Uitspraak
De beslissing van de kantonrechter
Beoordeling
.
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een sanctiebeschikking die is opgelegd aan de betrokkene voor hinderlijk parkeren op een gehandicaptenparkeerplaats. De betrokkene had een administratieve sanctie van € 140,- opgelegd gekregen voor het parkeren van zijn voertuig op een wijze die gevaar of hinder zou kunnen veroorzaken. De overtreding vond plaats op 10 oktober 2017 in Maastricht. De kantonrechter had het beroep van de betrokkene tegen de beslissing van de officier van justitie ongegrond verklaard, en het verzoek om proceskostenvergoeding was afgewezen.
De gemachtigde van de betrokkene heeft hoger beroep ingesteld en betoogd dat er geen grond was voor de oplegging van de sanctie. Het hof heeft de zaak behandeld op 21 januari 2019, maar de betrokkene en zijn gemachtigde waren niet verschenen. De advocaat-generaal heeft een verweerschrift ingediend. Het hof heeft vastgesteld dat de verbalisant had gerapporteerd dat het voertuig van de betrokkene deels op een gehandicaptenparkeerplaats stond, maar er was geen bewijs dat er gevaar of hinder was voor andere weggebruikers, anders dan het verhinderen van het gebruik van de parkeerplaats.
Het hof heeft geoordeeld dat er geen grond was voor de oplegging van de sanctie op basis van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994, omdat de situatie niet voldeed aan de criteria voor gevaar of hinder. Het hof heeft de beslissing van de kantonrechter vernietigd, het beroep gegrond verklaard en de sanctie vernietigd. Tevens is de advocaat-generaal veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van de betrokkene, tot een bedrag van € 517,50.