ECLI:NL:GHARL:2019:10938

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
18 december 2019
Publicatiedatum
18 december 2019
Zaaknummer
21-003817-19
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging vonnis en vrijspraak in drugszaken met veroordeling voor harddrugsbezit

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 18 december 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte, geboren in 1971 en thans verblijvende in PI Noord, was in eerste aanleg veroordeeld tot 30 maanden gevangenisstraf, waarvan 10 maanden voorwaardelijk, voor het aanwezig hebben van harddrugs en witwassen. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank gedeeltelijk vernietigd en de verdachte vrijgesproken van de beschuldigingen van witwassen en eenvoudig schuldwitwassen, omdat niet kon worden vastgesteld dat de aangetroffen geldbedragen van misdrijf afkomstig waren. Het hof oordeelde dat de verklaringen van de verdachte over de herkomst van het geld niet onaannemelijk waren.

De verdachte werd wel veroordeeld voor het aanwezig hebben van ruim 7 kilo harddrugs, wat een ernstige bedreiging voor de volksgezondheid vormt. Het hof heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de oriëntatiepunten van het LOVS en de eerdere veroordelingen van de verdachte in verband met de Opiumwet. Uiteindelijk werd een gevangenisstraf van 30 maanden opgelegd, waarvan 10 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren. Het hof heeft ook beslist over de in beslag genomen voorwerpen, die aan de verdachte zullen worden onttrokken aan het verkeer, omdat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-003817-19
Uitspraak d.d.: 18 december 2019
TEGENSPRAAK
Verkort arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden,
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Nederland van 11 juli 2019 in de in eerste aanleg gevoegde strafzaken, parketnummers 18-850000-19 en 18-850012-18, tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [1971] ,
thans verblijvende in PI Noord, gevangenis De Marwei te Leeuwarden.

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 4 december 2019 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd. De advocaat-generaal heeft gevorderd het vonnis van de eerste rechter te bevestigen.
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsvrouw,
mr. G.W. van der Zee, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

Verdachte is in eerste aanleg ter zake het onder 1, 2 subsidiair en 3 ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden, met aftrek van voorarrest. De rechtbank heeft verdachte ontslagen van alle rechtsvervolging ter zake het onder 2 primair en 4 ten laste gelegde. Voorts is een beslissing genomen omtrent het beslag.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing en strafoplegging komt. Het hof zal daarom opnieuw rechtdoen.
De tenlastelegging
Aan verdachte is – na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg – ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks periode van 20 augustus 2018 tot en met 12 januari 2019 in de gemeente Groningen,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd,
een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine, en/of
een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA,
zijnde amfetamine en/of MDMA (telkens) een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I;
en
hij in of omstreeks periode van 20 augustus 2018 tot en met 12 januari 2019 te Hoogkerk, in de gemeente Groningen,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk (in woning [adres 1] te Hoogkerk)
aanwezig heeft gehad ongeveer 2766,28 gram, in elk geval een hoeveelheid, van een materiaal bevattende amfetamine en/of
ongeveer 555,96 gram, in elk geval een hoeveelheid, van een materiaal bevattende MDMA,
zijnde amfetamine en/of MDMA (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2. primair
hij in of omstreeks periode van 20 augustus 2018 tot en met 12 januari 2019 in de gemeente Groningen, althans in Nederland,
(van) een voorwerp, te weten een of meer geldbedragen (totaal 19.081,71 euro), de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld en/of
heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende op dat voorwerp was, en/of
heeft verborgen en/of verhuld wie dat voorwerp voorhanden heeft gehad,
en/of/althans
heeft verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet, en/of gebruik heeft gemaakt,
terwijl hij wist dat dat voorwerp geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf;
2. subsidiair
hij in of omstreeks de periode van 20 augustus 2018 tot en met 12 januari 2019 in de gemeente Groningen, althans in Nederland, een voorwerp, te weten een of meerdere geldbedragen (totaal 19.081,71 euro), heeft verworven of voorhanden gehad, dat/die onmiddellijk afkomstig is/zijn uit enig eigen misdrijf;
3. ( gevoegd parketnummer 18-850012-18):
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2018 tot en met 2 mei 2018 in de gemeente Groningen, in elk geval in het arrondissement Noord-Nederland,
meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd,
hoeveelheden en/of een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine,
en/of
hoeveelheden en/of een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA, en/of hoeveelheden en/of een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne zijnde amfetamine en/of MDMA en/of cocaïne (telkens) een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I;
en
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2018 tot en met 2 mei 2018 in de gemeente Groningen
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk (in woning aan [adres 2])
aanwezig heeft gehad
ongeveer 600,68 gram, in elk geval een hoeveelheid, van een materiaal bevattende amfetamine en/of
ongeveer 2808,26 gram, in elk geval een hoeveelheid, van een materiaal bevattende MDMA, en/of
ongeveer 584,54 gram, in elk geval een hoeveelheid, van een materiaal bevattende cocaïne,
zijnde amfetamine en/of MDMA en/of cocaïne (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
4. ( gevoegd parketnummer 18-850012-18):
hij in of omstreeks 1 januari 2018 tot en met 2 mei 2018, in de gemeente Groningen, althans in Nederland,
(van) een voorwerp,
te weten diverse (huur)auto's en/of (een) geldbedrag(en),
de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld en/of
heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende op dat voorwerp was, en/of
heeft verborgen en/of verhuld wie dat voorwerp voorhanden heeft gehad,
en/of/althans
heeft verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet, en/of gebruik heeft gemaakt,
terwijl hij wist dat dat voorwerp geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Vrijspraak

Het hof overweegt dat niet is komen vast te staan dat de aangetroffen geldbedragen van enig misdrijf afkomstig zijn. Hetgeen door en namens verdachte is aangevoerd omtrent de herkomst van het geld, te weten de handel in kleding met Suriname en het aanwenden van gelden van zijn partner voor beleggingen, acht het hof niet onaannemelijk.
Het hof heeft aldus uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat verdachte het onder 2 primair en subsidiair en 4 ten laste gelegde heeft begaan, zodat verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Voorts acht het hof op grond van de inhoud van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich – kort gezegd – schuldig heeft gemaakt aan de handel in verdovende middelen, zodat hij eveneens van het onder 1 impliciet primair en 3 impliciet primair ten laste gelegde zal worden vrijgesproken.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat ten laste gelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 en 3 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.
hij in of omstreeks periode van 20 augustus 2018 tot en met 12 januari 2019 in de gemeente Groningen,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd,
een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine, en/of
een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA,
zijnde amfetamine en/of MDMA (telkens) een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I;
en
hij in
of omstreeksdeperiode van 20 augustus 2018 tot en met 12 januari 2019 te Hoogkerk, in de gemeente Groningen,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk (in woning [adres 1] te Hoogkerk)
aanwezig heeft gehad ongeveer 2766,
38 gram
in elk geval een hoeveelheid,van een materiaal bevattende amfetamine en/of
ongeveer 55
,96 gram
in elk geval een hoeveelheid,van een materiaal bevattende MDMA,
zijnde amfetamine en
/ofMDMA (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I
, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
3. ( gevoegd parketnummer 18-850012-18):
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2018 tot en met 2 mei 2018 in de gemeente Groningen, in elk geval in het arrondissement Noord-Nederland,
meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd,
hoeveelheden en/of een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine,
en/of
hoeveelheden en/of een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA, en/of hoeveelheden en/of een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne zijnde amfetamine en/of MDMA en/of cocaïne (telkens) een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I;
en
hij in
of omstreeksde periode van 1 januari 2018 tot en met 2 mei 2018 in de gemeente Groningen
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk (in woning aan [adres 2])
aanwezig heeft gehad
ongeveer 600,68 gram
in elk geval een hoeveelheid,van een materiaal bevattende amfetamine en
/of
ongeveer 2808,26 gram
in elk geval een hoeveelheid,van een materiaal bevattende MDMA, en
/of
ongeveer 584,54 gram
in elk geval een hoeveelheid,van een materiaal bevattende cocaïne,
zijnde amfetamine en
/ofMDMA en
/ofcocaïne (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I
, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het onder 1 en 3 bewezen verklaarde levert op:
telkens: opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het aanwezig hebben van een aanzienlijke hoeveelheid harddrugs. Het aanwezig hebben van harddrugs kan een ernstige bedreiging voor de volksgezondheid vormen en kan daarnaast, direct en/of indirect, tot diverse vormen van criminaliteit leiden. Naar het oordeel van het hof kan hiertegen, gelet ook op de aangetroffen hoeveelheden, niet anders worden opgetreden dan met een forse gevangenisstraf.
Het hof heeft acht geslagen op de oriëntatiepunten van LOVS, die bij het voorhanden hebben van de bewezen verklaarde hoeveelheid harddrugs een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 21 maanden indiceren.
Het hof ziet in een verdachte betreffend Uittreksel Justitiële documentatie d.d. 5 november 2019, waaruit blijkt dat verdachte meermalen onherroepelijk is veroordeeld in verband met overtreding van de Opiumwet, aanleiding om een deel van de op te leggen straf voorwaardelijk op te leggen, teneinde verdachte ervan te weerhouden zich opnieuw schuldig te maken aan strafbare feiten.
Alles afwegend acht het hof – de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van verdachte in aanmerking genomen – een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf van hierna te geven duur passend en geboden.
Bij de strafoplegging zijn in aanmerking genomen de ad informandum feiten, te weten het op 2 mei 2018 aan de [adres 2] te Groningen aanwezig hebben van hennep minder dan 30 gram en het op 14 januari 2019 aan de [adres 1] te Hoogkerk aanwezig hebben van 54,42 gram hennep. Verdachte heeft bekend die feiten te hebben begaan.

