Uitspraak
Terheyl Beheer,
De Vries Beheer,
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
- de van Terheyl Beheer ontvangen akte overleggen producties van 14 november 2019;
- de van De Vries Beheer ontvangen akte overlegging productie van 14 november 2019;
- het proces-verbaal van comparitie van 28 november 2019 en de daarbij door beide partijen overgelegde aantekeningen.
3.De vaststaande feiten
‘inzake splitsing [B] en [A] ’. In dat memo is verwoord dat partijen gezamenlijke investeringen hebben in twee appartementencomplexen en dat daarnaast onder meer van belang is dat Terheyl Beheer een vordering heeft op De Vries Beheer van € 1.300.000,-.
4.Het geschil en de beslissing in eerste aanleg
primair:
5.De beoordeling van de grieven en de vordering
grief 8heeft aangevoerd, heeft zij geen belang bij een afzonderlijke bespreking van deze grief, die op zichzelf ook niet tot vernietiging van de bestreden uitspraak kan leiden.
grief 1tot uitgangspunt neemt dat de rechtbank op basis van de verzonden rentefacturen en de terugbetalingen had moeten aannemen dat tussen partijen een overeenkomst van geldlening tot stand is gekomen.
Grief 3beklaagt zich over de waardering van het bijgebrachte bewijs en
grief 4steunt op de stelling dat de rechtbank ten onrechte tot het oordeel is gekomen dat niet is komen vast te staan dat tussen partijen een geldleningsovereenkomst is gesloten. De
grieven 1 tot en met 4raken daarmee de kern van het geschil van partijen. Zij zullen gezamenlijk worden besproken.
grief 2beklaagt, is dat niet terecht.
grief 1en in zoverre ook
grief 2terecht zijn voorgesteld.
Gem. Heerlen/ Whizz Croissanterie)). In dit geval heeft wat Terheyl Beheer heeft aangevoerd en ter onderbouwing daarvan kan dienen, als in hoge mate concreet, precies en goed onderbouwd te gelden.
grieven 3 en 4slagen daarom.
grief 5betoogt Terheyl Beheer dat haar nevenvorderingen aan rente, vergoeding voor buitengerechtelijke kosten en vergoeding voor beslagkosten ten onrechte zijn afgewezen. Nu aan de afwijzing van die posten door de rechtbank niets anders ten grondslag is gelegd dan dat zij het lot delen van de afwijzing van de hoofdsom, slaagt ook deze grief.
grief 6, die zich keert tegen de veroordeling in reconventie om het in depot gestelde bedrag vrij te geven, heeft Terheyl Beheer geen belang, anders dan voor het antwoord op de vraag of zij terecht met de kosten van de daartoe gevoerde procedure in reconventie is belast. Dat belang ontbreekt immers omdat het bedrag uit depot is vrijgegeven en de vordering van Terheyl Beheer niet strekt tot herstel daarvan. Zij heeft dit kennelijk ondervangen door opnieuw conservatoir beslag te doen leggen als bedoeld in overweging 3.23.
grief 7komt Terheyl Beheer op tegen haar veroordeling in de proceskosten van de reconventie. Uit de omstandigheid dat Terheyl Beheer in hoger beroep vordert De Vries Beheer te veroordelen in de kosten van beide instanties, leidt het hof af dat Terheyl Beheer zich daarmee tevens beoogt te keren tegen haar veroordeling in de proceskosten van de conventie. In de stellingen van De Vries Beheer is geen aanwijzing te vinden dat zij dat niet heeft begrepen. Het hof gaat er daarmee vanuit dat Terheyl Beheer zich op het standpunt stelt dat niet zij maar De Vries Beheer de kosten van de procedures in conventie en in reconventie moet dragen.
Grief 7slaagt daarom.
6.De slotsom
grieven 1, 2 (deels)en
3 tot en met 5 en 7slagen, zodat de bestreden vonnissen moeten worden vernietigd.