ECLI:NL:GHARL:2019:11294

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
30 januari 2019
Publicatiedatum
30 januari 2020
Zaaknummer
21-007110-17
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mensenhandel met minderjarige vriendin en strafmaatoverwegingen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 30 januari 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Overijssel. De verdachte is beschuldigd van mensenhandel, waarbij hij zijn minderjarige vriendin heeft aangezet tot betaalde seksuele handelingen. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de tenlastegelegde feiten, waarbij de minderjarige slachtoffer was. De verdachte heeft de minderjarige geworven en haar ertoe gebracht zich beschikbaar te stellen voor seksuele handelingen met derden tegen betaling. Het hof heeft de bewijsvoering van de advocaat-generaal gevolgd en de verdachte veroordeeld voor zijn daden. Bij de strafoplegging heeft het hof rekening gehouden met verschillende factoren, waaronder de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is gepleegd, en de impact op het slachtoffer. Het hof heeft geoordeeld dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf niet in het belang van het slachtoffer zou zijn, gezien de relatie tussen de verdachte en het slachtoffer en het feit dat het slachtoffer geen aangifte heeft gedaan. Uiteindelijk is de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 210 dagen, waarvan 207 dagen niet ten uitvoer zullen worden gelegd, en een taakstraf van 120 uur, te vervangen door 60 dagen hechtenis indien de taakstraf niet wordt verricht. Het hof heeft de toepasselijke wettelijke voorschriften uit het Wetboek van Strafrecht in acht genomen en de uitspraak is gedaan in tegenwoordigheid van de griffier.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-007110-17
Uitspraak d.d.: 30 januari 2019
TEGENSPRAAK

Verkort arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Overijssel van 8 december 2017 met parketnummer 08-910055-16 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
wonende te [woonplaats] .

Het hoger beroep

De officier van justitie heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 16 januari 2019 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd. Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman, mr. J.A. Schadd, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een (iets) andere bewijsbeslissing komt en daarom opnieuw rechtdoen. Het hof spreekt namelijk vrij van het onderdeel ‘geworven’ zoals ten laste gelegd onder het hierna onder A (sub 2) ten laste gelegde.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 01 september 2013 tot en met 5 maart 2015, althans in de periode van september 2013 t/m december 2013 te Almelo, althans in het arrondissement Oost-Nederland,
A.
een ander, te weten [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum] ),
(sub 2) heeft geworven en/of vervoerd en/of overgebracht, (telkens) met het oogmerk van uitbuiting van die [slachtoffer] , terwijl die [slachtoffer] de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt
en/of
(sub 5) ertoe heeft gebracht zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling dan wel ten aanzien van die [slachtoffer] enige handeling heeft ondernomen waarvan hij wist en/of moest vermoeden dat die [slachtoffer] zich daardoor beschikbaar zou stellen tot het verrichten van die handelingen terwijl die [slachtoffer] de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt
en/of
B.
(sub 8) opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de seksuele handelingen van [slachtoffer] met of voor een derde tegen betaling terwijl die [slachtoffer] de leeftijd van 18 jaar nog niet had(den) bereikt
immers heeft verdachte
- [slachtoffer] aangezet om seks te hebben met (een) ander(en) voor geld en/of
-een of meerdere seksadvertenties gemaakt van die [slachtoffer] en die seksadvertenties op een of meerdere sekssites geplaatst en/of
-het contact met een of meer klanten en/of potentiele klanten gelegd en/of onderhouden en/of
- [slachtoffer] naar een of meerdere klanten gebracht (cardate(s) en/of hoteldate(s)) en/of
-het door [slachtoffer] verdiende geld ingenomen en/of door [slachtoffer] laten afdragen en/of
-een of meermalen een hotelkamer geboekt waar [slachtoffer] haar klant(en) kon ontvangen;
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd.
De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Overweging met betrekking tot het bewijs

De advocaat-generaal heeft gerequireerd tot bewezenverklaring van de onder artikel 273f, lid 1, sub 2, 5 en 8 tenlastegelegde handelingen, de raadsman heeft zich ten aanzien van de feiten gerefereerd naar het oordeel van het hof.
Het hof is van oordeel dat het tenlastegelegde bewezen kan worden verklaard door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op
één of meertijdstip
(pen
) in of omstreeks de periode van 01 september 2013 tot en met 5 maart 2015, althansin de periode van september 2013 t/m december 2013 te Almelo, althans in het arrondissement Oost-Nederland,
A.
een ander, te weten [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum] ),
(sub 2) heeft
geworven en/ofvervoerd en/
ofovergebracht, (telkens) met het oogmerk van uitbuiting van die [slachtoffer] , terwijl die [slachtoffer] de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt
en/
of
(sub 5) ertoe heeft gebracht zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling
dan wel ten aanzien van die [slachtoffer] enige handeling heeft ondernomen waarvan hij wist en/of moest vermoeden dat die [slachtoffer] zich daardoor beschikbaar zou stellen tot het verrichten van die handelingenterwijl die [slachtoffer] de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt
en/
of
B.
(sub 8) opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de seksuele handelingen van [slachtoffer] met of voor een derde tegen betaling terwijl die [slachtoffer] de leeftijd van 18 jaar nog niet had
(den)bereikt
immers heeft verdachte
- [slachtoffer] aangezet om seks te hebben met (een) ander
(en)voor geld en/
of
-een
of meerdereseksadvertenties gemaakt van die [slachtoffer] en die seksadvertenties op een of meerdere sekssites geplaatst en/
of
-het contact met
een of meer klanten en/ofpotentiele klanten gelegd en/
ofonderhouden en/
of
- [slachtoffer] naar een
of meerdereklant
engebracht
(cardate(s) en/of hoteldate(s))en/
of
-het door [slachtoffer] verdiende geld ingenomen en/of door [slachtoffer] laten afdragen.
en/of
-een of meermalen een hotelkamer geboekt waar [slachtoffer] haar klant(en) kon ontvangen;
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
mensenhandel, terwijl de persoon ten aanzien van wie het feit worden gepleegd, de leeftijd van achttien jaren nog niet heeft bereikt, meermalen gepleegd.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