Beslag

De hierna te noemen inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen zijn bij gelegenheid van het onderzoek naar het door verdachte onder 1 en 3 begane feit aangetroffen. Zij behoren aan verdachte toe en kunnen dienen tot het begaan of de voorbereiding van soortgelijke feiten dan wel tot belemmering van de opsporing daarvan. Zij zullen worden onttrokken aan het verkeer aangezien het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet en de artikelen 14a, 14b, 14c, 36b, 36c, 36d, 57 en 63 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet in opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 2 primair en subsidiair en onder 4 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 3 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 3 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
30 (dertig) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
10 (tien) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
3 (drie) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Beveelt de
onttrekking aan het verkeervan de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
  • 590 gram verdovende middelen (kleur: geel), XTC, Playboy bunny afbeelding op pillen G1095151
  • 59 gram verdovende middelen, hennep, henneptoppen
  • 2750 gram verdovende middelen, G1095158, wit poeder uit vriezer in plastic zak
  • 254 gram verdovende middelen, G1095159, wit poeder uit vriezer in plastic tas
  • 1.00 stuk hennep, henneptoppen G1095186.
Gelast de
teruggaveaan de verdachte van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
€ 8.350,00
€ 9.000,00
€ 1.455,30
5 gulden
€ 339,71
€ 541,49.
Heft op het tegen verdachte verleende bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van het tijdstip waarop de duur van de ondergane voorlopige hechtenis gelijk wordt aan de duur van de tenuitvoerlegging van de onvoorwaardelijke opgelegde vrijheidsstraf.
Aldus gewezen door
mr. J. Hielkema, voorzitter,
mr. L.J. Bosch en mr. M.J.F. van der Wolf, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. K. Elema, griffier,
en op 18 december 2019 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. M.J.F. van der Wolf is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
De griffier is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.