In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 24 december 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland. De verdachte werd beschuldigd van mishandeling van twee ambulancemedewerkers na een epileptisch insult. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte kort na het insult twee ambulancemedewerkers heeft mishandeld door te duwen en te trappen. Echter, het hof sprak de verdachte vrij van één van de mishandelingen en kwam tot de conclusie dat de andere mishandeling wel bewezen was, maar dat deze niet aan de verdachte kon worden toegerekend vanwege zijn psychische toestand ten tijde van de feiten.
Het hof oordeelde dat er geen bewijs was dat de verdachte ten tijde van zijn handelen geen inzicht had in de draagwijdte van zijn gedragingen. Desondanks werd vastgesteld dat de verdachte door zijn psychische toestand niet strafbaar was. Het hof vernietigde het vonnis van de politierechter en sprak de verdachte vrij van de tenlastegelegde mishandeling van de onbekend gebleven ambulancemedewerker. De verdachte werd ontslagen van alle rechtsvervolging voor de bewezenverklaarde mishandeling van de andere ambulancemedewerker.
De uitspraak benadrukt de rol van psychische aandoeningen in strafzaken en hoe deze van invloed kunnen zijn op de toerekenbaarheid van gedragingen. Het hof heeft de zaak behandeld op basis van de getuigenverklaringen en het onderzoek dat heeft plaatsgevonden tijdens de eerdere zittingen.