ECLI:NL:GHARL:2019:11281

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
17 december 2019
Publicatiedatum
7 januari 2020
Zaaknummer
21-003148-18
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van opzet en schuldheling van fietsen in strafzaak tegen verdachte

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 17 december 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Overijssel. De verdachte was in eerste aanleg vrijgesproken van opzet en schuldheling van een groot aantal fietsen, die door medebewoners in zijn woning waren gestald. De verdachte heeft zich gedistantieerd van de fietsen en er was geen sprake van feitelijke zeggenschap over deze goederen. De advocaat-generaal had gevorderd het vonnis van de eerste rechter te vernietigen en de verdachte vrij te spreken van de tenlastegelegde feiten. Het hof heeft het hoger beroep behandeld en is tot de conclusie gekomen dat de verdachte niet schuldig is aan de hem ten laste gelegde feiten. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte ten tijde van de feiten in onmin leefde met zijn partner, die een van de medeverdachten was. De verdachte heeft de fietsen in de woning gezien, maar heeft zich voldoende gedistantieerd van de situatie. De politie was al aanwezig toen de verdachte terugkwam van zijn werk. Het hof heeft daarom geoordeeld dat de verdachte niet kan worden aangemerkt als degene die feitelijke zeggenschap had over de fietsen, en heeft hem vrijgesproken van alle ten laste gelegde feiten. Daarnaast is de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard, omdat de verdachte niet schuldig is bevonden aan de feiten die de schade zouden hebben veroorzaakt.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-003148-18
Uitspraak d.d.: 17 december 2019
TEGENSPRAAK
Arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Overijssel van 31 mei 2018 in de in eerste aanleg gevoegde strafzaken, parketnummers 08-001667-17 en 08-001654-17, tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1974,
wonende te [woonplaats] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 17 december 2019 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd. De advocaat-generaal heeft gevorderd het vonnis van de eerste rechter te vernietigen en de verdachte ter zake primair en subsidiair ten laste gelegde vrij te spreken en ter zake het meer subsidiair ten laste gelegde schuldig te verklaren zonder oplegging van straf.
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman,
mr. L.J. Speijdel, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De verdachte is in eerste aanleg ter zake het primair en subsidiair ten laste gelegde vrijgesproken en ter zake het meer subsidiair ten laste gelegde veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 20 uren subsidiair 10 dagen hechtenis met aftrek van voorarrest. Voorts is een beslissing genomen omtrent de vorderingen van de benadeelde partijen.
De vorderingen van de benadeelde partijen [benadeelde 1] en [benadeelde 2] zijn in eerste aanleg niet-ontvankelijk verklaard. Deze benadeelde partijen hebben hun vordering in hoger beroep niet gehandhaafd, zodat deze niet meer aan het oordeel van het hof zijn onderworpen.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het zich daar niet geheel mee verenigt en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
Zaak met parketnummer 08-001654-17 (gevoegd):
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 5 november 2016 tot en met 10 november 2016,
in de gemeente Hengelo (O) en/althans (elders) in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
(telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen 16, althans een of meer, fiets(en), in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 3] , [benadeelde 4] , [benadeelde 5] , [benadeelde 6] , [benadeelde 7] , [benadeelde 8] , [benadeelde 9] , [benadeelde 10] en/of aan een of meer onbekend(e) (gebleven) perso(o)n(en), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 5 november 2016 tot en met 10 november 2016,
in de gemeente Hengelo (O),
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
meermalen, althans eenmaal,
een of meer goed(eren), te weten 16, althans een of meer, fiets(en) heeft verworven, voorhanden gehad en/of overgedragen,
terwijl hij en zijn mededader(s) (telkens) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van deze/dit goed(eren) wist(en) dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof,
en/althans
opzettelijk uit winstbejag (een) door misdrijf verkregen goed(eren), te weten 16, althans een of meer, fiets(en), heeft voorhanden gehad en/of overgedragen;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 5 november 2016 tot en met 10 november 2016,
in de gemeente Hengelo (O),
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (een) goed(eren), te weten 16, althans een of meer, fiets(en) heeft verworven, voorhanden gehad en/of overgedragen,
terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit/deze goed(een) redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof,
en/althans
uit winstbejag (een) goed(eren), te weten 16, althans een of meer, fiets(en) heeft voorhanden gehad en/of overgedragen, terwijl hij en/of zijn mededader(s) redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Vrijspraak

Het hof heeft uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, zodat verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Ten aanzien van het subsidiair en meer subsidiair ten laste gelegde overweegt het hof dat de verdachte ten tijde van het ten laste gelegde met zijn medeverdachten samenwoonde. Het hof wil van de verdachte aannemen dat hij op dat moment in onmin leefde met zijn toenmalige partner, een van de medeverdachten, en dat hij op zoek was naar nieuwe woonruimte. Op enig moment zijn door de medeverdachten fietsen in de woning gestald die van diefstal afkomstig waren. De verdachte heeft de fietsen in de woning zien staan en wist weliswaar dat deze van diefstal afkomstig waren, maar heeft zich daarvan – naar oordeel van het hof – in de gegeven omstandigheden voldoende gedistantieerd. Direct na het aantreffen van de fietsen trok de verdachte zich terug op zijn kamer dan wel vertrok hij naar zijn werk. Toen hij terug kwam van zijn werk was de politie reeds aanwezig in de woning. Het hof is derhalve van oordeel dat niet kan komen vast te staan dat de verdachte feitelijke zeggenschap heeft gehad over de fietsen en deze derhalve voorhanden heeft gehad, zodat het hof de verdachte eveneens van het subsidiair en meer subsidiair ten laste gelegde zal vrijspreken.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 4]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 103,95. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen.
De verdachte wordt niet schuldig verklaard ter zake van het primair, subsidiair en meer subsidiair ten laste gelegde handelen waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom in haar vordering niet worden ontvangen.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het primair en subsidiair en meer subsidiair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 4]

Verklaart de benadeelde partij [benadeelde 4] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.
Aldus gewezen door
mr. O.E.M. Leinarts, voorzitter,
mr. A.E. Mos-Verstraten en mr. A.J.M. Kaptein, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. K. Elema, griffier,
en op 17 december 2019 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Proces-verbaal van het in dezelfde zaak voorgevallene ter openbare terechtzitting van het gerechtshof van 17 december 2019.
De samenstelling van het gerechtshof is als bovenvermeld.
mr. R. Smits, advocaat-generaal,
mr. K. Elema, griffier.
De voorzitter doet de zaak uitroepen.
De verdachte is in de zaal van de terechtzitting aanwezig.
De voorzitter spreekt het arrest uit.
De voorzitter geeft de verdachte kennis dat de advocaat-generaal daartegen binnen 14 dagen na heden beroep in cassatie kan instellen.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, dat door de voorzitter en de griffier is vastgesteld en ondertekend.