ECLI:NL:GHARL:2019:11251

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
31 december 2019
Publicatiedatum
31 december 2019
Zaaknummer
21-002466-18
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring van overtreding van de Wet wapens en munitie met betrekking tot een vuurwapen en munitie

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 31 december 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Gelderland. De verdachte, geboren in 1980 en wonende in Oss, was in eerste aanleg vrijgesproken van enkele tenlastegelegde feiten, maar heeft hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van 18 april 2018. Het hof heeft de zaak behandeld op de zittingen van 3 en 17 december 2019. De verdachte was beschuldigd van het voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie, en het hof heeft vastgesteld dat de verdachte een doorgeladen vuurwapen in haar woning had bewaard. Het hof heeft de vrijspraak van de rechtbank voor de primair ten laste gelegde feiten bevestigd, maar het subsidiair ten laste gelegde feit van het voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie bewezen verklaard. Het hof oordeelde dat de verdachte bewust was van de aanwezigheid van het vuurwapen en dat haar verklaring over de rol van haar toenmalige partner niet aannemelijk was. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie maanden, met aftrek van voorarrest. Het hof heeft ook de bewaring van in beslag genomen voorwerpen gelast, aangezien er geen rechthebbende kon worden aangewezen. De vorderingen van benadeelde partijen zijn in hoger beroep niet aan de orde gekomen, omdat deze niet zijn gehandhaafd.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-002466-18
Uitspraak d.d.: 31 december 2019
TEGENSPRAAK
Verkort arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem‑Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Gelderland van 18 april 2018 met parketnummer 05-780022-17 in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1980,
wonende te [woonplaats] .
Het hoger beroep
De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 3 december 2019 en 17 december 2019 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd. Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en haar raadsman, mr. M.A.W. Nillesen, naar voren is gebracht.
Omvang van het hoger beroep
Verdachte is bij vonnis waarvan beroep vrijgesproken van het onder 1 en onder 3 ten laste gelegde. Hoger beroep tegen deze vrijspraken staat voor verdachte niet open. Het hof zal verdachte daarom in zoverre niet-ontvankelijk in het hoger beroep verklaren.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof zal het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen vernietigen omdat het tot een andere bewezenverklaring komt. Het hof zal daarom opnieuw rechtdoen.
De tenlastelegging
Aan verdachte is – na nadere omschrijving van de tenlastelegging in eerste aanleg en voor zover in hoger beroep aan de orde – ten laste gelegd dat:

2.primair:

zij in of omstreeks de periode van 1 juli 2016 tot en met 20 februari 2017
in de gemeente Oss en/of elders in Nederland
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen
ter voorbereiding van een of meer misdrijven, waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenis van acht jaren of meer is gesteld,
te weten (medeplegen van) gijzeling en/of opzettelijke vrijheidsberoving en/of afpersing en/of diefstal met geweld opzettelijk
-
een vuurwapen, te weten een pistool (merk Star 25, kaliber 6.35 mm browning) en/of een aantal voor dat (vuur)wapen geschikte patronen en/of
-
een paar handschoenen en/of
-
een autosleutel (van een Audi) en/of
-
(een) bivakmut(sen) en/of
-
(een) GPS tracker(s) en/of
-
(een) Black Berry('s) en/of
-
(een) I-phone(s) en/of
-
(een) GSM('s) en/of
-
(een) navigatiesyste(e)m(en) en/of
-
(een) rol(len) tape en/of
-
een I-mac en/of
-
een tablet en/of
-
een aantal USB stick(s) en/of
-
een I-pad en/of
-
een fotocamera en/of
-
(een)laptop(s)
bestemd tot het begaan van die misdrijven/dat misdrijf,
heeft verworven, vervaardigd, ingevoerd, doorgevoerd, uitgevoerd en/of voorhanden heeft gehad;

