In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [X] B.V. tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland, waarin het verzoek om teruggaaf van omzetbelasting over de periode van 9 maart 2016 tot en met 31 maart 2016 niet-ontvankelijk werd verklaard. De Inspecteur had eerder het verzoek om teruggaaf niet-ontvankelijk verklaard, wat door de rechtbank werd bevestigd. Belanghebbende stelde dat de termijnoverschrijding verschoonbaar was, omdat er onduidelijkheid was over haar ondernemerschap en de uitnodiging tot het doen van aangifte. Het Hof oordeelde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat het bezwaar niet-ontvankelijk was verklaard. Het Hof benadrukte dat belanghebbende binnen de door de Inspecteur gestelde termijn de gronden van bezwaar had aangevuld, maar dat dit niet voldoende was om de termijnoverschrijding te rechtvaardigen. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en het verzoek om teruggaaf werd afgewezen wegens termijnoverschrijding. Het Hof zag geen aanleiding voor vergoeding van griffierecht of proceskosten.