ECLI:NL:GHARL:2019:11017

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
19 december 2019
Publicatiedatum
20 december 2019
Zaaknummer
200.270.815
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot het leggen van conservatoir maritaal beslag onder derden toegewezen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 19 december 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep over een verzoek tot het leggen van conservatoir maritaal beslag. De appellant, de man, had eerder bij de rechtbank Midden-Nederland een verzoek ingediend om verlof te verlenen tot het leggen van maritaal derdenbeslag onder de maatschap Heuvelrugnotarissen. Dit verzoek was door de voorzieningenrechter afgewezen, omdat niet duidelijk was of het beslag betrekking had op bestanddelen van de huwelijksgoederengemeenschap of op het onverdeelde aandeel van de vrouw in die gemeenschap.

De man en de vrouw zijn in gemeenschap van goederen gehuwd en hebben een verzoek tot echtscheiding ingediend. De man heeft aangetoond dat er vorderingen van derden bestaan die binnen de gemeenschap vallen en dat er gegronde vrees voor verduistering van goederen bestaat. Het hof oordeelt dat de man summierlijk heeft aangetoond dat er vrees voor verduistering bestaat, vooral omdat de vrouw heeft aangegeven dat zij de gelden nodig heeft voor haar levensonderhoud.

Het hof heeft de bestreden beschikking van de rechtbank vernietigd en verleent de man alsnog verlof om maritaal beslag te leggen onder de maatschap Heuvelrugnotarissen. De proceskosten van het hoger beroep worden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.270.815
(rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht)
beschikking van 19 december 2019
inzake
[appellant],
wonende te [woonplaats] ,
appellant,
in eerste aanleg: verzoeker,
hierna: de man,
advocaat: mr. J. van Andel,
tegen:
[geïntimeerde],
wonende te [woonplaats] ,
geïntimeerde,
in eerste aanleg: belanghebbende,
hierna: de vrouw,
advocaat: mr. A.T. Bakker.

1.De procedure bij de rechtbank

Voor de procedure bij de rechtbank verwijst het hof naar de inhoud van de beschikking van 16 december 2019, die de voorzieningenrechter in de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, heeft gegeven.

2.De procedure bij het hof

2.1
Bij beroepschrift met bijlagen, binnengekomen op 17 december 2019 bij de griffie van het hof, heeft de man het hof verzocht de beschikking van de rechtbank te vernietigen en hem alsnog verlof te verlenen tot het leggen van maritaal derdenbeslag onder de maatschap Heuvelrugnotarissen gevestigd te Driebergen.
2.2
Bij verweerschrift met bijlagen, binnengekomen op 18 december 2019, heeft de vrouw verweer gevoerd.
2.3
Bij brief van 19 december 2019 heeft de man gereageerd op het verweerschrift van de vrouw. Het hof laat deze reactie buiten beschouwing, omdat hiervoor geen gelegenheid is geboden.

3.De motivering van de beslissing in hoger beroep

3.1
Op 30 juni 2006 zijn de man en de vrouw in gemeenschap van goederen gehuwd. Op 21 december 2018 is een verzoekschrift tot echtscheiding bij de rechtbank ingediend. Op dit moment loopt bij de rechtbank de procedure over verdeling van de gemeenschap.
3.2
Tot de gemeenschap behoort onder meer een woning in [plaats] . De woning is inmiddels verkocht en wordt door partijen op 20 december 2019 notarieel geleverd aan de koper. Uit de afrekening van de notaris volgt dat er voor partijen een uit te keren bedrag is van € 41.691,34, voor ieder dus € 20.845,67.
3.3
Aan de voorzieningenrechter heeft de man verzocht verlof te verlenen tot het leggen van maritaal derdenbeslag ten laste van de vrouw.
3.4
De voorzieningenrechter heeft bij beschikking van 16 december 2019 dit verzoek afgewezen omdat niet duidelijk was of de man maritaal beslag wenste te leggen ter zake van bestanddelen van de huwelijksgoederengemeenschap of conservatoir beslag op het onverdeelde aandeel in die gemeenschap van de vrouw.
3.5
In hoger beroep heeft de man opnieuw verzocht om maritaal beslag te mogen leggen. De man heeft toegelicht dat hij dit beslag alleen wil leggen voor de vorderingen die betrekking hebben op bestanddelen van de huwelijksgoederengemeenschap, te weten een schuld die partijen tijdens het huwelijk hebben opgebouwd bij [naam holding] Holding B.V. van € 51.261,78 en een schuld die de man is aangegaan op 26 oktober 2018 bij [naam schuldeiser] van € 5.000,-, hetgeen resulteert in een totale schuld van € 56.261,78.
3.6
Het hof oordeelt als volgt. Ingevolge het bepaalde in artikel 768 juncto 700 lid 1 Rv kunnen echtgenoten die gehuwd zijn in een gemeenschap van goederen de voorzieningenrechter van de rechtbank verzoeken verlof te verlenen tot het leggen van conservatoir beslag op goederen van de gemeenschap. Artikel 768 lid 3 Rv bepaalt dat de voorzieningenrechter slechts verlof verleent tot het leggen van conservatoir beslag indien de verzoeker aantoont dat er gegronde vrees voor verduistering van goederen van de gemeenschap bestaat. Op grond van artikel 769 lid 1 juncto artikel 700 lid 2 Rv beslist de rechter op het verzoek na summier onderzoek. De man heeft summierlijk aangetoond dat er vorderingen van derden bestaan die vallen binnen de gemeenschap. Ook heeft hij aangetoond dat vrees voor verduistering bestaat, in die zin dat de redelijke verwachting bestaat dat de vrouw bij uitbetaling van de overwaarde van de woning haar deel aan verhaal zal onttrekken. Zij geeft immers te kennen dat zij de gelden nodig heeft voor haar levensonderhoud. De vrouw heeft haar standpunt dat het beslag bij haar zal leiden tot een financiële noodtoestand onvoldoende onderbouwd. Ook een afweging van de wederzijdse belangen staat daarmee niet aan toewijzing van het verzoek in de weg. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat het hoger beroep slaagt en het verzochte verlof alsnog wordt verleend.
3.7
Op grond van artikel 769 lid 1 Rv behoeft het hof de vordering niet te begroten. Daarnaast behoeft op grond van het vernoemde artikel geen termijn voor de hoofdzaak te worden bepaald, nu een verzoek tot echtscheiding tussen partijen aanhangig is en dit verzoek als hoofdzaak geldt.
3.8
Gelet op de omstandigheid dat partijen in familierechtelijke rechtsbetrekking tot elkaar staan en het geschil hieruit voortvloeit, zullen de proceskosten van het hoger beroep worden gecompenseerd zoals hierna vermeld.

4.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
vernietigt de bestreden beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, van 16 december 2019, en beschikt opnieuw;
verleent de man verlof maritaal beslag te doen leggen onder de maatschap Heuvelrugnotarissen, gevestigd te Driebergen aan de Hogesteeg 1 (3972 JS), op alle voor zodanig beslag vatbare gelden, geldswaarden en/of goederen die deze maatschap van de beslagenen, zijnde de man en de vrouw, onder zich heeft en/of zal verkrijgen of aan hen verschuldigd is of zal worden;
compenseert de proceskosten van het hoger beroep aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mrs. L.J. de Kerpel-van de Poel, H.L. Wattel en C.J.H.G. Bronzwaer, en is in tegenwoordigheid van de griffier uitgesproken ter openbare terechtzitting van 19 december 2019.