ECLI:NL:GHARL:2019:11431

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
12 augustus 2019
Publicatiedatum
3 oktober 2023
Zaaknummer
21-004612-18
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van bedreiging door een psychisch zieke vrouw in psychiatrisch ziekenhuis

Het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden heeft op 12 augustus 2019 uitspraak gedaan in de zaak tegen een 31-jarige vrouw die was vrijgesproken van bedreiging van twee hulpverleners en een medepatiënt. De vrouw verbleef op de Intensive Care van een psychiatrisch ziekenhuis, waar zij gedwongen was opgenomen vanwege haar psychische toestand. Op verschillende momenten in 2017 heeft zij dreigende taal geuit naar hulpverleners en een medepatiënt, maar het hof oordeelde dat de omstandigheden en de geestelijke toestand van de verdachte zodanig waren dat er geen redelijke vrees kon bestaan dat zij haar bedreigingen daadwerkelijk zou uitvoeren. Het hof concludeerde dat de bedreigingen niet bewezen konden worden, en sprak de verdachte vrij van de tenlastegelegde feiten. Het hof vernietigde het eerdere vonnis van de politierechter en verklaarde de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep voor zover dit gericht was tegen de vrijspraak van een ander feit. De uitspraak benadrukt de rol van de psychiatrische context bij de beoordeling van bedreigingen en de noodzaak om de geestelijke toestand van de verdachte in acht te nemen.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-004612-18
Uitspraak d.d.: 12 augustus 2019
TEGENSPRAAK
Arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland van 16 augustus 2018 met parketnummer 16-027050-18 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1988,
wonende te [postcode] [woonplaats] , [woonadres] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 29 juli 2019.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd. Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en haar raadsvrouw, mr. M. van der Salm, naar voren is gebracht.

Ontvankelijkheid van het hoger beroep

Verdachte is bij vonnis waarvan beroep vrijgesproken van het onder 4 tenlastegelegde. Hoger beroep tegen deze vrijspraak staat voor verdachte niet open. Nu de verdachte onbeperkt hoger beroep heeft ingesteld zal het hof verdachte daarom in zoverre niet-ontvankelijk in haar hoger beroep verklaren.

Het vonnis waarvan beroep

Het hof zal het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing komt en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
zij op of omstreeks 29 augustus 2017 te [pleegplaats] , in elk geval in Nederland, [hulpverlener 1] , hulpverlener, heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door dreigend op die voornoemde [hulpverlener 1] af te komen lopen en daarbij dreigend de woorden toe te voegen: "Ik ga je kapot maken" en/of "Ik maak je dood" en/of "Ik ga zorgen dat andere mensen je dood maken", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
2.
zij op of omstreeks 11 september 2017 te [pleegplaats] , in elk geval in Nederland, [hulpverlener 2] , hulpverlener, heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door dreigend op die voornoemde [hulpverlener 2] af te komen lopen en daarbij (meermalen) dreigend de woorden toe te voegen: "Ik maak je af." en/of "Ik maak je echt af kankerhoer?", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
3.
zij op of omstreeks 20 september 2017 te [pleegplaats] , in elk geval in Nederland, [benadeelde] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door een glas in de richting van die voornoemde [benadeelde] te gooien en vervolgens die voornoemde [benadeelde] dreigend de woorden toe te voegen "Ik ga je vermoorden", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Vrijspraak

