitelijk het intimiderende gedrag heeft vertoond.