ECLI:NL:GHARL:2019:1602
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep over geldlening, onverschuldigde betaling of schenking met betrekking tot bewijs en bewijslast
In deze zaak, die voor het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden diende, gaat het om een hoger beroep van [Appellant] tegen [Geïntimeerde] met betrekking tot een geldlening van € 48.000,-. [Appellant] stelt dat zij dit bedrag aan [Geïntimeerde] heeft geleend en dat deze het bedrag op eerste verzoek moet terugbetalen. Subsidiair stelt [Appellant] dat het bedrag onverschuldigd is betaald en daarom moet worden terugbetaald. [Geïntimeerde] betwist het bestaan van de geldlening en stelt dat het bedrag als schenking is ontvangen. De rechtbank Midden-Nederland heeft in eerdere vonnissen de vorderingen van [Appellant] afgewezen, omdat zij niet heeft bewezen dat er sprake was van een geldlening of dat de betaling zonder rechtsgrond heeft plaatsgevonden.
In hoger beroep heeft het hof de procedure en de bewijsvoering opnieuw beoordeeld. Het hof oordeelt dat de bewijslast bij [Appellant] ligt, gezien de gemotiveerde betwisting door [Geïntimeerde]. Het hof concludeert dat [Appellant] niet in haar bewijs is geslaagd, omdat de getuigenverklaringen tegenstrijdig zijn en de schriftelijke bewijsmiddelen onvoldoende steun bieden voor haar stellingen. Het hof heeft ook geoordeeld dat het bewijsaanbod van [Appellant] onvoldoende concreet was.
Uiteindelijk heeft het hof het hoger beroep verworpen en de eerdere vonnissen van de rechtbank bekrachtigd. [Appellant] is veroordeeld in de kosten van het hoger beroep, die zijn vastgesteld op € 716,- voor griffierecht en € 1.959,- voor salaris advocaat, te vermeerderen met nakosten en wettelijke rente. Het arrest is uitgesproken op 19 februari 2019.