Het hof heeft uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat verdachte het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan, zodat verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Ten aanzien van de feiten 1 en 2 overweegt het hof:
Het tenlastegelegde feit 1 vond plaats op 29 augustus 2017 op de afdeling Intensive Care van psychiatrisch ziekenhuis [ziekenhuis] , waar verdachte vanwege haar psychische toestand krachtens een rechterlijke machtiging gedwongen was opgenomen. Op enig moment werd verdachte vanwege haar onhandelbaar gedrag en haar ontregelde toestand tegen haar wil naar de separeercel overgebracht door aangeefster en drie mannelijke verpleegkundigen. Bij die gelegenheid heeft zij – in haar emotionele geestelijke toestand – bedreigende taal geuit in de richting van aangeefster.
Het tenlastegelegde feit 2 vond plaats op 11 september 2017 in hetzelfde psychiatrisch ziekenhuis [ziekenhuis] te [pleegplaats] , waar verdachte (nog steeds) vanwege haar psychische toestand krachtens een rechterlijke machtiging gedwongen was opgenomen. Verdachte was in de separeercel geplaatst en mocht niet roken van aangeefster. Bij die gelegenheid heeft zij – in haar ontregelde geestelijke toestand – bedreigende taal geuit in de richting van aangeefster.
Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad is van bedreiging sprake indien deze van dien aard is en onder zodanige omstandigheden is geschied dat bij de bedreigde de redelijke vrees kon ontstaan dat het misdrijf waarmee werd gedreigd ook zou worden gepleegd.
Hof acht bij de beoordeling van de feiten 1 en 2 allereerst van belang dat verdachte vanwege haar geestelijke toestand gedwongen was opgenomen op de psychiatrische afdeling om behandeld te worden voor haar daaruit voortvleiende klachten en onhandelbaar gedrag. Het is voorstelbaar dat verdachte, wanneer zij vanwege dat gedrag in de separeercel wordt of is geplaatst, grensoverschrijdend en onaangepast reageert wanneer zij door het personeel wordt beetgepakt. Datzelfde kan zich voordoen wanneer haar wens om in de separeercel te mogen roken, wordt afgewezen, hoe terecht die afwijzing op zichzelf genomen misschien ook moge zijn.
Als die reactie zo heftig is dat die een verbale bedreiging inhoudt dan staat gelet op de psychiatrische omgeving en context, waarin die reactie wordt gegeven, niet zonder meer vast dat in redelijkheid door professionals als aangeefsters te vrezen valt dat verdachte die verbale bedreiging ook werkelijk zal uitvoeren. Bijzondere omstandigheden om daarvoor bezorgd te zijn, zijn in de gegeven situatie niet gebleken.
Het hof acht daarom niet bewezen dat bij de bedreigde (aangeefster) de redelijke vrees kon ontstaan dat het misdrijf waarmee gedreigd werd ook zou worden gepleegd.
Het hof zal verdachte vrijspreken van het onder 1 en 2 tenlastegelegde.
Ten aanzien van feit 3 overweegt het hof:
Aangeefster [benadeelde] was – net als verdachte – op 20 september 2017 opgenomen in psychiatrisch ziekenhuis [ziekenhuis] en verbleef op de afdeling Intensive Care. Aangeefster en verdachte hebben daar ruzie met elkaar gekregen waarbij en over en weer is gescholden. Aangeefster en verdachte zijn toen van elkaar gescheiden door het personeel waarna verdachte bedreigende taal heeft geuit. Gelet op de situatie waarin zowel aangeefster als verdachte zich bevonden en de verklaringen van het personeel, waaruit een bedreiging aan het adres van aangeefster niet onmiskenbaar valt af te leiden, is naar het oordeel van het hof niet buiten redelijke twijfel komen vast te staan dat verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het onder 4 ten laste gelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Aldus gewezen door
mr. M.L. Plas, voorzitter,
mr. J.P. Bordes en mr. P.R. Wery, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. A.C. Wormgoor, griffier,
en op 12 augustus 2019 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. M.L. Plas is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
Proces-verbaal van het in dezelfde zaak voorgevallene ter openbare terechtzitting van het gerechtshof van 12 augustus 2019.
Tegenwoordig:
mr. F.A.M. Bakker, voorzitter,
mr. J. van Onna, advocaat-generaal,
J.R.M. Roetgerink, griffier.
De voorzitter doet de zaak uitroepen.
De verdachte is niet in de zaal van de terechtzitting aanwezig.
De voorzitter spreekt het arrest uit.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, dat door de voorzitter en de griffier is vastgesteld en ondertekend.