Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
in eerste aanleg: belanghebbende,
hierna: de vrouw,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 19 december 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep over een verzoek tot het leggen van conservatoir maritaal beslag. De appellant, de man, had eerder bij de rechtbank Midden-Nederland een verzoek ingediend om verlof te verlenen tot het leggen van maritaal derdenbeslag onder de maatschap Heuvelrugnotarissen. Dit verzoek was door de voorzieningenrechter afgewezen, omdat niet duidelijk was of het beslag betrekking had op bestanddelen van de huwelijksgoederengemeenschap of op het onverdeelde aandeel van de vrouw in die gemeenschap.
De man en de vrouw zijn in gemeenschap van goederen gehuwd en hebben een verzoek tot echtscheiding ingediend. De man heeft aangetoond dat er vorderingen van derden bestaan die binnen de gemeenschap vallen en dat er gegronde vrees voor verduistering van goederen bestaat. Het hof oordeelt dat de man summierlijk heeft aangetoond dat er vrees voor verduistering bestaat, vooral omdat de vrouw heeft aangegeven dat zij de gelden nodig heeft voor haar levensonderhoud.
Het hof heeft de bestreden beschikking van de rechtbank vernietigd en verleent de man alsnog verlof om maritaal beslag te leggen onder de maatschap Heuvelrugnotarissen. De proceskosten van het hoger beroep worden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad.