Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoeker in hoger beroep,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 24 december 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep over de wijziging van de kinderalimentatie. De vader, verzoeker in hoger beroep, had grieven ingediend tegen de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland van 20 februari 2019, waarin de bijdrage in de kosten van levensonderhoud en studie van zijn kind was vastgesteld op € 539,36 per maand. De vader verzocht het hof om deze bijdrage met terugwerkende kracht te verlagen naar nihil, met als argumenten de behoefte van het kind en zijn eigen draagkracht. Het hof heeft vastgesteld dat de ouders onderhoudsplichtig zijn jegens hun jongmeerderjarige kind, en dat de behoefte van het kind is vastgesteld op € 609,36 per maand, rekening houdend met de WSF-norm voor thuiswonende MBO-studenten. Het hof heeft ook overwogen dat de eigen inkomsten van het kind en de zorgtoeslag als behoefteverlagend moeten worden beschouwd. Uiteindelijk heeft het hof de behoefte van het kind verlaagd met € 270,-, waardoor de resterende behoefte op € 339,39 kwam. De vader is in staat geacht om deze bijdrage te voldoen. De ingangsdatum van de alimentatieverplichting is vastgesteld op 20 februari 2019, de datum van de bestreden beschikking. Het hof heeft de beschikking van de rechtbank vernietigd en de alimentatie vastgesteld op € 339,36 per maand, met de bepaling dat het kind geen terugbetaling hoeft te doen van eerder betaalde bedragen. De proceskosten zijn gecompenseerd.