ECLI:NL:GHARL:2019:11278

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
24 december 2019
Publicatiedatum
7 januari 2020
Zaaknummer
21-000503-18
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak en ontslag van rechtsvervolging wegens niet toerekenbaarheid na mishandeling van ambulancemedewerkers

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 24 december 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland. De verdachte werd beschuldigd van mishandeling van twee ambulancemedewerkers na een epileptisch insult. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte kort na het insult twee ambulancemedewerkers heeft mishandeld door te duwen en te trappen. Echter, het hof sprak de verdachte vrij van één van de mishandelingen en kwam tot de conclusie dat de andere mishandeling wel bewezen was, maar dat deze niet aan de verdachte kon worden toegerekend vanwege zijn psychische toestand ten tijde van de feiten.

Het hof oordeelde dat er geen bewijs was dat de verdachte ten tijde van zijn handelen geen inzicht had in de draagwijdte van zijn gedragingen. Desondanks werd vastgesteld dat de verdachte door zijn psychische toestand niet strafbaar was. Het hof vernietigde het vonnis van de politierechter en sprak de verdachte vrij van de tenlastegelegde mishandeling van de onbekend gebleven ambulancemedewerker. De verdachte werd ontslagen van alle rechtsvervolging voor de bewezenverklaarde mishandeling van de andere ambulancemedewerker.

De uitspraak benadrukt de rol van psychische aandoeningen in strafzaken en hoe deze van invloed kunnen zijn op de toerekenbaarheid van gedragingen. Het hof heeft de zaak behandeld op basis van de getuigenverklaringen en het onderzoek dat heeft plaatsgevonden tijdens de eerdere zittingen.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-000503-18
Uitspraak d.d.: 24 december 2019
TEGENSPRAAK
Verkort arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland van 24 januari 2018 met parketnummer 16-025116-17 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [1987] ,
wonende te [woonplaats] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van het hof van 2 november 2018 en 13 december 2019 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd. Het hof heeft verder kennisgenomen van dat wat door verdachte en zijn raadsman, mr. V.P.J. Tuma, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een deels andere bewijsbeslissing komt. Daarnaast komt het hof wat betreft de strafbaarheid van verdachte tot een andere beslissing. Het hof zal daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 18 december 2016 te Bunschoten-Spakenburg, gemeente Bunschoten, althans in arrondissement Midden-Nederland, één of meer ambtena(a)r(en), [ambulancemedewerker] (ambulance verpleegkundige in het gebied Utrecht) en/of een onbekend gebleven persoon (ambulance verpleegkundige), gedurende en/of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn/haar/hun bediening heeft mishandeld door:
-die [ambulancemedewerker] eenmaal in zijn zij, althans het lichaam, te schoppen en/of
-die onbekend gebleven persoon (hard) te duwen.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Overweging met betrekking tot het bewijs

