ECLI:NL:GHARL:2019:11335

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
31 januari 2019
Publicatiedatum
12 oktober 2020
Zaaknummer
21-001724-17
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal van kabels door werknemer uit bedrijfspand na sluitingstijd

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 31 januari 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Gelderland. De verdachte, geboren in 1996, heeft meerdere keren kabels gestolen uit het bedrijfspand van zijn werkgever na sluitingstijd. De tenlastelegging omvat diefstal met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in de periode van 3 maart 2016 tot en met 2 september 2016. De verdediging voerde aan dat de verdachte niet op de juiste wijze was gehoord, omdat hij recht had op consultatiebijstand, wat niet was geboden. Het hof oordeelde echter dat de verdachte voldoende was geïnformeerd over zijn rechten en afstand had gedaan van zijn recht op bijstand. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 140 uur, waarvan 70 uur voorwaardelijk, en heeft bijzondere voorwaarden opgelegd. Daarnaast is de benadeelde partij, die schadevergoeding had gevorderd, in het gelijk gesteld voor een bedrag van € 30.000,00, dat de verdachte moet vergoeden. Het hof heeft de vordering van de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk verklaard, zodat deze alleen bij de burgerlijke rechter kan worden ingediend.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-001724-17
Uitspraak d.d.: 31 januari 2019
TEGENSPRAAK
Verkort arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, van 23 maart 2017 met parketnummer 05-264881-16 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1996,
wonende te [woonplaats] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van het hof van 29 maart 2018 en 17 januari 2019 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsvrouw,
mr. H.M.S. Cremers, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

Het hof zal het vonnis waarvan beroep om proceseconomische redenen vernietigen en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 3 maart 2016 tot en met 2 september 2016 te Waardenburg, gemeente Neerijnen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen meerdere kabels, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht
of zou kunnen leiden:
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 3 maart 2016
tot en met 2 september 2016 te Waardenburg, gemeente Neerijnen opzettelijk meerdere kabels, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehoorde aan [benadeelde] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en welk goed verdachte uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking, te weten als werknemer van [benadeelde] , elk geval anders dan door misdrijf onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Overweging met betrekking tot het bewijs

