ECLI:NL:GHARL:2019:1375
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Bevoegdheid raadkamer om kennis te nemen van vordering gevangenneming en ontvankelijkheid openbaar ministerie
In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 13 februari 2019 uitspraak gedaan over de vordering van de advocaat-generaal tot gevangenneming van de verdachte. De verdachte was eerder op 18 januari 2019 door het hof veroordeeld tot een gevangenisstraf van dertien jaren voor medeplegen van moord. De advocaat-generaal verzocht op 1 februari 2019 om een bevel tot gevangenneming, wat leidde tot een zitting in raadkamer op 6 februari 2019. De verdediging betwistte de bevoegdheid van de raadkamer om deze vordering te behandelen, stellende dat alleen de zittingsrechter daartoe bevoegd is na aanvang van het onderzoek ter terechtzitting. De raadsman voerde ook aan dat de vordering tot gevangenneming een verkapt intern appel was, omdat deze eerder door het hof was afgewezen.
Het hof oordeelde echter dat de raadkamer bevoegd was om de vordering tot gevangenneming te behandelen, op basis van artikel 21 van het Wetboek van Strafvordering. Het hof verwierp de argumenten van de verdediging en concludeerde dat er ernstige bezwaren tegen de verdachte bestonden, die een gewichtige reden voor vrijheidsbeneming rechtvaardigden. Het hof besloot de gevangenneming van de verdachte te bevelen, maar schorste de voorlopige hechtenis onder voorwaarden. De beslissing werd genomen met inachtneming van de relevante artikelen van het Wetboek van Strafvordering.