Feitenweergave
Op 18 december 2016 krijgt een aantal ambulancemedewerkers de melding te gaan naar de [adres] in Bunschoten, omdat iemand op dat adres een epileptisch insult zou hebben gekregen en agressief zou zijn. Ter plaatse aangekomen treffen de ambulancemedewerkers verdachte aan, die op dat moment in een kinderbedje ligt. Verdachte geeft desgevraagd aan de ambulancemedewerkers aan dat hij niet mee wil naar het ziekenhuis. Verdachte kan niet duidelijk aangeven waarom hij niet mee wil. Ambulancemedewerker [ambulancemedewerker] zegt vervolgens tegen verdachte dat hij mee moet naar het ziekenhuis voor onderzoek, omdat hij een gevaar is voor zichzelf en voor anderen.
Een andere ambulancemedewerker zegt tegen verdachte dat zonodig bijstand van de politie zal worden ingeroepen.
De politie is vervolgens ter plaatse gekomen, waarbij de agenten op aangeven van [ambulancemedewerker] verdachte willen boeien. Er ontstaat een worsteling tussen verdachte en de agenten. Tijdens deze worsteling krijgt een andere ambulancemedewerker een duw van verdachte, waardoor deze haar linker elleboog bezeert. [ambulancemedewerker] besluit dan de agenten te assisteren bij het onder controle krijgen en boeien van verdachte. Terwijl de agenten de boeien omdoen bij verdachte, trapt verdachte [ambulancemedewerker] in diens rechterzij. Hij voelt daardoor pijn. Na controle in het ziekenhuis blijkt [ambulancemedewerker] een gekneusde rib te hebben overgehouden aan de trap.
Verdachte is verhoord door de politie en heeft tijdens dit verhoor, net als ter terechtzitting van de politierechter en het hof, verklaard zich niets van het voorval te herinneren tot het moment waarop hij weer thuis was met zijn vriendin en hij merkte dat hij geen schoenen aan had.
Partiële vrijspraak feit 1.
Het hof is van oordeel dat verdachte dient te worden vrijgesproken van de tenlastegelegde mishandeling door het geven van een duw aan een "onbekend gebleven persoon", nu uit het dossier kan worden afgeleid wie deze desbetreffende ambulancemedewerker is.
Bewijsoverweging
Op grond van het onderzoek ter terechtzitting stelt het hof vast dat verdachte een epileptisch insult heeft gehad en dat hij ten gevolge van dit insult post ictaal gedrag heeft vertoond en gedurende enige tijd in de war was en zich vreemd heeft gedragen. Bij terugkeer uit het ziekenhuis bleek dat hij geen herinnering had aan hetgeen was voorgevallen. Daarmee is overigens niet gezegd dat hij geen opzet heeft gehad op de tenlastegelegde mishandeling. Daarvan zou alleen sprake zijn “als bij de verdachte ten tijde van zijn handelen ieder inzicht in de draagwijdte van zijn gedragingen en de mogelijke gevolgen heeft ontbroken” (vgl. HR 9 december 2008, ECLI:NL:HR:2008:BD2775).
Omdat daarvan niet is gebleken, komt het hof tot een bewezenverklaring van de tenlastegelegde mishandeling met dien verstande dat het hof (ook) niet bewezen acht dat [ambulancemedewerker] een ambtenaar was en er derhalve ook geen sprake was van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op
of omstreeks18 december 2016 te Bunschoten-Spakenburg, gemeente Bunschoten,
althans in arrondissement Midden-Nederland, één of meer ambtena(a)r(en),[ambulancemedewerker] (ambulance verpleegkundige in het gebied Utrecht)
en/of een onbekend gebleven persoon (ambulance verpleegkundige), gedurende en/of terzake van de rechtmatige uitoefening van zijn/haar/hun bedieningheeft mishandeld door:
-die [ambulancemedewerker] eenmaal in zijn zij
, althans het lichaam,te schoppen
en/of
-die onbekend gebleven persoon (hard) te duwen.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
mishandeling.

Strafbaarheid van de verdachte

Het hof is van oordeel dat verdachte het bewezenverklaarde op grond van zijn psychische toestand ten tijde van het bewezenverklaarde niet kan worden toegerekend en daarom ten aanzien van het hiervoor bewezenverklaarde niet strafbaar is. Daarom dient hij te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld.
Verklaart de verdachte niet strafbaar en ontslaat de verdachte te dier zake van alle rechtsvervolging.
Aldus gewezen door
mr. A. van Waarden, voorzitter,
mr. R.G.J. Welbergen en mr. H. Abbink, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. R.S. Helmus, griffier,
en op 24 december 2019 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. H. Abbink is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
Proces-verbaal van het in dezelfde zaak voorgevallene ter openbare terechtzitting van het gerechtshof van 24 december 2019.
Tegenwoordig:
mr. C. Caminada, voorzitter,
mr. I.A.H.M. Schepers, advocaat-generaal,
M. van Daalen, griffier.
De voorzitter doet de zaak uitroepen.
De verdachte is niet in de zaal van de terechtzitting aanwezig.
De voorzitter spreekt het arrest uit.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, dat door de voorzitter en de griffier is vastgesteld en ondertekend.