Beoordeling
1. Aan de betrokkene is als kentekenhouder bij inleidende beschikking een administratieve sanctie van € 90,- opgelegd ter zake van “voertuig laten staan in een park, plantsoen of openbare beplantingen of groenstroken”, welke gedraging zou zijn verricht op 22 oktober 2015 om 15:09 uur op de Staaiweg te Venlo met het voertuig met het kenteken [00-YY-YY] .
2. Namens de betrokkene wordt - kort samengevat - aangevoerd dat de plek waar het voertuig stond, dient te worden aangemerkt als een berm en niet als groenstrook. Hierbij wordt erop gewezen dat de gemeente Venlo het stuk grond waar het voertuig stond oorspronkelijk heeft ingesteld als berm, dat er grasdallen liggen waarop (inmiddels) begroeiing zit, dat het desbetreffende gedeelte is afgescheiden van het daarnaast gelegen Maasoeverpark en dat geen sprake is van geregeld onderhoud. De plaatsing van bomen, straatverlichting, zitbanken, afvalbakken en kunstvoorwerpen geven dit stuk grond niet de status van groenstrook. De kantonrechter heeft zich daarbij gebaseerd op opnames van Google Maps uit 2009, terwijl de vermeende gedraging dateert van oktober 2015. De kantonrechter heeft daarbij ten onrechte betekenis toegekend aan de verklaring van de verbalisant op het punt van de aanleg van de groenstrook. Nu de aanleg van dit gedeelte dateert van ver voor het verkrijgen van diens opsporingsbevoegdheid, was de verbalisant niet bevoegd om hierover te verklaren.
3. De onderhavige gedraging betreft een overtreding van het bepaalde in artikel 5:11, eerste lid, van de APV van de gemeente Venlo. Dit artikel(lid) luidt -voor zover van belang- als volgt:
“1. Het is verboden met een voertuig te rijden door of deze te doen of te laten staan in een park of plantsoen of een van gemeentewege aangelegde beplanting of groenstrook.”
4. In zaken op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften biedt de verklaring van de verbalisant in beginsel een voldoende grondslag voor de vaststelling dat de gedraging is verricht. Dat is anders indien de betrokkene voor zijn zaak specifieke feiten en omstandigheden aanvoert, die aanleiding geven te twijfelen aan de juistheid van één of meer onderdelen van de verklaring dan wel indien uit het dossier zulke feiten en omstandigheden blijken.
5. De verklaring van de verbalisant, zoals opgenomen in het zaakoverzicht houdt, zakelijk weergegeven, in dat op voormelde datum, tijd en plaats het voertuig met voornoemd kenteken stond in een niet van de weg deel uitmakende groenvoorziening.
6. De ambtsedige verklaring van de verbalisant, zoals opgenomen in het aanvullend proces-verbaal d.d. 18 februari 2016, houdt onder meer het volgende in:
"Op 22 oktober 2015, omstreeks 15:09 uur, bevond ik mij op de openbare weg de Staaiweg te Blerick, gemeente Venlo, in de gemeente Venlo. Ik zag toen dat een voertuig met het Nederlandse kenteken [00-YY-YY] van het merk Ford kleur blauw geparkeerd stond in een van gemeentewege aangelegde groenstrook.
(…)
Betrokkene geeft in zijn bezwaarschrift aan dat het hier geen groenstrook betreft maar een berm. Tevens geeft betrokkene aan dat de groenstrook is voorzien van grasdalen waartussen het gras groeit zodat het parkeren hier zou zijn toegestaan.
De betreffende groenstrook is op deze manier door de gemeente aangelegd en voorzien van zitbanken voor recreanten en wandelaars en tevens vanwege de voorkomende overstroming ter plaatse zodat het van gemeentewege aangelegde groen niet wegspoelt."
7. Om te kunnen vaststellen of de onder 1. genoemde gedraging is verricht moet komen vast te staan, voor zover hier van belang, dat de plaats waar de betrokkene zijn voertuig heeft geparkeerd kan worden aangemerkt als groenstrook, zoals bedoeld in de APV van de gemeente Venlo. De APV geeft geen definitie van het begrip groenstrook.
8. Bij de interpretatie van het begrip groenstrook dient, met het oog op een juiste toepassing van de wegenverkeersregelgeving, mede te worden betrokken hetgeen onder berm wordt verstaan.
9. Op grond van artikel 1, eerste lid, aanhef en onder b, van de Wegenverkeerswet 1994 moet onder het begrip wegen worden verstaan:
“Alle voor het openbaar verkeer openstaande wegen of paden met inbegrip van de daarin liggende bruggen en duikers en de tot die wegen behorende paden en bermen of zijkanten”.
10. Artikel 10, eerste lid, van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 luidt als volgt:
“Andere bestuurders dan die genoemd in de artikelen 5 tot en met 8 gebruiken de rijbaan. Deze bestuurders en voetgangers die een aanhangwagen voortbewegen die kennelijk bestemd is om door een motorvoertuig te worden voortbewogen, mogen voor het parkeren van hun voertuig tevens andere weggedeelten gebruiken, behalve het trottoir, het voetpad, het fietspad, het fiets/bromfietspad of het ruiterpad.”
11. Uit voormelde bepalingen volgt dat, in bepaalde gevallen, de berm een weggedeelte is waar geparkeerd mag worden.
12. In het dossier bevinden zich meerdere foto's van de desbetreffende locatie en het aldaar geparkeerde voertuig van de betrokkene, afkomstig van zowel de verbalisant als de gemachtigde van de betrokkene. Uit deze foto's volgt dat het gedeelte waar de betrokkene zijn voertuig heeft neergezet als een groenstrook moet worden aangemerkt. Het gedeelte is gelegen naast een geasfalteerd voetpad en is voorzien van gras. Op de foto's valt daarnaast een bankje en een afvalbak te zien en het gras is kort gemaaid. Raadpleging van de foto's op Streetview die in juni 2017 zijn opgenomen, leert dat dergelijke bankjes en afvalbakken op deze strook om de zoveel meter zijn geplaatst en dat er daarnaast kunstvoorwerpen staan. Dit alles in samenhang bezien, is het hof van oordeel dat de strook gras waar het voertuig van de betrokkene stond geparkeerd zich voordoet als een groenstrook.
13. Dat deze groenstrook in het verleden door de gemeente is ingericht als berm en dat er grasdallen zijn aangebracht, maakt dit - wat hier verder ook van zij - niet anders. Het gaat erom hoe deze strook zich ten tijde van de gedraging heeft gepresenteerd aan de gemiddelde weggebruiker.
14. Dat de kantonrechter gebruik zou hebben gemaakt van verouderde beelden van Google Maps, blijkt overigens nergens uit. Het hof heeft op basis van beelden van Streetview uit juni 2017 vastgesteld dat die situatie niet verschilt van de situatie op de foto's die de gemachtigde van de betrokkene en de verbalisant in het geding hebben gebracht.
15. Gelet op het voorgaande staat vast dat de gedraging is verricht. De kantonrechter heeft het beroep tegen de inleidende beschikking dan ook terecht ongegrond verklaard. Deze beslissing wordt daarom bevestigd.
16. Nu de betrokkene niet in het gelijk wordt gesteld, zal het hof het verzoek om vergoeding van kosten afwijzen.