Het hof is van oordeel dat het door verdachte gevoerde verweer wordt weerlegd door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen.
In het bijzonder overweegt het hof als volgt.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat alle verklaringen die verdachte bij de politie en de politierechter heeft afgelegd uitgesloten dienen te worden van het bewijs, nu verdachte ten onrechte is gehoord zonder de voor jeugdigen verplichte consultatiebijstand. Verdachte heeft al tijdens zijn eerste verhoor meegedeeld dat hij ADHD heeft en diabetes, wat aanleiding had moeten zijn om te onderzoeken of het jeugdstrafrecht diende te worden toegepast. De raadsvrouw heeft verwezen naar de in de jurisprudentie ontwikkelde criteria voor toepassing van het jeugdstrafrecht en naar de door haar overgelegde rapporten waaruit zou blijken dat verdachtes ontwikkelingsleeftijd die toepassing rechtvaardigt. Volgens de raadsvrouw heeft verdachte -mede doordat hij pas drie maanden na de laatste pleegdatum is gehoord- de impact van zijn verklaringen niet kunnen overzien.
Oordeel van het hof
Voorafgaand aan zijn verhoor is verdachte de brochure “Mededeling van rechten verdachte voor volwassenen” overhandigd. Bij aanvang van het verhoor is verdachte uitgelegd dat hij recht had op consultatiebijstand. Verdachte heeft verklaard dat hij de hiervoor genoemde brochure had gelezen en dat hij de inhoud begreep. Hij heeft afstand gedaan van zijn recht op bijstand.
Het hebben van ADHD en het lijden aan diabetes zijn naar het oordeel van het hof geen feiten of omstandigheden die per definitie leiden tot de vaststelling dat een verdachte zodanig kwetsbaar is dat de politie extra voorzorgsmaatregelen met betrekking tot de consultatiebijstand moet treffen. Waarom dat in het geval van verdachte wel zo zou zijn is niet onderbouwd en ook overigens niet gebleken. Het verweer wordt dan ook verworpen.
De verdediging heeft ook nog aangevoerd dat er niet elke keer dat verdachte ’s avonds of ’s nachts op het terrein van zijn werkgever kwam sprake was van diefstal. Volgens verdachte kwam het ook voor dat hij zwart kabels kocht van zijn werkgever, die hij dan ophaalde. Het hof is van oordeel dat deze stelling op geen enkele wijze aannemelijk is geworden. De gehoorde getuigen betwisten deze stelling en verdachte heeft het ook niet anderszins aannemelijk kunnen maken. Dit verweer wordt eveneens verworpen.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
Hij op
een of meertijdstip
(pen
)in
of omstreeksde periode van 3 maart 2016 tot en met 2 september 2016 te Waardenburg, gemeente Neerijnen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen meerdere kabels,
in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde] .
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
Diefstal, meermalen gepleegd.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat aan verdachte een taakstraf zal worden opgelegd van 140 uur (subsidiair 70 dagen hechtenis), waarvan 70 uur (subsidiair 35 dagen hechtenis) voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar en onder de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat verdachte een geheel voorwaardelijke werkstraf zal worden opgelegd. Volgens haar dient het jeugdstrafrecht te worden toegepast. Volgens de richtlijnen zou dan maximaal 32 uur taakstraf kunnen worden geëist.
Oordeel van het hof
Het hof is -met de advocaat-generaal- van oordeel dat verdachte volgens het volwassenstrafrecht moet worden berecht. De reclassering, bij uitstek de deskundige om dit te beoordelen, heeft in haar rapportage van 8 juni 2018 zonder enig voorbehoud geadviseerd het volwassenenstrafrecht toe te passen. Dat advies is zwaarwegend en het hof ziet in wat de raadsvrouw heeft aangevoerd of overigens is gebleken geen reden daarvan af te wijken.
Verdachte heeft het vertrouwen van zijn werkgever ernstig beschaamd door gedurende een aantal maanden grote hoeveelheden kabels te stelen om zo zijn schulden te kunnen af betalen. De door de politierechter opgelegde straf acht het hof daarmee een passend uitgangspunt.
Uit het reclasseringsadvies van 12 december 2018 blijkt dat verdachte inmiddels een intensieve klinische behandeling heeft afgerond in een verslavingskliniek en abstinent is van middelen. Hij woont zelfstandig (met begeleiding) en hij is onder bewind gesteld in verband met zijn schuldenproblematiek.
Gelet hierop en ook op het tijdsverloop, is het hof van oordeel dat de door de advocaat-generaal gevorderde straf passend is. Het hof zal verdachte dan ook een taakstraf van 140 uur opleggen, waarvan de helft voorwaardelijk. Aan het voorwaardelijke deel zal het hof bijzondere voorwaarden verbinden.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 35.758,52. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen.
De raadsvrouw heeft de vordering gemotiveerd betwist. Zij heeft onder meer aangevoerd dat het dossier geen overtuigend bewijs oplevert dat verdachte 46 keer kabels heeft meegenomen. Ook de hoeveelheid kabels die in totaal is weggenomen betreft slechts een schatting, volgens de verdediging. De raadsvrouw heeft bepleit dat bij het vaststellen van de schadebedrag primair zal worden uitgegaan van de door aangever bij [betrokkene] teruggekochte hoeveelheid kabels ter waarde van € 4.358,90 (uitgaande van 14 diefstallen) en subsidiair van een schadebedrag van € 13.993,-- (uitgaande van 46 diefstallen).
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. De exacte hoogte van die schade is niet eenvoudig vast te stellen. Uit het dossier blijkt dat verdachte gedurende de bewezen verklaarde periode zeer vaak kabels heeft gestolen. Het hof gaat daarbij uit van het in de aangifte genoemde aantal keren. Daarbij was in ieder geval meermalen sprake van het wegnemen van grote hoeveelheden, maar onduidelijk is hoeveel er exact is weggenomen. Het hof zal de hoogte van de schade daarom schatten.
Het hof schat de door de benadeelde partij geleden schade op € 30.000,00. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen.
Voor het overige is het hof van oordeel dat behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. In zoverre kan de benadeelde partij daarom thans in haar vordering niet worden ontvangen en kan zij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 57 en 310 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
140 (honderdveertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
70 (zeventig) dagen hechtenis.
Bepaalt dat een gedeelte van de taakstraf, groot
70 (zeventig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
35 (vijfendertig) dagenhechtenis, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd van
3 (drie) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van 3 (drie) jaren ten behoeve van het vaststellen van zijn/haar identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.

Stelt als bijzondere voorwaarden:

- dat de verdachte verplicht is zich zo spoedig mogelijk na het ingaan van de proeftijd te melden bij [instelling] . Verdachte zal zich gedurende de volledige proeftijd zo vaak en zolang blijven melden als de reclassering dit noodzakelijk acht.
- dat de verdachte zich onder behandeling zal stellen van [instelling] of een soortgelijke instelling, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht. Verdachte zal zich gedurende de gehele proeftijd houden aan de aanwijzingen hem gegeven door of namens de instelling, ook als die inhouden dat verdachte zal meewerken aan een klinische opname van maximaal zeven weken.
-dat verdachte zal meewerken aan urinecontroles of ademonderzoek zo vaak als de reclassering dit noodzakelijk acht.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde] ter zake van het bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 30.000,00 (dertigduizend euro) ter zake van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde] , ter zake van het bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 30.000,00 (dertigduizend euro) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
185 (honderdvijfentachtig) dagen hechtenis, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan één van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 2 september 2016.
Aldus gewezen door
mr. W.A. Holland, voorzitter,
mr. R.H. Koning en mr. M. van Seventer, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. N.E. Versloot, griffier,
en op 31 januari 2019 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
De jongste raadsheer is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.