Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoeker in het principaal hoger beroep,
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De vaststaande feiten
4.De omvang van het geschil
5.De motivering van de beslissing
uitkeringen ter vervanging van inkomsten uit arbeid, zoals sociale uitkeringen en pensioenuitkeringen”. Hij stelt dat een ontslagvergoeding niet hetzelfde is als een uitkering. Van belang daarbij is volgens de man dat uit de voorbeelden in artikel 5 lid 2 HV volgt dat het moet gaan om periodiek uitgekeerde bedragen die het inkomen uit arbeid daadwerkelijk vervangen. Daarvan is bij deze vergoedingen geen sprake. Bovendien heeft de man de vergoedingen nooit hoeven aan te wenden ter vervanging van inkomen uit arbeid omdat hij steeds aansluitend op de beëindiging een andere baan in loondienst had. In ieder geval vormt dat laatste argument een reden om artikel 5 lid 4 HV toe te passen. Subsidiair stelt dan man dat de ontslagvergoeding van BAT tevens ziet op de voorhuwelijkse periode van het dienstverband, dat ongeveer een derde van het totaal beslaat. Dat gedeelte zou in elk geval buiten de verrekening dienen te blijven. De vrouw voert verweer en voert aan dat de vergoedingen wel tot het te verrekenen inkomen behoren.