Door de rechtbank is verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zeven maanden waarvan zes maanden en 27 dagen voorwaardelijk en een taakstraf van 120 uur te vervangen door 60 dagen hechtenis in geval die taakstraf niet wordt verricht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd (net als de officier van justitie in eerste aanleg) dat aan verdachte een gevangenisstraf voor de duur van veertien maanden waarvan zeven maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren, met aftrek van het door verdachte ondergane voorarrest, zal worden opgelegd.
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Bij het bepalen van de straf voor mensenhandel gaat het hof uit van de strafdoeleinden, te weten de vergelding, speciale en generale preventie. In verband met die strafdoeleinden acht het hof voor strafoplegging in mensenhandel in het algemeen de volgende omstandigheden van belang:
- de periode waarin sprake is geweest van uitbuiting;
- het aantal slachtoffers dat is uitgebuit;
- de omstandigheid dat sprake is van een georganiseerd verband;
- de wijze (zoals de mate van geweld) waarop het slachtoffer is gedwongen/bewogen de prostitutiewerkzaamheden te doen;
- de leeftijd en/of kwetsbaarheid van het slachtoffer;
- het aantal dagen per week en het aantal uren per dag waarop er gewerkt moest worden;
- de werkzaamheden die verricht moesten worden;
- de werkomstandigheden (werken op straat of binnen, werken tijdens ziekte en zwangerschap, zonder condoom);
- de hoeveelheid geld die werd afgedragen;
- het percentage van de verdiensten dat moest worden afgedragen;
- overige omstandigheden zoals gedwongen abortus, tatoeages en borstvergrotingen;
- de rol van verdachte met betrekking tot die uitbuiting (vervulde hij een kernrol of was hij ‘slechts’ faciliterend);
- de houding van de verdachte (heeft hij inzicht getoond in het kwalijke van zijn gedrag);
- relevante recidive.
Mensenhandel is een ernstig strafbaar feit. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mensenhandel door zijn minderjarige vriendin ertoe te brengen tweemaal betaalde seks te hebben met een man. Minderjarigen verdienen in het bijzonder bescherming nu zij moeten kunnen opgroeien in een omgeving waar zij zich veilig kunnen ontwikkelen, ook op seksueel gebied. Gezien hun jeugdige leeftijd kan van hen niet worden verwacht dat zij zelf voldoende in staat zijn hun seksuele integriteit te bewaken en de draagwijdte van hun gedrag in dit opzicht te overzien. In beginsel acht het hof voor een dergelijk feit een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zoals gevorderd door de advocaat-generaal passend. Een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zou uit generaal preventief oogpunt ook aangewezen zijn. Evenwel dient het hof bij de strafoplegging ook acht te slaan op andere strafdoeleinden en belangen.
Ten aanzien van de speciale preventie geldt dat sinds het bewezenverklaarde inmiddels meer dan vijf jaren zijn verstreken en verdachte niet opnieuw voor soortgelijke of andere strafbare feiten is vervolgd. Verdachte is voorts een first offender. Het hof schat het gevaar op recidive in als laag. Uit oogpunt van speciale preventie is een onvoorwaardelijke gevangenisstraf dus niet geboden. Bij het strafdoel vergelding speelt het tijdsverloop eveneens een rol. In algemene zin kan gesteld worden dat door het tijdsverloop de behoefte aan vergelding afneemt. Bij dat strafdoel let het hof bovendien op de beleving van en de gevolgen voor het slachtoffer. Het slachtoffer heeft nog steeds een relatie met de verdachte. Ze wonen al een aantal jaren samen in hun koopwoning. Zij heeft nimmer aangifte tegen de verdachte willen doen en zij beschouwt het bewezenverklaarde als een soort ‘gezamenlijke onderneming’, waarbij ook zij zelf initiatieven heeft ontplooid. Uit het reclasseringsrapport van 31 oktober 2017 dat over verdachte is opgemaakt, blijkt dat het slachtoffer stress ervaart als gevolg van het feit dat verdachte wordt vervolgd. Uit de informatie die het hof ter beschikking staat, maakt het hof op dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf in dit geval juist niet in het belang van slachtoffer is.
Alles afwegende is het hof van oordeel dat de rechtbank tot een juiste strafmodaliteit is gekomen. Ook het hof acht een (nagenoeg geheel) voorwaardelijke gevangenisstraf en een taakstraf van na te melden duur passend en geboden is.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57 en 273f van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
210 (tweehonderdtien) dagen.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
207 (tweehonderdzeven) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
3 (drie) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
120 (honderdtwintig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
60 (zestig) dagen hechtenis.
Aldus gewezen door
mr. L.T. Wemes, voorzitter,
mr. M.C. Fuhler en mr. J.D. den Hartog, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. C.M.M. van der Waerden, griffier,
en op 30 januari 2019 ter openbare terechtzitting uitgesproken.