ECLI:NL:GHARL:2019:11282

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
23 december 2019
Publicatiedatum
7 januari 2020
Zaaknummer
21-006410-18
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor rijden onder invloed van meerdere stoffen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 23 december 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Gelderland. De verdachte, geboren in 1987 en woonachtig in [woonplaats], was eerder veroordeeld voor het rijden onder invloed van meerdere stoffen op 28 november 2016 te Ammerzoden. De verdachte had hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van 6 februari 2018, waarin zij was veroordeeld tot een werkstraf van 60 uren en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor 12 maanden. Het hof heeft het vonnis van de eerste rechter vernietigd, omdat het niet voldeed aan de vereisten van artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het rijden onder invloed van GHB, amfetamine, diazepam, desmethyldiazepam en THC-COOH, en dat zij wist of redelijkerwijs moest weten dat het gebruik van deze stoffen haar rijvaardigheid kon verminderen. Het hof heeft de onderzoeksresultaten van het toxicologisch bloedonderzoek als bewijsmiddel gebruikt en geoordeeld dat de verdachte niet vrijgesproken kon worden op basis van het niet wijzen op het recht op tegenonderzoek. De verdachte is als first offender beschouwd, maar het hof heeft rekening gehouden met haar eerdere veroordeling en de ernst van het feit. Uiteindelijk is de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 60 uren en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor 6 maanden.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-006410-18
Uitspraak d.d.: 23 december 2019
TEGENSPRAAK
Verkort arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem,
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Gelderland van 6 februari 2018 met parketnummer 96-220902-17 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1987,
wonende te [woonplaats] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 9 december 2019.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd. De advocaat-generaal heeft gevorderd het vonnis van de eerste rechter te vernietigen en de verdachte te veroordelen tot een taakstraf voor de duur van 60 uren subsidiair 30 dagen hechtenis, alsmede tot een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 12 maanden.
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door de verdachte en haar raadsman,
mr. G.W. Wurpel, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De verdachte is in eerste aanleg ter zake het ten laste gelegde veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 60 uren subsidiair 30 dagen hechtenis alsmede tot een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 12 maanden.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het vonnis op de voet van artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering is aangetekend en daarom niet de in hoger beroep voorgeschreven vermeldingen bevat. Het hof zal daarom opnieuw rechtdoen.
De tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
zij, op of omstreeks 28 november 2016 te Ammerzoden, gemeente Maasdriel als bestuurder van een voertuig, (personenauto), dit voertuig heeft bestuurd, terwijl zij verkeerde onder zodanige invloed van een/meer stof(fen), te weten,
  • GHB, stof(groep): overig, resultaat: 120 milligram per liter bloed, en/of
  • Amfetamine, stof(groep): Amfetamine-achtige, resultaat: 0,24 milligram per liter bloed, en/of
  • Diazepam, stof(groep): Benzodiazepinen, resultaat: 0,056 milligram per liter bloed, en/of
  • Desmethyldiazepam, stof(groep): Benzodiazepinen, resultaat: 0,094 milligram per liter bloed, en/of
  • THC-COOH, stof(groep): Cannabinoïden, resultaat: 0,026 milligram per liter bloed,
waarvan zij wist of redelijkerwijs moest weten, dat het gebruik daarvan - al dan niet in combinatie met het gebruik van een andere stof - de rijvaardigheid kon verminderen, dat zij niet tot behoorlijk besturen in staat moest worden geacht.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Overweging met betrekking tot het bewijs

Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken nu zij niet overeenkomstig artikel 13, tweede lid, Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer (hierna: het Besluit) is gewezen op een recht op tegenonderzoek. Weliswaar is de verdachte per brief nog op het recht op het tegenonderzoek gewezen, maar hiervan kan niet komen vast te staan of de verdachte deze heeft ontvangen.
Oordeel van het hof
Het hof overweegt dat de verdachte wordt verweten zich op 28 november 2016 schuldig te hebben gemaakt aan overtreding van artikel 8, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW 1994). Het hof stelt vast dat het Besluit, zoals aangehaald door de raadsman, in werking is getreden op 1 juli 2017. Blijkens artikel 22 van het Besluit wordt een onderzoek dat ter vaststelling van een overtreding op grond van artikel 8, eerste lid, WVW 1994 voor de inwerkingtreding van dit besluit is of wordt uitgevoerd, afgehandeld overeenkomstig de regels die daarop voor de inwerkingtreding van dit besluit van toepassing waren. Dit leidt naar het oordeel van het hof tot de conclusie dat het Besluit niet van toepassing is op de onderhavige situatie.
Het hof stelt vast dat ten tijde van het ten laste gelegde het Besluit alcoholonderzoeken van kracht was, maar dat uit de artikelen 10a en 21 Besluit alcoholonderzoeken niet het recht op tegenonderzoek van bloed op een andere stof dan alcohol voortvloeit. Naar de bewoordingen van die bepaling gaat het daar immers uitsluitend om tegenonderzoek naar het alcoholgehalte van bloed of urine. Gelijkschakeling van een bloedonderzoek naar het alcoholgehalte met onderzoek van bloed naar de concentratie van een andere stof ligt zonder ontbrekende wettelijke grondslag niet zonder meer voor de hand. In het geval de verkeersregelgeving het tegenonderzoek van bloed op drugs niet regelt, kan om die reden naar het oordeel van het hof dus evenmin sprake zijn van een uit die verkeersregelgeving voortvloeiend recht op tegenonderzoek, laat staan van een verplichting tot (onverwijlde) mededeling daarvan aan de verdachte. De omstandigheid dat de verdachte aldus niet (onverwijld) op een recht op tegenonderzoek zou zijn gewezen, dient er niet toe te leiden dat zij om die reden van het ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken.
