4.5Het hiervoor bedoelde onderdeel 2.25 van het eindvonnis van 12 oktober 2016 luidt als volgt:
“2.25. De tot de nalatenschap van moeder behorende effectenportefeuille, de woning met bijbehorende hypotheekschuld en het schilderij Klombeck (Zadelhoff, nr. 11) zijn reeds verdeeld. In het kader hiervan is geen van partijen enige overbedelingsvergoeding verschuldigd.
De na deze partiële verdeling resterende nalatenschap van moeder dient als volgt te worden afgewikkeld:
- partijen dienen gezamenlijk opdracht te verlenen aan Veilinghuis van Spengen te Hilversum voor de taxatie van de hiervoor onder 2.12 tot en met 2.18. bedoelde zaken die nog niet door Zadelhoff zijn getaxeerd. Partijen kunnen enkel hiervan afzien indien zij het gezamenlijk eens zijn dat bepaalde zaken geen taxatie behoeven,
- ten aanzien van zaken die in het codicil aan [Appellant] zijn vermaakt en die [Geïntimeerden] onder zich hebben, dan wel zich nog in de opslag bevinden bij Van ’t Net, geldt dat deze desgewenst aan [Appellant] dienen te worden afgegeven.
- [Appellant] dient de waarde van de door haar op grond van het Codicil verkregen zaken (volgens de Zadelhoff-taxatie, dan wel de door Van Spengen nog uit te voeren taxatie) in te brengen in de nalatenschap,
- de overige roerende zaken die tot de nalatenschap van partijen behoren dienen (conform het tussenvonnis van 23 december 2015, rov. 4.7.7.) als volgt te worden verdeeld:
aan [Appellant] dient te worden toegedeeld de zaken genoemd onder 2.13. en 2.19.,
aan [Geïntimeerde 2] dient te worden toegedeeld de zaken genoemd onder 2.14.,
aan [Geïntimeerde 3] dient te worden toegedeeld de zaken genoemd onder 2.15.,
aan [Geïntimeerde 1] dient te worden toegedeeld de zaken genoemd onder 2.16.,
telkens tegen de waarde zoals getaxeerd door Zadelhoff, dan wel zoals nog te uit te voeren door Van Spengen,
- [Geïntimeerde 2] dient ter zake van zijn advocaatkosten een bedrag van € 3.177,60 in te brengen in de nalatenschap, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 750,- vanaf 15 juni 2009 en € 2.427,60 vanaf 21 september 2009, telkens tot aan de dag van algehele voldoening,
- [Geïntimeerde 3] dient de volgende bedragen in te brengen:
€ 9.000,-- ter zake van de geldlening van vader aan [Geïntimeerde 3] , waarbij geldt dat [Geïntimeerde 3] zijn aandeel in deze tot de nalatenschap behorende vordering verbeurt,
€ 5.750,- ter zake van de gebruiksvergoeding voor de woning,
€ 400,- ter zake van de gebruiksvergoeding voor de auto,
€ 1.600,- ter zake van de koopsom voor de auto,
€ 26,- ter zake van de verkeersboete.
- partijen dienen alle tot de nalatenschap behorende foto’s te laten digitaliseren ten behoeve van alle vier erfgenamen,
- alle kosten verband houdend met de hiervoor genoemde handelingen ten behoeve van de afwikkeling van de nalatenschap van moeder komen voor rekening van de nalatenschap,
- ten aanzien van de alsdan resterende roerende zaken van de nalatenschap (te weten de zaken in opslag bij Van ’t Net en eventueel Codicil-zaken die [Appellant] niet wenst te verkrijgen), dienen partijen tot verdeling over te gaan – (toedeling aan één van de deelgenoten, dan wel verkoop aan derden) – ten overstaan van de hierna te noemen notaris op een door deze notaris op de voet van artikel 677 lid 3 Rv nader te bepalen tijdstip,
- de boedelnotaris dient ten slotte (na deze verdeling) ook – gegeven de aan ieder toegedeelde zaken en de inbrengverplichtingen – de resterende overbedelingsvergoedingen en –verplichtingen vast te stellen, waaraan partijen vervolgens uitvoering dienen te geven,
- een eventueel alsdan resterend creditsaldo op de boedelrekening dient tussen partijen gelijkelijk te worden verdeeld (een eventueel resterend debetsaldo dient door partijen gelijkelijk te worden gedragen).”
A. het principaal hoger beroep