2.subsidiair:

zij in of omstreeks de periode van 1 juli 2016 tot en met 20 februari 2017
in de gemeente Oss, althans in Nederland
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen
een vuurwapen, te weten een pistool (merk Star 25, kaliber 6.35 mm browning) zijnde/althans een wapen van categorie III, en/of
een patroonhouder, bestemd en passend in voornoemd vuurwapen, zijnde althans een wapen van categorie III en/of
zeven, althans een aantal voor dat (vuur)wapen geschikte patronen, zijnde/althans munitie van categorie III,
voorhanden heeft gehad.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Vrijspraak (feit 2 primair)
Het hof heeft, net als de rechtbank, uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, zodat verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Overweging met betrekking tot het bewijs (feit 2 subsidiair)
Standpunt van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder 2 subsidiair ten laste gelegde.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak van het onder 2 subsidiair ten laste gelegde bepleit. Hij heeft daartoe aangevoerd dat verdachte geen wetenschap had van de aanwezigheid van het aangetroffen vuurwapen.
Verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat zij op 20 februari 2017 ’s ochtends vroeg van huis is weggegaan en dat haar toenmalige partner die een sleutel van de woning had het vuurwapen moet hebben achtergelaten.
Oordeel van het hof
Het hof is van oordeel dat het door verdachte gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het tenlastegelegde wordt weersproken door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen.
Het hof verwerpt het verweer van de raadsman en overweegt daarbij in het bijzonder als volgt.
Het (doorgeladen) vuurwapen met daarin een patroonhouder en patronen is onbedekt en vooraan op een plank in een kast tussen de woonkamer en de keuken aangetroffen in de door verdachte als hoofdbewoonster bewoonde woning. Verdachte heeft ter zitting in hoger beroep bevestigd dat het om een open kast gaat, waardoor het wapen steeds zichtbaar moet zijn geweest.
Deze omstandigheden rechtvaardigen naar het oordeel van het hof in beginsel de conclusie dat verdachte bewust moet zijn geweest van de aanwezigheid van het vuurwapen, de patroonhouder en de munitie en daarover kon beschikken. Dat haar toenmalige vriend zonder dat zij dat wist het wapen net op de dag van de doorzoeking in haar woning heeft neergelegd nadat zij ’s ochtends vroeg was vertrokken, is niet aannemelijk geworden. Deze verklaring heeft verdachte eerst ter terechtzitting in hoger beroep afgelegd. Bij de politie heeft verdachte verklaard dat het vuurwapen niet van haar is en dat zij het daar verder bij wil laten. Tijdens de voorgeleiding bij de rechter‑commissaris heeft verdachte verklaard dat zij niet wist dat er een wapen in haar woning lag, dat zij echt niet weet hoe het daar terecht is gekomen, dat zij vanaf juli 2016 een maand of vier ondergedoken heeft gezeten en dat in die tijd anderen in haar woning hebben gezeten. Ter terechtzitting in eerste aanleg heeft verdachte zich op haar zwijgrecht beroepen. Verdachte heeft dus wisselend verklaard en niet duidelijk is waarom zij niet eerder heeft verklaard over de rol die haar toenmalige vriend zou hebben gehad bij de aanwezigheid van het wapen met patroonhouder en munitie op die plaats. Bovendien vindt de verklaring van verdachte onvoldoende steun in andere bewijsmiddelen. De moeder van verdachte heeft bij de raadsheer‑commissaris als getuige verklaard dat zij later bij verdachte naar het vuurwapen heeft gevraagd en dat verdachte toen zei dat iemand anders, waar ze mee scharrelde, dat daar had neergelegd en dat zij niet meer weet of verdachte zei dat ze dacht dat een vriend dat daar had neergelegd of dat ze dat wist. Met alleen die getuigenverklaring, waarbij verdachte opnieuw de bron van de informatie is, is de verklaring van verdachte nog niet aannemelijk geworden.
Het hof gaat er dus van uit dat verdachte bewust was van de aanwezigheid van het vuurwapen, de patroonhouder en de munitie en daarover kon beschikken. Het hof acht bijgevolg wettig en overtuigend bewezen dat verdachte die wapens en die munitie voorhanden heeft gehad.
Anders dan de rechtbank acht het hof niet wettig en overtuigen bewezen dat sprake is van medeplegen. Er is naast het wapen een bankpasje op naam van een andere persoon en op het wapen een DNA-spoor dat matcht met het DNA-profiel van diezelfde persoon aangetroffen. Deze omstandigheden zijn echter zonder meer nog niet voldoende om aan te nemen dat de samenwerking tussen verdachte en die andere persoon zo nauw en bewust is geweest dat van medeplegen van het voorhanden hebben van de wapens en de munitie kan worden gesproken. Het is onduidelijk gebleven, ook omdat de verklaring van verdachte niet aannemelijk is geworden, wat de rol van deze persoon zou zijn geweest en hoe het wapen in de bewuste kast is terechtgekomen.
Bewezenverklaring
Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:

2.subsidiair:

zij inof omstreeksde periode van 1 juli 2016 tot en met 20 februari 2017
in de gemeente Oss, althans in Nederland
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen
een vuurwapen, te weten een pistool (merk Star 25, kaliber 6.35 mm browning) zijnde/althanseen wapen van categorie III, en/of
een patroonhouder, bestemd en passend in voornoemd vuurwapen, zijndealthanseen wapen van categorie III en/of
zeven, althans een aantalvoor dat(vuur)wapen geschikte patronen, zijnde/althansmunitie van categorie III,
voorhanden heeft gehad.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het subsidiair bewezen verklaarde levert op:
de eendaadse samenloop van
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.
Oplegging van straf en/of maatregel
De rechtbank heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van drie maanden met aftrek van voorarrest.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
De raadsman heeft het hof verzocht rekening te houden met het feit dat verdachte moeder van drie kinderen is.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
Verdachte heeft een doorgeladen vuurwapen binnen handbereik in een open kast tussen de woonkamer en de keuken in haar woning bewaard. Het op die manier voorhanden hebben van een vuurwapen levert een onaanvaardbaar risico op voor de veiligheid in het algemeen en voor de veiligheid van personen in de directe omgeving van verdachte in het bijzonder.
Het LOVS-oriëntatiepunt voor een dergelijk feit is een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie maanden, zoals ook door de rechtbank is opgelegd en door de advocaat-generaal gevorderd.
Uit een op haar naam staand Uittreksel Justitiële Documentatie van 1 november 2019 blijkt dat verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld.
Gelet op het voorgaande zal het hof aansluiten bij de rechtbank en de advocaat-generaal en aan de verdachte opleggen een gevangenisstraf voor de duur van drie maanden met aftrek van voorarrest.
Beslag
Verdachte heeft verklaard dat de onder haar in beslag genomen voorwerpen niet van haar zijn. Nu geen rechthebbende kan worden aangewezen zal het hof de bewaring van de voorwerpen ten behoeve van de rechthebbende gelasten.
Vorderingen benadeelde partijen [benadeelde 1] en [benadeelde 2]
[benadeelde 1] en [benadeelde 2] hebben zich in eerste aanleg als benadeelde partijen in het strafproces gevoegd.
Op de vordering van [benadeelde 1] is door de rechtbank geen beslissing genomen. [benadeelde 1] heeft zijn vordering in hoger beroep niet gehandhaafd.
De rechtbank heeft [benadeelde 2] niet-ontvankelijk in zijn vordering verklaard. [benadeelde 2] heeft zijn vordering evenmin gehandhaafd in hoger beroep.
Beide vorderingen zijn daarom in hoger beroep niet aan de orde. Het hof zal hierop dan ook geen beslissing nemen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op artikel 55 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het onder 1 en 3 ten laste gelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 2 primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 2 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 2 subsidiair bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbendevan de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
  • twee handschoenen;
  • een Audi-sleutel;
  • twee bivakmutsen;
  • een GPS-tracker.
Aldus gewezen door
mr. F.A.M. Bakker, voorzitter,
mr. N.C. van Lookeren Campagne en mr. O.G. Schuur, raadsheren,
in tegenwoordigheid van, mr. R.W.P. Soons, griffier,
en op 31 december 2019 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Proces-verbaal van het in dezelfde zaak voorgevallene ter openbare terechtzitting van het gerechtshof van 31 december 2019.
Tegenwoordig:
mr. A.B.A.P.M. Ficq, voorzitter,
mr. I.A.H.M. Schepers, advocaat-generaal,
mr. D. van der Geld, griffier.
De voorzitter doet de zaak uitroepen.
De verdachte is niet in de zaal van de terechtzitting aanwezig.
De voorzitter spreekt het arrest uit.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, dat door de voorzitter en de griffier is vastgesteld en ondertekend.