Dat maakt dat het hof de onderzoeksresultaten voortkomende uit het toxicologische bloedonderzoek, zoals neergelegd in de rapportage van het NFI d.d. 29 december 2016, kan en ook zal gebruiken als bewijsmiddel. Het hof overweegt daarbij dat het geen enkele reden heeft om te twijfelen aan de juistheid en betrouwbaarheid van deze bevindingen.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
zij, op
of omstreeks28 november 2016 te Ammerzoden, gemeente Maasdriel als bestuurder van een voertuig, (personenauto), dit voertuig heeft bestuurd, terwijl zij verkeerde onder zodanige invloed van
een/meerstof
(fen
), te weten,
  • GHB, stof(groep): overig, resultaat: 120 milligram per liter bloed, en
  • Amfetamine, stof(groep): Amfetamine-achtige, resultaat: 0,24 milligram per liter bloed,
  • Diazepam, stof(groep): Benzodiazepinen, resultaat: 0,056 milligram per liter bloed, en/of
  • Desmethyldiazepam, stof(groep): Benzodiazepinen, resultaat: 0,094 milligram per liter bloed, en/of
  • THC-COOH, stof(groep): Cannabinoïden, resultaat: 0,026 milligram per liter bloed,
waarvan zij
wist ofredelijkerwijs moest weten, dat het gebruik daarvan - al dan niet in combinatie met het gebruik van een andere stof - de rijvaardigheid kon verminderen, dat zij niet tot behoorlijk besturen in staat moest worden geacht.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
overtreding van artikel 8, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het rijden onder invloed van meerdere stoffen die de rijvaardigheid konden beïnvloeden. De verdachte heeft als gevolg hiervan de verkeersveiligheid in gevaar gebracht. Haar rijgedrag was dermate opvallend dat een oplettende getuige reden zag om daarvan melding te doen bij de politie. Het is aan het handelen van medeweggebruikers te danken dat er geen ongeval heeft plaatsgevonden.
Het hof neemt bij de straftoemeting in aanmerking dat de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep geen blijk heeft gegeven het verwerpelijke van haar handelen in te zien.
Het hof heeft acht geslagen op een haar betreffend Uittreksel Justitiële documentatie d.d. 11 november 2019, waaruit blijkt dat de verdachte eerder, zij het in het verre verleden (in 2008), onherroepelijk is veroordeeld voor het rijden onder invloed. Gezien de ouderdom van die veroordeling zal het hof de verdachte evenwel als first offender beschouwen. Uit het uittreksel blijkt voorts dat de verdachte na het thans bewezen verklaarde feit is veroordeeld voor rijden zonder geldig rijbewijs. In zoverre zal het hof in het voordeel van de verdachte artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht toepassen.
Door de verdachte is aangevoerd dat zij thans niet in staat moet worden geacht aan taakstraf uit te voeren in verband met medische problemen van recente datum, als gevolg waarvan zij ook haar kappersopleiding heeft moeten stoppen. Het hof ziet zonder nadere (schriftelijke) onderbouwing daarvan geen aanleiding om aan te nemen dat de verdachte, na eventuele behandeling voor haar medische klachten, ook in de toekomst niet in staat kan worden geacht een bij haar situatie passende taakstraf uit te voeren.
Het hof is uit thans voorhanden zijnde stukken niet gebleken dat het rijbewijs van de verdachte in het kader van deze strafzaak ingevorderd is geweest. Het hof kan derhalve niet vaststellen of het rijbewijs gedurende 12 maanden ingevorderd is geweest, zoals aangevoerd door de raadsman, en zo ja, of dat op strafrechtelijke dan wel bestuursrechtelijke gronden is geweest. Het hof ziet in het vorenstaande in elk geval geen aanleiding – gelet op de ernst van het bewezen verklaarde feit en de omstandigheden waaronder het is begaan – in het geheel geen ontzegging van de rijbevoegdheid meer aan de verdachte op te leggen.
Alles afwegend acht het hof – de ernst van het feit en in strafmatigende zin de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in aanmerking genomen, zoals deze ter terechtzitting van het hof naar voren zijn gekomen – een onvoorwaardelijke taakstraf van hierna te melden duur, alsmede een onvoorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen, passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 22c, 22d en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 8, 176 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
60 (zestig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
30 (dertig) dagen hechtenis.
Ontzegt de verdachte ter zake van het bewezen verklaarde de
bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de duur van
6 (zes) maanden.
Bepaalt dat de tijd, gedurende welke het rijbewijs van de verdachte ingevolge artikel 164 van de Wegenverkeerswet 1994 vóór het tijdstip, waarop deze uitspraak voor wat betreft de in artikel 179 van die wet genoemde bijkomende straf voor tenuitvoerlegging vatbaar is geworden, ingevorderd of ingehouden is geweest, op de duur van bovengenoemde bijkomende straf geheel in mindering zal worden gebracht.
Aldus gewezen door
mr. H.M.D. de Jong, voorzitter,
mr. A.J.M. Kaptein en mr. F.W. van Lottum, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. K. Elema, griffier,
en op 23 december 2019 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. F.W. van Lottum is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
Proces-verbaal van het in dezelfde zaak voorgevallene ter openbare terechtzitting van het gerechtshof van 23 december 2019.
Tegenwoordig:
mr. J.D. den Hartog, voorzitter,
mr. J. Zeilstra, advocaat-generaal,
mr. D. van der Geld, griffier.
De voorzitter doet de zaak uitroepen.
De verdachte is niet in de zaal van de terechtzitting aanwezig.
De voorzitter spreekt het arrest uit.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, dat door de voorzitter en de griffier is vastgesteld en ondertekend.