Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
zaaknummer 200.203.204van
1.[geïntimeerde sub 1] ,
[stichting] ,
zaaknummer 200.203.227van
1.[appellant 2] ,
1.Het verdere verloop van de gedingen in hoger beroep
principaalhoger beroep tegen [appellant 1] (zaaknummer 200.203.227), geconcludeerd tot (gedeeltelijke) vernietiging van het bestreden vonnis, alsnog afwijzing van de vorderingen van [appellant 1] en - uitvoerbaar bij voorraad - toewijzing van hun vorderingen, onder veroordeling van [appellant 1] in de proceskosten, inclusief nakosten.
incidenteelhoger beroep tegen [appellant 2] , VR Bouw en Vroom Invest (zaaknummer 200.203.227) geconcludeerd tot (gedeeltelijke) vernietiging van het bestreden vonnis, alsnog - uitvoerbaar bij voorraad – (hoofdelijke) toewijzing van haar vorderingen, onder hoofdelijke veroordeling van [appellant 2] , VR Bouw en Vroom Invest in de proceskosten, inclusief nakosten en wettelijke rente.
2.De vaststaande feiten
info@vroombouw.nl(productie 11 inleidende dagvaarding) onder meer:
- Alle bedragen conform overzicht worden volledigbetaald!
- Termijn (…) begane grond wordt nu in rekening gebracht en wordt betaald uiterlijk eind wk 5.
- Vanaf volgende week liggen we telkens 1 termijn vóór welke binnen 5 werkdagen na factuurdatum worden betaald.
info@vroombouw.nlgemaild (productie 22 inleidende dagvaarding):
4.Het geschil en de beslissing in eerste aanleg
in conventiede vordering van [appellant 1] jegens VR Bouw en [appellant 2] tot betaling van een bedrag van € 278.900,00 vermeerderd met wettelijke handelsrente toegewezen, evenals de vordering van [appellant 1] jegens VR Bouw tot betaling van een bedrag van € 12.200,00 vermeerderd met wettelijke handelsrente, het meer of anders gevorderde afgewezen en [appellant 2] , [geïntimeerde sub 1] , VR Bouw, Vroom Invest en [stichting] hoofdelijk veroordeeld in de proceskosten, inclusief nakosten.
reconventieheeft de rechtbank de vordering afgewezen en [appellant 2] , [geïntimeerde sub 1] , VR Bouw, Vroom Invest en [stichting] in de proceskosten veroordeeld.
5.De motivering van de beslissing in hoger beroep
“termijn vd begane grond wordt nu in rekening gebracht en wordt betaald uiterlijk eind week 5”aldus worden begrepen dat de termijn van de begane grond van € 27.000 (exclusief btw) uiterlijk eind week 5 (zondag 2 februari 2014) door VR Bouw aan [appellant 1] voldaan moest worden, ook wanneer [appellant 1] eind week 5 nog geen factuur voor deze werkzaamheden aan VR Bouw had gezonden. Voor zover met
“wordtnuin rekening gebracht”al niet is bedoeld (en door VR Bouw zo moest worden begrepen) dat de termijn voor de begane grond (mondeling) bij de ondertekening van het voorstel afbetalingen in rekening werd gebracht (en achteraf door een factuur zou worden bevestigd), was VR Bouw gezien haar langdurige en omvangrijke verzuim gehouden deze termijn hoe dan ook uiterlijk eind week 5 te betalen en wanneer zij dat noodzakelijk vond zelf om een factuur te vragen (ook indien ervan wordt uitgegaan dat met het aangaan van het voorstel afbetalingen het verzuim van VR Bouw (formeel) was beëindigd). Omdat VR Bouw eind week 5 de termijn voor de begane grond niet had voldaan, stond het [appellant 1] vrij haar verplichtingen uit hoofde van de aannemingsovereenkomst op 4 februari 2014 op te schorten. [appellant 1] is dus niet gehouden tot vergoeding van de schade die deze opschorting mogelijk heeft veroorzaakt. Voor zover VR Bouw bedoelt te stellen dat [appellant 1] ook wanneer zij terecht haar verplichtingen had opgeschort, is tekortgeschoten met haar verplichtingen uit hoofde van de aannemingsovereenkomst door de woning met [eigenaar woning] af te bouwen, heeft zij dit onvoldoende toegelicht, in het licht van het gegeven dat VR Bouw de aannemingsovereenkomst met [appellant 1] (feitelijk) op 5 februari 2014 heeft beëindigd en [appellant 1] onvoldoende betwist heeft gesteld dat [eigenaar woning] kort daarop dat de aannemingsovereenkomst met Vroom Invest heeft beëindigd.
Vroom Investop [appellant 1] zijn, zodat deze zonder nadere toelichting (die ontbreekt) niet kunnen worden verrekend met een vordering van [appellant 1] op
VR Bouw.
6.De slotsom
principaalhoger beroep, terwijl de grieven in het
incidenteelhoger beroep gedeeltelijk slagen en gedeeltelijk falen. Het bestreden vonnis voor zover in reconventie gewezen zal worden bekrachtigd en voor zover in conventie gewezen (gedeeltelijk) worden vernietigd. De vordering van € 278.900,00 zal alsnog ook ten opzichte van Vroom Invest worden toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW. Grief 3 in het incidenteel hoger beroep (groepsaansprakelijkheid als grondslag voor aansprakelijkheid), is bij gebrek aan belang niet behandeld.
principaalhoger beroep tegen [appellant 1] (zaaknummer 200.203.227) als de (overwegend) in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten voor die procedure aan de zijde van [appellant 1] zullen worden vastgesteld op € 5.213,00 verschotten en € 5.212,27 salaris advocaat (1,33 punten x tarief € 3.919,00). Als niet weersproken zal het hof ook de gevorderde nakosten en wettelijke rente over de proceskosten zoals hierna vermeld.
incidenteelhoger beroep tegen [appellant 1] (zaaknummer 200.203.227) als de (overwegend) in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten voor in die procedure aan de zijde van [appellant 1] zijn nihil aan verschotten en € 2.606,14 salaris advocaat (1,33 punten x 0,5 x tarief € 3.919,00). Als niet weersproken zal het hof ook de nakosten en gevorderde wettelijke rente over de proceskosten toewijzen zoals hierna vermeld.