ECLI:NL:GHARL:2019:1821
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de opzettelijkheid bij het afleveren van hennep aan een gedetineerde
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 26 februari 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland. De verdachte was beschuldigd van het afleveren van hennep aan een gedetineerde tijdens een bezoek. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het afleveren van hennep, maar dat het bestanddeel 'opzettelijk' in de tenlastelegging ontbrak. Hierdoor heeft het hof de bewezenverklaring gekwalificeerd als een overtreding op basis van artikel 11, eerste lid, van de Opiumwet, in plaats van een misdrijf. De verdachte kreeg een hechtenisstraf opgelegd in plaats van de eerder opgelegde gevangenisstraf van twee weken door de politierechter.
Het hof heeft de zaak beoordeeld op basis van het bewijs dat is geleverd door een hoofdagent van de politie, die getuige was van de handelingen van de verdachte. De verdachte had hennep in een koffiebeker gestopt en deze aan de gedetineerde overhandigd. Het hof oordeelde dat de handeling van het afleveren niet alleen een deelhandeling van verkopen is, maar ook de overgifte van de hennep impliceert. De verdediging stelde dat er geen sprake was van afleveren omdat er geen tegenprestatie was, maar het hof verwierp dit argument.
De strafbaarheid van de verdachte werd bevestigd, en het hof oordeelde dat de opgelegde straf in overeenstemming was met de ernst van het bewezenverklaarde feit. De verdachte had een strafblad en had zich schuldig gemaakt aan een overtreding in een gevangenisomgeving, wat als zeer ernstig werd beschouwd. Uiteindelijk werd de verdachte veroordeeld tot een hechtenisstraf van één week, en de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerdere voorwaardelijke straf werd afgewezen.