Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De vaststaande feiten
4.De beoordeling van de grieven en de vordering
- i) een verklaring voor recht dat [geïntimeerde] onrechtmatig heeft gehandeld door de Uitlatingen te doen en aansprakelijk is voor de schade als gevolg daarvan;
- ii) een veroordeling tot het plaatsen van een door [appellant] opgestelde rectificatie;
- iii) een verbod tot het doen van onrechtmatige uitlatingen voor de toekomst met bepaling van een dwangsom;
- iv) een veroordeling tot vergoeding van materiële en immateriële schade, met wettelijke rente.
informatie is ingewonnen’dat [appellant]
‘praktijken niet schuwt die te maken hebben met het aanreiken van persoonlijk gewin van bestuurders’en dat er ‘
sterke aanwijzingen’zijn dat ook een directeur van [Bedrijf] dingen aangeboden heeft gekregen. Daarmee is volgens [appellant] sprake van verdachtmaking door [geïntimeerde] , omdat [geïntimeerde] met zijn waardeoordeel omtrent de informatie, bronnen en aanwijzingen de suggestie heeft gewekt dat de informatie klopt. Ook blijken de vergaande verdachtmakingen door [geïntimeerde] volgens [appellant] uit een citaat dat de rechtbank ten onrechte niet in r.o. 2.5 van het bestreden vonnis heeft opgenomen:
Kijk naar mijn weten is dit de eerste kandidaat in Nederland die dus serieus kandidaat is, die bij een beursgenoteerde onderneming en een [Bedrijf] met een hele grote reputatie door een misdaadjournalist wordt onderzocht. Dat is naar mijn weten nog nooit voorgekomen en een Amerikaan zou zegen: I rest my case. Ik hoef er verder niks meer over te zeggen. (…)