Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.Feiten
4.Het verzoek in hoger beroep
5.De motivering van de beslissing
6.De beslissing
5 februari 2019 in het openbaar uitgesproken.
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 5 februari 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep over een verzoek tot wijziging van de voornaam van verzoeker. Verzoeker, die bij zijn geboorte in 1990 de voornaam [B] kreeg, heeft op 1 december 2017 een verzoek ingediend bij de rechtbank Noord-Nederland om zijn voornaam te wijzigen in [B1]. De rechtbank heeft dit verzoek afgewezen, waarop verzoeker in hoger beroep ging. Tijdens de mondelinge behandeling op 2 november 2018 in Zwolle, waar verzoeker en zijn vader aanwezig waren, heeft het hof kennisgenomen van de ingediende pleitnota en aanvullende gegevens.
Het hof heeft vastgesteld dat verzoeker een zwaarwichtig belang heeft bij de wijziging van zijn voornaam, dat voortkomt uit een familietraditie. De vader van verzoeker heeft verklaard dat de naam [B1] in het verleden als ongepast werd ervaren, maar dat de ouders nu volledig achter het verzoek van hun zoon staan. Het hof heeft in zijn overwegingen ook het recht op zelfbeschikking en de emotionele waarde van voornamen in het kader van het privéleven en gezinsleven, zoals vastgelegd in artikel 8 van het EVRM, meegenomen.
Na afweging van de belangen heeft het hof geoordeeld dat het belang van verzoeker bij de wijziging van zijn voornaam zwaarder weegt dan het algemeen belang bij het ongewijzigd blijven van de registers van de burgerlijke stand. Het hof heeft daarom de beschikking van de rechtbank vernietigd en gelast dat de ambtenaar van de burgerlijke stand de voornaam van verzoeker wijzigt van [B] naar [B1]. Deze beslissing is openbaar uitgesproken en ondertekend door de rechters en de griffier.