In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 17 december 2019 een tussenbeschikking gegeven in een hoger beroep inzake een echtscheiding. De zaak betreft een geschil tussen [appellante], die in 1989 huwde met [geïntimeerde] onder huwelijkse voorwaarden, en [geïntimeerde], die de echtscheiding heeft aangevraagd. De rechtbank Noord-Nederland had op 21 maart 2019 de echtscheiding uitgesproken, maar [appellante] betwistte de vaststelling dat partijen overeenstemming hadden bereikt over de nevenvoorzieningen. Het hof heeft vastgesteld dat [geïntimeerde] heeft gesteld dat het huwelijk duurzaam ontwricht is, en dat er geen persoonlijk contact meer is tussen partijen sinds de geslachtsverandering van [appellante] in 2016. Het hof bekrachtigt de uitspraak van de rechtbank voor zover het de echtscheiding betreft, maar staat [appellante] toe tegenbewijs te leveren tegen de constatering van de rechtbank dat er overeenstemming is bereikt over de nevenvoorzieningen. Het hof heeft de procedure voor het tegenbewijs geregeld en houdt verdere beslissingen aan totdat het tegenbewijs is geleverd.